In deze zaak heeft de kantonrechter te Eindhoven op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende in het Verenigd Koninkrijk, en Ryanair Ltd., een luchtvaartmaatschappij gevestigd in Ierland. De eiser had een vlucht geboekt van Eindhoven naar London Stansted op 23 juli 2018, welke vlucht geannuleerd werd. De eiser vorderde compensatie van € 250,- op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004, die recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht, tenzij er sprake is van buitengewone omstandigheden.
Ryanair voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, omdat het toestel moest uitwijken naar een andere luchthaven en het personeel niet meer in staat was om de vlucht uit te voeren. De kantonrechter oordeelde echter dat Ryanair niet voldoende had aangetoond dat deze omstandigheden daadwerkelijk buitengewoon waren en dat de annulering niet te vermijden was. De rechter verwierp het verweer van Ryanair en oordeelde dat de eiser recht had op de gevorderde compensatie.
Daarnaast werd er een beding in de algemene voorwaarden van Ryanair besproken, dat eiste dat een vordering eerst rechtstreeks bij de luchtvaartmaatschappij moest worden ingediend voordat juridische stappen konden worden ondernomen. De rechter oordeelde dat dit beding als oneerlijk moest worden aangemerkt, omdat het de consument belemmerde om direct naar de rechter te stappen. De rechter veroordeelde Ryanair tot betaling van de compensatie en de proceskosten aan de eiser.