ECLI:NL:RBOBR:2021:375

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
SHE 19/2719 en 19/2957
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van omgevingsvergunning voor motorcross circuit in Valkenswaard wegens onvoldoende milieuneutrale wijziging en stikstofdepositie

Op 29 januari 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaken SHE 19/2719 en SHE 19/2957, betreffende een omgevingsvergunning voor het motorcross circuit aan de Victoriedijk te Valkenswaard. De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar tegen de verlening van de omgevingsvergunning vernietigd, omdat onvoldoende is onderzocht of de wijziging van het circuit milieuneutraal is. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de stikstofdepositie ten opzichte van de uitgangssituatie is afgenomen, wat in strijd is met de Wet natuurbescherming. De rechtbank heeft de last onder dwangsom die aan de motorvereniging was opgelegd, in stand gelaten.

De zaak betreft een verzoek van de Vereniging [naam] en andere eisers om handhavend op te treden tegen het gebruik van het Eurocircuit voor motorcross en autorallysport. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers belanghebbenden zijn en dat hun beroep gegrond is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers recht hebben op vergoeding van het griffierecht, terwijl het beroep van de motorvereniging ongegrond is verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van milieueffecten bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral in het licht van de bescherming van Natura 2000-gebieden. De rechtbank heeft de noodzaak van een gedegen AERIUS-berekening onderstreept, die ontbreekt in de besluitvorming van verweerder. De uitspraak is een belangrijke stap in de bescherming van de natuur en de leefomgeving van omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 19/2719 en SHE 19/2957

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 januari 2021 in de zaken tussen

1. Vereniging [naam] en [naam] en [naam],
te Valkenswaard, eisers 1,
(gemachtigde: drs. [naam] ),
2.
Motorvereniging Valkenswaard(MVV)
en Motorsportstichting Valkenswaard(MS),
te Valkenswaard, eisers 2,
(gemachtigde: mr. W. Krijger)
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder,

(gemachtigde: E.L.A. Kramer).
Eisers hebben over en weer als belanghebbende deelgenomen. Als derde-partij heeft aan de zaak van eisers 1 (SHE 19/2719) verder deelgenomen:
Nederlandse Rallycross Vereniging, (NRV) te Eersel, (gemachtigde: [naam] ). Het
college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard(gemachtigde: mr. S.M.P. Looijmans) heeft als derde-partij aan beide zaken deelgenomen.

Procesverloop

In het besluit van 13 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het verzoek van eisers 1 om handhavend op te treden ten aanzien van het gebruik van het Eurocircuit te Valkenswaard voor motorcross en autorallysport wegens overtreding van de Wet natuurbescherming (Wnb). Verweerder heeft het verzoek afgewezen, voor zover dit was ingediend door de Vereniging [naam] ( [naam] en buiten behandeling gesteld, voor zover dit was ingediend door [naam] en [naam] ( [naam] en [naam] ).
Op 10 oktober 2019 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van [naam] gegrond verklaard, het primaire besluit van 13 maart 2019 herroepen en besloten alsnog positief te beslissen op het handhavingsverzoek. Het bezwaar van [naam] en [naam] heeft verweerder niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers 1 hebben op 18 oktober 2019 beroep ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op het verzoek om handhaving. Dat is geregistreerd onder zaaknummer SHE 19/2719.
Bij besluit van 18 oktober 2019 (bestreden besluit 2) heeft verweerder aan MVV een last onder dwangsom opgelegd vanwege het niet beschikken over een vergunning op grond van de Wnb voor het gebruik van en de activiteiten op de motorcrossbaan op het Eurocircuit.
Eisers 2 hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Dat is geregistreerd onder zaaknummer SHE 19/2957. Eisers 1 hebben hun beroep tegen het bestreden besluit 1 aangevuld met inhoudelijke gronden over het bestreden besluit 2.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Op 24 juni 2020 is een online inlichtingencomparitie gehouden, waarbij de rechter-commissaris heeft gesproken met de gemachtigden van eisers 1 en eisers 2, de gemachtigde van verweerder, de gemachtigde van derde-partij en de gemachtigde van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard (B&W). Van de inlichtingencomparitie is een proces-verbaal opgemaakt.
De zaken zijn vervolgens samen met de zaken SHE 20/1444, SHE 20/1982 en SHE 20/2021 behandeld op de zitting van 3 november 2020. Eisers [naam] en [naam] zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde, die tevens namens [naam] het woord heeft gevoerd. Voor eisers 2 zijn [naam] en [naam] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De gemachtigde van NRV heeft online deelgenomen. De gemachtigde van B&W is ook verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. In deze uitspraak zet de rechtbank eerst de feiten op een rij. Daarna behandelt de rechtbank enkele formele punten. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of verweerder het bestreden besluit kon nemen.

Feiten

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
  • Op het terrein aan de [adres] , bij en gedeeltelijk op de voormalige vuilstort, liggen een autorallycircuit en een motorcrosscircuit. Op 31 augustus 1993 heeft verweerder aan MVV een Hinderwetvergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting tot het beoefenen van de motorsport op het motorsportcircuit op deze locatie. Deze vergunning ziet op de zandbaan met bijbehorende voorzieningen. Bij de vergunning voor het motorcrosscircuit hoort een tekening waarop is weergegeven hoe het terrein is ingericht. Op dezelfde datum heeft verweerder aan de NRV een Hinderwetvergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting tot het beoefenen van de autorallysport op het Eurocircuit. Beide vergunningen zijn gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Aan de Hinderwetvergunning voor het motorcrosscircuit zijn geluidsvoorschriften verbonden. Er zijn grenswaarden gesteld aan het geluid van de omroep- en muziekinstallatie en aan het geluid van de activiteiten en installaties binnen de inrichting indien er geen sprake is van een motorcross of training. Er zijn géén doelvoorschriften gesteld aan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting in verband met het gebruik van het circuit door crossmotoren bij wedstrijden of trainingen. Er zijn slechts voorschriften opgenomen voor het type crossmotor bij wedstrijden en de openingstijden van het circuit. Ter plaatse van de twee circuits geldt het bestemmingsplan “Buitengebied 1977”, dat op 26 juni 1986 onherroepelijk is geworden. Op de gronden rusten de bestemmingen “Crossterrein” (artikel 34 van de planregels), “Voorlopig zandwinning/vuilstort; definitief crossterrein” (artikel 35) en “Voorlopig zandwinning/vuilstort; definitief bos” (artikel 36).
  • In het verleden zijn meerdere verzoeken om handhaving ingediend, onder andere door eisers 1. Deze verzoeken hebben geleid tot uitspraken van deze rechtbank en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). In de uitspraak van
  • Op 3 februari 2017 heeft [naam] verweerder gevraagd om handhavend op te treden ten aanzien van het gebruik van het Eurocircuit door de inrichting voor motorcross en de inrichting voor autorallycross vanwege overtreding van de Wnb. Bij besluit van 13 april 2017 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Bij besluit van 5 december 2017 heeft verweerder het bezwaar van [naam] tegen het besluit van 13 april 2017 gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard en het besluit van 13 april 2017 in stand gelaten. Tegen het besluit op bezwaar van
  • Deze rechtbank heeft een omgevingsvergunning voor het gebruik in strijd met het bestemmingsplan van onder meer het motorcrosscircuit voor de Dakar Pre-proloog vernietigd in haar uitspraak van 23 maart 2019 (ECLI:NL:RBOBR:2019:1667). In deze uitspraak overwoog de rechtbank dat de Dakar Pre-proloog wordt gehouden in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo en kon de rechtbank niet op voorhand uitsluiten dat tijdens de Dakar Pre-proloog de geluidsvoorschriften J1, J3, J4, J5 en J7 van beide Hinderwetvergunningen worden overschreden.
- Eisers [naam] en [naam] wonen in de directe omgeving van de beide circuits. MVV heeft op 13 september 2019 een aanvraag ingediend voor een milieuneutrale wijziging van de Hinderwetvergunning voor het motorcrosscircuit. Bij besluit van 4 november 2019 heeft B&W een omgevingsvergunning verleend voor een milieuneutrale verandering van een inrichting, te weten de motorcrossbaan op het perceel kadastraal bekend gemeente Valkenswaard, [perceel] , plaatselijk bekend [adres] . Bij besluit van 12 mei 2020 heeft BW de bezwaren van [naam] en [naam] deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Het hiertegen gerichte beroep van onder meer [naam] en [naam] is geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/1444.
  • MVV heeft op 28 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een vergunning op basis van de Wnb. Bij besluit van 15 juni 2020 heeft verweerder aan MVV op grond van
  • [naam] heeft verweerder op 26 september 2019 in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar tegen het primaire besluit.
Formele punten
3. In deze zaak speelt een aantal formele punten. Die worden hieronder behandeld.
4.1
De eerste vraag is of MS als belanghebbende kan worden aangemerkt. Bestreden besluit 2 richt zich tot MVV en niet tot MS. Het bestreden besluit 1 richt zich ook niet tot MS. De rechtbank is van oordeel dat MS slechts een afgeleid belang heeft en niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Haar beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2
Op het moment dat de zitting werd gehouden waren er twee ontwikkelingen. Als gevolg van de corona uitbraak wordt er niet gecrosst. Bovendien is het motorcrosscircuit gewijzigd en ligt het circuit nu weer op de plek zoals vergund in de Hinderwetvergunning uit 1993. In zoverre kan er geen overtreding plaatsvinden van de opgelegde last en kan er ook geen dwangsom worden verbeurd. De rechtbank is van oordeel dat MVV desondanks nog wel een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep tegen bestreden besluit 2. MVV heeft aangegeven dat zij kosten heeft moeten maken om het circuit te verleggen en dat zij een verlies van inkomsten heeft gehad. In haar beroep heeft MVV aangevoerd dat ook ten tijde van het nemen van bestreden besluit 2 (toen het circuit nog niet was verlegd) geen sprake was van een overtreding. De rechtbank zal het beroep van MVV daarom inhoudelijk behandelen.
4.3
Verweerder stelt dat eisers [naam] en [naam] niet zijn aan te merken als belanghebbenden. De rechtbank is echter van oordeel dat zij in de directe omgeving wonen van het circuit en gevolgen van enige betekenis ondervinden als gevolg van het gebruik van het circuit. Ze zijn daarom wel belanghebbenden. De vervolgvraag is of de norm waar deze eisers zich op beroepen (artikel 2.7, eerste lid van de Wnb) strekt tot bescherming van de belangen van deze eisers. Desgevraagd hebben zij ter zitting aangegeven dat zij mogelijk ongeveer 600 meter afstand van het Natura 2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux” wonen en op 300 meter van De Malpie. In onder meer de overzichtsuitspraak van
11 november 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2706) heeft de Afdeling geoordeeld dat een natuurlijke persoon in rechte niet kan opkomen voor een algemeen belang. Indien een natuurlijke persoon zich beroept op de bepalingen van de Wnb die strekken tot de bescherming van de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied, beroept hij zich op een algemeen belang. De individuele belangen van een natuurlijke persoon bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, kunnen echter zo verweven zijn met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen. Deze situatie doet zich concreet voor ingeval het betreffende gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van appellant. In dat geval raakt de aantasting van het gebied immers ook zijn belang bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving. Dat is hier echter niet aan de orde gelet op de ligging van het Natura 2000-gebied. De enkele omstandigheid dat eisers [naam] en [naam] het gebied vanuit hun perceel kunnen zien liggen is onvoldoende. De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar van [naam] en [naam] ten onrechte
niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij zijn wel belanghebbende bij het besluit. Hun beroep is daarom gegrond. Dit betekent dat verweerder alsnog een inhoudelijk besluit op het bezwaar van [naam] en [naam] zal moeten nemen. Hierbij speelt het relativiteitsvereiste geen rol. Een beroep van eisers [naam] en [naam] tegen een inhoudelijk besluit kan echter niet leiden tot vernietiging van dit inhoudelijke besluit vanwege het relativiteitsvereiste.
4.4
Eisers 1 hebben verder beroep ingesteld omdat er niet tijdig is beslist op het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving ten aanzien van het gebruik van het motorcrosscircuit en het rallycrosscircuit in strijd met artikel 2.7 van de Wnb. Zij stellen in dit kader dat het bestreden besluit van 10 oktober 2019 geen volledig besluit is omdat in dat besluit het bezwaar weliswaar gegrond wordt verklaard maar niet tegelijkertijd een last wordt opgelegd vanwege het gebruik van het motorcrosscircuit en het rallycrosscircuit in strijd met artikel 2.7 van de Wnb.
4.5
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit al op 10 oktober 2019 wordt aangekondigd. Op dat moment was het besluit nog niet volledig, omdat verweerder geen handhavingsbesluit had genomen. Het besluit op bezwaar is gecompleteerd met de beslissing van 18 oktober 2019, waarbij een definitieve last onder dwangsom is opgelegd. Er is sprake van verlengde besluitvorming. Met andere woorden, bestreden besluit 1 en bestreden besluit 2 zijn samen één besluit. De beslissing van 18 oktober 2019 is geen besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit besluit is zeven dagen te laat genomen. Omdat pas met dit besluit de besluitvorming ten aanzien van het motorcrosscircuit volledig is, is verweerder een dwangsom verschuldigd.
4.6
Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder in of na het bestreden besluit van 18 oktober 2019 geen handhavingsbesluit heeft genomen ten aanzien van het verzoek met betrekking tot het rallycrossterrein. In het besluit van 10 oktober 2019 wordt het primaire besluit van verweerder herroepen. Hierin maakt verweerder geen onderscheid tussen het verzoek om handhaving ten aanzien van het motorcrosscircuit en het verzoek om handhaving ten aanzien van het rallycrosscircuit. Verweerder heeft vervolgens alleen een voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom verstuurd aan NRV.
4.7
Verweerder merkt hierover op dat in het bezwaarschrift of in het advies van de provinciale Hoor- en adviescommissie geen enkel argument is te ontdekken waarom in geval van het rallycross circuit er gewijzigde feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om anders te beslissen dan in het besluit op bezwaar van 5 december 2017. Naar het oordeel van de rechtbank kan het besluit van 10 oktober 2019 niet anders worden gelezen dan dat ook de afwijzing van het verzoek met betrekking tot het rallycrossterrein wordt herroepen, ook al wordt niet gemotiveerd hoe en waarom verweerder tot deze beslissing is gekomen. Deze lezing van het besluit van 10 oktober 2019 wordt bevestigd door het feit dat verweerder een voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom heeft verstuurd aan NRV. Nu verweerder hierna niets heeft gedaan, moet het ervoor worden gehouden dat verweerder op
10 oktober 2019 een onvolledige beslissing op bezwaar heeft genomen die niet is aangevuld. Met andere woorden, verweerder heeft geen besluit genomen. Het beroep niet tijdig beslissen is daarom terecht ingesteld. Verweerder is de maximale dwangsom verschuldigd wegens het niet tijdig beslissen van € 1.442,00.
4.8
De rechtbank begrijpt uit verweerders opmerking in het verweerschrift dat hij van mening is dat het bezwaar tegen het afwijzen van het verzoek om handhaving met betrekking tot het rallycross circuit ongegrond is. Echter, verweerder merkt ook op dat na de uitspraak van Afdeling van 29 mei 2019 met betrekking tot de Programmatische aanpak stikstof (ECLI:NL:RVS:2019:1603) sprake is van een andere situatie ten aanzien van handhaving op basis van de Wnb. Hieruit begrijpt de rechtbank dat verweerder niet op voorhand uitsluit dat hij het verzoek om handhaving met betrekking tot het rallycross circuit wil afdoen met uitsluitend een verwijzing naar het besluit op bezwaar van 5 december 2017 met toepassing van artikel 4:6 van de Awb. De rechtbank volstaat daarom met een vernietiging van het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op het besluit van 10 oktober 2019 tot herroeping van de afwijzing van het verzoek om handhaving met betrekking tot het rallycross circuit omdat na de herroeping geen volledig besluit is genomen. Hetgeen eisers 1 overigens hebben aangevoerd behoeft hierna geen verdere bespreking
5.1
MVV voert aan dat zij in strijd met artikel 7:2 van de Awb niet is gehoord in de bezwaarprocedure van eisers 1 tegen het primaire besluit.
5.2
Verweerder erkent dat MVV niet is gehoord. Hij verzoekt dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
5.3
Deze beroepsgrond is terecht aangevoerd. De rechtbank is echter van oordeel dat MVV niet in haar belangen is geschaad als gevolg van het gebrek en passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Deze beroepsgrond leidt daarom niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
6.1
MVV vindt het niet inzichtelijk dat sprake is van een project dat kan leiden tot gevolgen voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied omdat de AERIUS-berekening niet is bijgevoegd. MVV merkt hierbij op dat haar activiteiten vergunningvrij zijn omdat deze reeds zijn vergund in een Hinderwetvergunning van voor de referentiedatum van het betreffende Natura 2000-gebied en dat sprake is van bestaand gebruik als bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, van de Wnb. Verweerder heeft niet onderbouwd dat als gevolg van de beperkte wijzigingen een hogere stikstofdepositie plaatsvindt.
6.2
Verweerder heeft geen AERIUS-berekening gehecht aan het bestreden besluit. Volgens verweerder is duidelijk dat een stikstofdepositie plaatsvindt die hoger is dan 0,00 N/ha/jr op het Natura 2000-gebied en dat een vergunning op basis van de Wnb is vereist. De baan is gewijzigd na de verlening van de Hinderwetvergunning waardoor geen sprake kan zijn van een ongewijzigde voortzetting van het gebruik. Gelet op de overschrijding van de kritische depositiewaarde van de stikstofgevoelige habitattypes in het gebied en het feit dat er depositie is door de activiteiten van MVV kunnen significante gevolgen voor het gebied niet op voorhand worden uitgesloten. Verweerder is van mening dat MVV maar moet onderbouwen dat er geen wijziging van de depositie plaatsvindt.
6.3
Ingevolge artikel 2.9, tweede lid, van de Wnb zoals dat luidde ten tijde van het bestreden besluit is het verbod, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, niet van toepassing op andere handelingen als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel b, die op de referentiedatum bekend waren, of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn bij het bestuursorgaan dat bevoegd is voor de verlening van de vergunning, en die handelingen sindsdien niet of niet in betekenende mate zijn gewijzigd. Met ingang van 1 januari 2020 is artikel 2.9, tweede lid, van de Wnb gewijzigd. Nu is het verbod, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, niet van toepassing op projecten, behorende tot door provinciale staten bij verordening of, indien dat in het algemeen belang geboden is, bij ministeriële regeling aangewezen categorieën van projecten, indien ten aanzien van het project is voldaan aan bij of krachtens die verordening of bij ministeriële regeling gestelde regels. Dat is in deze zaak echter niet van belang omdat de rechtbank het bestreden besluit 2 beoordeelt op basis van de oude tekst van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb die gold ten tijde van het bestreden besluit 2 zelf.
6.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit 2 terecht heeft opgemerkt dat geen sprake is van een situatie die niet of niet in betekende mate is gewijzigd na de referentiedatum. Ten tijde van het bestreden besluit was het circuit gewijzigd ten opzichte van het circuit dat is vergund in de Hinderwetvergunning van 1993. Bovendien werden er evenementen gehouden die niet waren vergund in 1993 waaronder de Dakar Pre Proloog. Dat staat vast. MVV heeft zelf een omgevingsvergunning aangevraagd voor het wijzigen van het circuit zoals vergund in de Hinderwetvergunning van 1993. Het is aan MVV om aannemelijk te maken dat de wijzigingen in het gebruik geen significante effecten hebben. De rechtbank benadrukt hierbij dat zij het bestreden besluit 2 toetst aan de oude tekst van artikel 2.9, tweede lid, van de Wnb zoals deze op dat moment luidde. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.1
MVV is van mening dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten te onderzoeken of sprake was van een concreet zicht op legalisatie en had moeten wachten totdat een aanvraag was ingediend en een besluit op deze aanvraag was genomen.
7.2
Verweerder merkt hierover op dat MVV ten tijde van het bestreden besluit geen vergunning op basis van de Wnb had aangevraagd.
7.3
MVV heeft op 28 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een vergunning op basis van de Wnb. Nu MVV ten tijde van het bestreden besluit geen aanvraag had ingediend, is geen sprake van een concreet zicht op legalisatie. Verweerder heeft hier ook geen nader onderzoek naar hoeven te doen. Verweerder kan immers niet uit eigen beweging invullen welke activiteiten MVV mag ontplooien. Evenmin hoeft verweerder af te wachten of een aanvraag wordt ingediend en wat de uitkomst van de vergunningsprocedure is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.1
MVV wijst op de Grand Prix die zou worden gehouden en stelt dat zij een zwaarwegend belang heeft om dit internationaal bekende evenement te laten doorgaan. Zij vindt het erg ongelukkig dat de geboden begunstigingstermijn afloopt voordat de Grand Prix wordt gehouden.
8.2
Verweerder heeft wel aangegeven dat hij de begunstigingstermijn had kunnen heroverwegen als MVV een aanvraag had ingediend.
8.3
De rechtbank is van oordeel dat de geboden begunstigingstermijn lang genoeg is om een aanvraag in te dienen. MVV heeft een aanvraag ingediend voor het einde van de begunstigingstermijn. Deze was echter onvolledig en heeft niet geleid tot een verlenging van de begunstigingstermijn. De rechtbank is van oordeel dat dit euvel voor rekening van MVV dient te komen. Verweerder heeft hierin geen aanleiding hoeven zien om de begunstigingstermijn te verlengen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
9. Het beroep van eisers 1 is gegrond. Het bestreden besluit 1 wordt vernietigd voor zover het bezwaar namens eisers [naam] en [naam] niet-ontvankelijk is verklaard en voor zover hierin is besloten de afwijzing van het verzoek om handhaving met betrekking tot het rallycrossterrein te herroepen zonder hierna tevens handhavend op te treden tegen het rallycrossterrein. De rechtbank stelt de dwangsom wegens het niet tijdig beslissen vast op een bedrag van € 1.442,00 en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers 1 voor zover het bestreden besluit is vernietigd, binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak. De rechtbank verklaart het beroep van MS niet-ontvankelijk en het beroep van MVV ongegrond.
10. Omdat de rechtbank hun beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers 1 het door hen betaalde griffierecht vergoedt. Omdat niet is gebleken van beroepsmatig verleende rechtsbijstand of overige onkosten, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eisers 1 tegen bestreden besluit 1 gegrond;
  • vernietigt bestreden besluit 1 voor zover het bezwaar van eisers [naam] en [naam] niet-ontvankelijk is verklaard en voor zover hierin is besloten de afwijzing van het verzoek om handhaving met betrekking tot het rallycrossterrein te herroepen zonder hierna tevens handhavend op te treden tegen het rallycrossterrein;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit op het bezwaar van eisers 1 te nemen met betrekking tot het bestreden besluit voor zover het is vernietigd binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak;
  • verklaart het beroep van MS niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van MVV ongegrond;
  • stelt de dwangsom wegens niet tijdig beslissen op het bezwaar van eisers 1 vast op een bedrag van € 1.442,00;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,00 aan eisers 1 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. A.G.M. Willems, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 29 januari 2021.
griffier voorzitter
De secretaris is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Artikel 2.7 tweede lid Wnb (na 1 januari 2020)

Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.

Artikel 2.7 tweede lid Wnb (voor 1 januari 2020)

Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.