Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser ontvangt vanaf 2011 van verweerder hulp bij het huishouden op grond van de Wmo middels een pgb. De laatste indicatie, waarbij het ZZP pgb-tarief was toegekend, liep af op 31 maart 2019. Eiser heeft daarom gevraagd om verlenging van zijn indicatie. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder op 19 maart 2019 een huisbezoek afgelegd bij eiser en heeft eiser op 27 maart 2019 een ingevuld PGB motivatie plan ingediend bij verweerder. Op 1 april 2019 heeft verweerder Argonaut gevraagd om een (medisch) advies uit te brengen. Argonaut heeft eiser thuis bezocht op 8 april 2019 en op 11 april 2019 advies uitgebracht. Op 25 april 2019 hebben verweerder en eiser samen een Plan van aanpak ingevuld en getekend.
2. Bij het primaire besluit 1 heeft verweerder eiser in aanmerking gebracht voor hulp bij het huishouden voor 115 minuten per week voor de periode 1 april 2019 tot en met 31 maart 2024. Eiser krijgt hulp voor zwaar huishoudelijk werk, wasverzorging, strijken en incidentele schoonmaak. Deze voorziening is toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) met een uurtarief van € 14,08 (pgb-tarief sociaal netwerk) omdat eiser de hulp ontvangt van iemand uit zijn sociaal netwerk, namelijk een buurman.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser – waarin eiser is opgekomen tegen de omvang van de hulp en (de toepassing van) het tarief – heeft verweerder op 17 juli 2019 telefonisch contact gehad met de gemachtigde van eiser en te kennen gegeven dat het voornemen bestaat een herzieningsbesluit te nemen met daarin een indicatie voor hulp bij het huishouden voor 3 uur per week tegen het pgb-tarief sociaal netwerk van € 14,08 per uur.
4. Bij het primaire besluit 2 heeft verweerder het primaire besluit 1 herzien en aan eiser hulp bij het huishouden toegekend voor 3 uur per week voor de periode 1 april 2019 tot en met 31 maart 2024. Deze voorziening is toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) met een uurtarief van € 14,08 (pgb-tarief sociaal netwerk), behoudens in de maanden april, mei en juni 2019, in welke maanden bij wijze van overgangsperiode/gewenningsperiode het ZZP pgb-tarief van € 18,02 is toegekend.
5. In reactie op het primaire besluit 2 heeft eiser verweerder bij brief van 28 augustus 2019 laten weten dat deels is tegemoetgekomen aan zijn bezwaren, maar dat het resterend punt van geschil het te hanteren pgb-tarief vanaf juli 2019 betreft. Eiser is het niet eens met de toepassing van het pgb-tarief sociaal netwerk omdat er in zijn situatie niets is veranderd ten opzichte van het toekenningsbesluit van 13 juni 2016, waarin het ZZP pgb-tarief is toegekend. Bovendien is enige motivering voor het terugkomen op het eerder ingenomen standpunt niet gegeven door verweerder en biedt het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning ’s-Hertogenbosch ook uitdrukkelijk en de mogelijkheid om de tarifering aan te passen. Voorts betaalt eiser de hulp op basis van het ZZP pgb-tarief en is hij door de tariefswijziging gedwongen de hulp een loonverlaging aan te zeggen dan wel het contract te beëindigen en een nieuwe hulp te zoeken, hetgeen onwenselijk en belastend voor hem is.
6. In het verweerschrift dat verweerder in de bezwaarfase heeft ingediend heeft verweerder zich voor wat betreft de toekenning van het pgb-tarief sociaal netwerk (vanaf 1 juli 2019) op het standpunt gesteld dat eiser huishoudelijke hulp ontvangt van een buurman, die geen ZZP’er is en niet beschikt over een KvK-nummer of AGB code. Om die reden is uitgegaan van het geldende tarief voor sociaal netwerk à € 14,08 per uur. Verweerder stelt dat de ingeschakelde hulp valt onder het sociaal netwerk van eiser. Volgens verweerder is de term ‘sociaal netwerk’ in 2017 opnieuw nader gespecificeerd en worden op grond van artikel 3.1.2. van de Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning ’s-Hertogenbosch 2017 ook buren tot het sociale netwerk gerekend en niet alleen 1e of 2e lijns familieleden. De term “sociaal netwerk” is in overeenstemming gebracht met hoe die term in artikel 1.1.1 van de Wmo is gedefinieerd en in de Memorie van Toelichting op de Wmo 2015 wordt over de term sociale relatie gezegd dat hierbij kan worden gedacht aan personen met wie de betrokkene regelmatig contacten onderhoudt, zoals buren en medeleden van een vereniging, aldus verweerder. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de hulp van eiser valt onder het sociale netwerk-criterium en dat daarom terecht het pgb-tarief sociaal netwerk is gehanteerd. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet heeft aangetoond dat dit tarief in zijn situatie niet toereikend is om passende ondersteuning in te kopen. De wens van eiser om zijn vertrouwde hulp te behouden komt geen doorslaggevende betekenis toe, aldus verweerder.
7. De commissie van advies voor de bezwaarschriften (hierna: de commissie) heeft in zijn advies van 30 oktober 2019 geadviseerd het bezwaar van eiser ongegrond te verklaren. Volgens de commissie heeft verweerder het juiste pgb-tarief gehanteerd nu de huishoudelijke hulp wordt geleverd door een buurman die behoort tot het sociaal netwerk van eiser. Deze buurman is niet als ZZP-er in de huishoudelijke hulp werkzaam noch is de buurman in loondienst bij een zorgorganisatie. De term “sociaal netwerk” is door verweerder in 2017 opnieuw gedefinieerd en anders dan voorheen vallen vanaf dat moment ook buren en niet alleen familieleden onder het begrip sociaal netwerk, aldus de commissie. Het toegekende pgb-tarief is volgens de commissie ook toereikend. Het tarief ligt ruimschoots boven het minimumloon, zodat de hulp daarmee moet kunnen worden ingekocht. Eiser heeft niet aangetoond dat dit voor hem niet mogelijk is. Tot slot is de commissie van mening dat voldoende rekening is gehouden met de situatie van eiser door een overgangsperiode van drie maanden te bieden.
8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser – dat op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht is geacht tegen het primaire besluit 2 – ongegrond verklaard, conform het advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften van 30 oktober 2019.
9. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Primair voert hij aan dat verweerder in zijn geval ten onrechte het pgb-tarief sociaal netwerk heeft gehanteerd omdat in de feitelijke situatie van eiser ten opzichte van de eerdere indicaties niets is gewijzigd en de uitleg van verweerder over het in overeenstemming brengen van het begrip sociaal netwerk met de definitie van artikel 1.1.1. van de Wmo, niet in overeenstemming is met de Wmo en nadere regelgeving. Immers, verweerder bestempelt met zijn herdefiniëring nu alle bewoners van het appartementencomplex waar eiser woont, tot zijn buren en dus ook tot personen met wie eiser een sociale relatie onderhoudt (sociaal netwerk), indien zij niet als ZZP’er in de HH werkzaam zijn of zij in loondienst van een zorgorganisatie zijn. Dit is een te ver opgerekte uitleg van artikel 1.1.1 van de Wmo, aldus eiser. Eiser stelt dat hij geen (sociale) relatie heeft met degene die nu zijn huishouden doet, maar dat deze persoon enkel voor hem 3 uur in de week als huishoudelijke hulp werkzaam is.
Subsidiair voert eiser aan dat het pgb-tarief niet toereikend is om passende ondersteuning in te kopen. Verweerder moet een belangenafweging maken omdat eiser voor het blok wordt gezet: hij moet ofwel zijn huishoudelijke hulp bewegen akkoord te gaan met loonsverlaging of hij moet zijn hulp ontslaan en een ander vinden. Dit is belastend voor eiser. Daarom had verweerder gebruik moeten maken van zijn bevoegdheid tot afwijking van het tarief. Verweerder heeft geen evenredige belangenafweging gemaakt, aldus eiser.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
11. Verweerder heeft aan eiser over de periode 1 juli 2019 tot en met 31 maart 2024 de maatwerkvoorziening “hulp bij het huishouden” toegekend voor drie uur per week, in de vorm van een pgb met een tarief van € 14,08. Verweerder heeft dit tarief gebaseerd op het tarief dat geldt voor diensten verricht door een persoon uit het sociale netwerk. Partijen zijn in de eerste plaats verdeeld over de vraag of de persoon van wie eiser hulp in de huishouding ontvangt behoort tot het sociale netwerk van eiser. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
11. Artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 definieert sociaal netwerk als: “personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt”. Uit de memorie van toelichting bij de Wmo 2015 (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 123) blijkt dat hiertoe worden gerekend de personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie regelmatig contacten worden onderhouden zoals buren, medeleden van een vereniging et cetera.
13. In paragraaf 3.1.2 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2017 ’s-Hertogenbosch staat onder het kopje
Sociaal netwerk:
“Het sociaal netwerk bestaat uit personen uit de huiselijke kring (familieleden, huisgenoten, de (voormalig) echtgenoot en mantelzorgers) en andere personen met wie de klant een sociale relatie onderhoudt. Dit laatste zijn personen met wie de klant regelmatig contacten onderhoudt, zoals bijvoorbeeld buren en medeleden van een vereniging.”
14. Uit de hiervoor genoemde bepalingen en toelichting volgt niet dat een buurman die de huishoudelijke hulp verzorgt per definitie gerekend kan worden tot personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie regelmatig contact wordt onderhouden. Voor zover verweerder – onder verwijzing naar de herdefiniëring van de term ‘sociaal netwerk’ in 2017 – wel dit standpunt heeft ingenomen, kan dit standpunt dan ook niet worden gevolgd wegens strijd met voornoemde bepalingen en toelichting. Bepalend voor de vraag of de buurman van eiser behoort tot eisers sociale netwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 is of eiser met deze persoon een sociale relatie onderhoudt. Uit de gedingstukken is de rechtbank niet kunnen blijken dat de persoon van wie eiser hulp in de huishouding ontvangt behoort tot het sociale netwerk in voornoemde zin. Dat deze persoon zijn diensten heeft aangeboden op grond van enige sociale relatie met eiser is geenszins gebleken. Eiser heeft ook uitdrukkelijk verklaard dat hij geen sociale relatie heeft met degene die zijn huishouden doet, maar dat deze persoon enkel voor hem drie uur in de week als huishoudelijke hulp werkzaam is. Het enkele feit dat de persoon van wie eiser hulp in de huishouding ontvangt een buurman van eiser is, is ontoereikend in dit verband. Nu niet is gebleken dat verweerder verder enig onderzoek heeft verricht naar de aanwezigheid (en aard) van regelmatige contacten tussen eiser en zijn buurman, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende kennis heeft vergaard over de relevante feiten zodat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Hieraan doet niet af dat eiser in het Motivatieplan Persoonsgebonden budget bij de vraag “En waar wilt u de zorg inkopen” heeft aangekruist “Eigen sociaal netwerk” en evenmin dat in het door eiser ondertekende Plan van aanpak bij “Vorm pgb” staat vermeld “PGB Sociaal Netwerk”. Dit geldt temeer nu niet is gebleken dat er in de situatie van eiser iets is gewijzigd ten opzichte van het voorgaande toekenningsbesluit waarin het ZZP pgb-tarief is toegekend. Bovendien heeft te gelden dat eiser in het Plan van aanpak onder het kopje “Toelichting” heeft aangegeven dat het door verweerder genoemde tarief van €14,09 te laag is.
15. De rechtbank vindt voor haar oordeel steun in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 november 2019, waarin eveneens is geoordeeld dat niet is kunnen blijken dat de persoon van wie de betrokkene hulp in de huishouding ontvangt behoort tot het sociale netwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015. Bij deze uitspraak is de door verweerder in de onderhavige zaak genoemde uitspraak van de rechtbank Zeeland-West Brabant van 20 maart 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:1174) vernietigd. 16. Nu de beroepsgrond over de toepassing van het juiste tarief slaagt, behoeft de beroepsgrond dat het toegekende tarief ontoereikend is om de huishoudelijke hulp in te kopen geen nadere bespreking.
17. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover daarin aan eiser per juli 2019 een pgb is verstrekt op basis van het tarief voor huishoudelijke hulp die wordt geleverd door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk van eiser (€ 14,08 per uur). Gelet op het bepaalde in de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente ’s-Hertogenbosch (artikel 5.2, tweede lid), was het voor verweerder aangewezen om de persoon van wie eiser de huishoudelijke hulp ontvangt, aan te merken als ZZP’er in de zin van artikel 2.2, tweede lid, van het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning ’s-Hertogenbosch 2019. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en bepalen dat aan eiser alsnog van 1 juli 2019 tot en met 31 maart 2024 in aanmerking komt voor een pgb op basis van drie uur huishoudelijke hulp per week op basis van het tarief voor een ZZP’er, namelijk € 18,02 per uur.
18. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank verweerder opdragen om aan eiser het griffierecht te vergoeden.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,00 en een wegingsfactor 1).