ECLI:NL:RBOBR:2021:299

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
20/3406
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op basis van de Opiumwet wegens strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot synthetische drugs

Op 28 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een gezin met minderjarige kinderen, een voorlopige voorziening vroegen tegen de sluiting van hun woning op grond van de Opiumwet. De burgemeester van Waalre had op 1 december 2020 besloten om de woning en bijbehorende erven te sluiten voor een periode van zes maanden, omdat er aanwijzingen waren dat er strafbare voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs plaatsvonden. Dit besluit volgde op eerdere bestuurlijke controles waarbij gevaarlijke stoffen en voorwerpen waren aangetroffen die in verband konden worden gebracht met de productie van drugs.

Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij in hun woning konden blijven wonen totdat er op het bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de sluiting van de woning grote gevolgen zou hebben voor de verzoekers en hun kinderen. De burgemeester had echter voldoende onderbouwd dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen, zoals jerrycans met isopropylalcohol en een rvs kookpan, bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat de sluiting ook noodzakelijk en evenredig was, ondanks de aanwezigheid van minderjarige kinderen in de woning.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waarmee de sluiting van de woning voor zes maanden werd gehandhaafd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de burgemeester om de openbare orde te handhaven en de veiligheid van de omgeving te waarborgen, ook al heeft dit ingrijpende gevolgen voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/3406
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 januari 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam] en [naam] , in [woonplaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. M.J. van de Laar),
en
de burgemeester van Waalre, de burgemeester
(gemachtigden: mr. D.A. Roelse en H. Klaassen).

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2020 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b juncto artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3°, van de Opiumwet de woning en bijbehorende erven aan de [adres] (hierna: het perceel) met ingang van 15 december 2020 voor zes maanden te sluiten.
Verzoekers hebben op 7 december 2020 tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt bij de burgemeester. Tevens hebben zij op 7 december 2020 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het bestreden besluit wordt geschorst totdat de burgemeester heeft beslist op het bezwaar.
De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank op 8 december 2020 laten weten dat hij bereid is de sluiting van het perceel op te schorten tot twee weken na de uitspraak van de
de voorzieningenrechter.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 14 januari 2021. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar, kantoorgenoot van de gemachtigde van verzoekers. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. De relevante regelgeving is opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
De feiten
2.1
Verzoekers wonen met hun drie schoolgaande kinderen van 15, 9 en 6 jaar in genoemde woning, zijnde een woonwagen.
2.2
Bij besluit van 8 oktober 2019 heeft de burgemeester besloten om een bijgebouw op het perceel op grond van artikel 13b juncto artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3°, van de Opiumwet met ingang van 16 oktober 2019 voor 12 maanden te sluiten. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een bestuurlijke controle van het perceel op 3 september 2019. Bij uitspraak van 14 november 2019 (SHE 19/2671) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekers om het besluit van 8 oktober 2019 te schorsen totdat de burgemeester heeft beslist op het door hen tegen dat besluit gemaakte bezwaar afgewezen. Bij besluit van 20 februari 2020 heeft de burgemeester het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard. Het daartegen door verzoekers ingestelde beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 28 december 2020 (SHE 20/797) ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben verzoekers hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). De Afdeling heeft nog niet op het hoger beroep beslist.
2.3
In een bestuurlijke rapportage van 22 juli 2020 heeft de politie vermeld dat op 14 juli 2020 tijdens een bestuurlijke controle in de schuur op het perceel de volgende stoffen en voorwerpen zijn aangetroffen:
  • 14 jerrycans van 20 liter, waarvan een aantal gevuld met isopropylalcohol;
  • een roestvrijstalen (rvs) kookketel;
  • een gasbrander;
  • twee gasmaskers;
  • een maatbeker;
  • diverse tuinslangen.
Een Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) van de brandweer heeft geconstateerd dat de gasmaskers, de maatbeker en de tuinslangen roken naar amfetamine. Tijdens de controle zijn foto’s gemaakt. Deze foto’s zijn voorgelegd aan een politiefunctionaris (Eenheid Oost-Brabant) die deskundig is op het gebied van de productie van diverse synthetische drugs en de daarvoor benodigde stoffen en hardware. Deze deskundige heeft over haar bevindingen het volgende verklaard (bijlage 1 van de bestuurlijke rapportage van 22 juli 2020):

“Foto’s aanleiding

Op 14 juli 2020 ontving ik van een collega een drietal foto’s met daarbij de vraag of ik dit goed herkende vanuit de synthetische drugs productie. Dit zijn de foto’s 1 tot en met 3 in de fotomap. De collega vertelde hierbij dat hij vanuit de kist een sterke zoete chemische geur rook. De gascilinder in de bak was deels rood van kleur. Ik zag dat het opschrift betrof “Ammonia”. Ik zag bij de hals van de cilinder dat er een gele rand zichtbaar werd, dit is goed zichtbaar op foto 3. Ik herkende rode gascilinders in relatie tot de synthetische drugs als gascilinders met waterstofgas. Ik weet dat ammonia doorgaans in gele gascilinders zit. In relatie tot de zoete chemische geur die geroken werd had ik de indruk dat het kon gaan om een gascilinder met als inhoud waterstofgas. Waterstofgas is benodigd bij de productie van de synthetische drug MDMA, de werkzame stof in XTC. Waterstof is zeer brandbaar en past niet bij enig normaal huishoudelijk en/of bedrijfsmatig gebruik.

Foto’s aangetroffen goederen

Op foto 4 is een nieuwe grote kookpan zichtbaar. Dit soort kookpannen zijn, zogenaamde “horecapannen” kennen geen normaal huishoudelijk gebruik. Daar zijn zij doorgaans te groot voor. Bij de productie van de precursor PMK, de verboden hoofdgrondstof van MDMA, worden dergelijke “horecapannen” veelvuldig gebruikt. Op foto 5 is een etiket zichtbaar zoals deze op 14 jerrycans met inhoudsmaat 25 liter hadden. Deze waren “al dan niet nog gevuld” zoals mij werd verteld. Isopropylalcohol is een algemene stof die vooral industrieel gebruikt wordt als oplosmiddel.
Het is een stof die ook veelvuldig gebruikt wordt bij de productie van synthetische drugs, onder meer methamfetamine en MDMA, maar ook bij het terugwinnen van cocaïne uit een dragermateriaal.

Overige aangetroffen goederen

Later werd mij tevens verteld dat er een maatbeker werd aangetroffen die rook naar synthetische drugs, een tuinslang die rook naar synthetische drugs, twee gasmaskers en een gasbrander. Genoemde goederen worden vaker aangetroffen op locaties waar synthetische drugs worden geproduceerd. Het zijn goederen die legaal zijn, maar veelvuldig gebruikt worden voor diverse handelingen op productielocaties. Denk bij een tuinslang aan het transporteren van vloeistoffen, de maatbeker voor het “afscheppen” van de olie, gasmaskers ter bescherming van de gezondheid en de gasbrander, veelal varianten waaruit groot open vuur ontstaat, om hardware te verhitten. Vooral de kenmerkende geur die hier vanavond komt zou betekenen dat dit ook daadwerkelijk gebruikt is bij de productie of bewerking van synthetische drugs.

Conclusie

Gezien de aangetroffen situatie in combinatie met de antecedenten van de bewoner en de in september 2019 aangetroffen situatie op het genoemde adres, is het aannemelijk dat genoemde goederen bestemd waren en al gebruikt zijn bij de productie van synthetische drugs wat zou kunnen duiden op het voorhanden hebben van voorwerpen en/of stoffen waarvan men weet of redelijkerwijs kan weten dat dit bestemd is tot het produceren van harddrugs.”

2.4
In een aanvullende bestuurlijke rapportage van 29 september 2020 heeft de politie over de bestuurlijke controle op 14 juli 2020 , voor zover van belang, het volgende vermeld:
“De reden van het opstellen van een aanvulling op de bestuurlijke rapportage is, omdat de gemeente Waalre meer zicht wil krijgen op de gevaarzetting van de aangetroffen situatie op het perceel (…). Daarnaast troffen wij in een schuur 14 jerrycans met brandbare vloeistof, een kookpan, een brander, een gasmasker en een maatbeker ruikend naar chemische amfetamine lucht. De gehele schuur stonk naar deze chemische lucht en op het moment wanneer verbalisanten daar enkele tellen binnen stonden, voelden ze hun ogen prikken en sloeg de geur op hun adem. De reactie van de verbalisanten was om direct de schuur te verlaten, om frisse lucht te krijgen. De schuur was niet afgesloten en al deze goederen en vloeistoffen lagen voor het grijpen door iedereen die de schuur zou betreden. Dit is een gevaarlijke situatie voor zowel hoofdbewoners, de kinderen die niet weten wat de gevaarzetting daar is, als omwonenden. Tevens troffen wij in deze schuur onder andere kinderfietsen aan, wat er op zou kunnen duiden dat kinderen daar naar binnen gingen om hun fiets te pakken.”
2.5
Bij brief van 20 augustus 2020 heeft de burgemeester verzoekers laten weten dat hij van plan is de woning en bijbehorende erven voor zes maanden te sluiten. Hierop hebben verzoekers op 31 augustus 2020 een zienswijze gegeven.
Het standpunt van de burgemeester
3. De burgemeester heeft aan de sluiting het volgende ten grondslag gelegd. Hij vindt dat in dit geval sprake is van voorbereidende handelingen zoals bedoeld in artikel 13b juncto artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3°, van de Opiumwet. Er waren voorwerpen voorhanden ten aanzien van middelen in lijst I, waarvan verzoekers weten of ernstige reden moeten hebben om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor het plegen van het feit, als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Gezien de op 14 juli 2020 aangetroffen situatie, in combinatie met de in september 2019 aangetroffen situatie, op grond waarvan het bijgebouw op het perceel op grond van de Opiumwet al voor een periode van twaalf maanden is gesloten, is het aannemelijk dat genoemde goederen bestemd waren en gebruikt zijn bij de productie van synthetische drugs. Verder heeft de burgemeester bij de besluitvorming betrokken dat verzoeker [naam] bekend is bij de politie en diverse antecedenten heeft, onder andere op het gebied van de Opiumwet. De burgemeester vindt dat er geen sprake is van een situatie waarin handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van handhavend optreden behoort te worden afgezien. De burgemeester vindt de geconstateerde situatie absoluut ontoelaatbaar en ook op geen enkele wijze te accepteren. Sluiting van de woonwagen en bijbehorende erven dient er volgens de burgemeester toe om de verstoring van de openbare orde te beëindigen, de kans op verstoringen van de openbare orde te verkleinen, de rust in de omgeving te doen wederkeren, de veiligheid van bezoekers, passanten en omwonenden te waarborgen, dan wel te beschermen en om een signaal af te geven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn. Van omstandigheden op grond waarvan van een sluiting dan wel ander handhavend optreden moet worden afgezien, is volgens de burgemeester geen sprake.
Het standpunt van verzoekers
4. Verzoekers vinden dat de burgemeester niet bevoegd is om op basis van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet handhavend op te treden. Verzoekers bestrijden dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen. Verzoekers bestrijden niet dat op het perceel 14 jerrycans met de stof isopropylalcohol, een rvs-kookpan, een gasbrander, twee gasmaskers, een maatbeker en tuinslangen zijn aangetroffen. Verzoekers betwisten echter dat deze stof en die voorwerpen, die wettelijk gezien niet verboden zijn, zijn gebruikt voor het maken van synthetische drugs. Verzoeker [naam] heeft de jerrycans isopropylalcohol gekocht om deze met winst te verkopen. Isopropylalcohol wordt namelijk gebruikt als handgel tegen het coronavirus. De kookpan is aangeschaft voor het maken van soep. De gasbrander is aangeschaft voor gebruik op de camping. De gasmaskers worden door verzoeker [naam] gebruikt bij het spuiten met chemische middelen op het perceel en het perceel van de buren. De maatbeker wordt gebruikt voor het gieten van mengsmering in de kinderquad die in de schuur staat. Ten slotte worden de tuinslangen gebruikt voor schoonmaakwerkzaamheden en het voorzien van water aan de planten. Met andere woorden, het gaat om gewone huis-, tuin- en keukenproducten. Verzoekers weten ook niet, bij gebreke aan kennis en opleiding, dat deze stof en die voorwerpen (ook) gebruikt kunnen worden voor het maken van synthetische drugs. Verzoekers betwisten dat er een bijzondere geur in of nabij het schuurtje hing. Wellicht is de mengsmering van de kinderquad of de isopropylalcohol geroken.
De conclusie dat de aangetroffen stof en voorwerpen zijn gebruikt voor het maken van synthetische drugs kan ook niet worden afgeleid uit het feit dat verzoeker [naam] in het verleden is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Hij wil niets meer met drugs te maken hebben. Verzoekers ontkennen ook niet op dat 14 juli 2020 een gascilinder is gevonden, maar bestrijden dat die op het perceel is aangetroffen. Volgens verzoekers lag die gascilinder achter een muur op grond van de gemeente. Op de cilinder zijn ook geen vingerafdrukken van verzoekers aangetroffen. Het aantreffen van de gascilinder kan dus niet aan verzoekers worden toegerekend.
Voor het geval wordt aangenomen dat de burgemeester bevoegd is om handhavend op te treden en mag overgaan tot sluiting, zijn verzoekers van mening dat de burgemeester de sluiting moet beperken tot de schuur waar de stof en voorwerpen zijn aangetroffen. De woonwagen en de schuur vormen geen bouwkundige eenheid. Het betreft namelijk een losstaande schuur die op enkele meters van de woonwagen staat. De eerdere sluiting, in oktober 2019, had ook alleen maar betrekking op een bijgebouw en niet tevens op de woonwagen. Verzoekers begrijpen niet waarom de burgemeester nu ineens, anders dan in oktober 2019, de woonwagen en een bijgebouw, in dit geval de schuur, als één geheel beschouwt.
Verder zijn verzoekers van mening dat een sluiting voor de duur van zes maanden onevenredig is. Verzoekers wijzen erop dat zij leven van een bijstandsuitkering en met hun drie minderjarige kinderen niet elders terecht kunnen. Verzoekers stellen dat zij niet de financiële middelen hebben om elders woonruimte te huren. Bovendien zou dat gevolgen hebben voor de bijstandsuitkering die zij ontvangen van de gemeente Waalre.
Karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening
5. Het gaat hier om een verzoek om een voorlopige voorziening, hangende bezwaar. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort (artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daarvoor is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel staat dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op bezwaar niet kan afwachten en een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft - zoals de term al zegt - het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de beslissing op bezwaar.
Onverwijlde spoed
6. De voorzieningenrechter vindt dat sprake is van ‘onverwijlde spoed’ in de zin van artikel 8:81 van de Awb. Verzoekers en hun kinderen zullen immers als gevolg van het bestreden besluit de woonwagen voor zes maanden moeten verlaten.
De beoordeling
Procedureel aspect
7.1
Op de zitting heeft de burgemeester verklaard dat hij ten behoeve van de behandeling van het bezwaar tegen het bestreden besluit een verweerschrift heeft opgesteld en dat hij een afschrift van het verweerschrift op 12 januari 2021 per gewone post heeft toegezonden aan de rechtbank en verzoekers. Op de zitting is komen vast te staan dat noch de voorzieningenrechter noch verzoekers het verweerschrift hebben ontvangen. Het verzoek van de burgemeester tijdens de zitting om het verweerschrift (alsnog) in te brengen heeft de voorzieningenrechter op grond van de goede procesorde afgewezen.
7.2
De voorzieningenrechter heeft het – ter post bezorgde – verweerschrift op 15 januari 2021 ontvangen. Omdat dit stuk wordt geacht na de sluiting van het onderzoek ter zitting ongevraagd te zijn ingediend, blijft het buiten beschouwing. Overeenkomstig artikel 2.16, derde lid juncto artikel 5.1 van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken (niet-KEI-zaken) 2017 (te raadplegen via www.rechtspraak.nl) blijft het verweerschrift opgenomen in het dossier van deze zaak.
Bevoegdheid burgemeester:
strafbare voorbereidingshandelingen?
8.1
Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in verband met artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3°, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in een lokaal voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs. De aangetroffen situatie moet van dien aard zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden stoffen en voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties.
Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen stoffen en voorwerpen tegelijk geschikt zijn om synthetische drugs te maken. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de betrokkene wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de voorhanden stoffen en voorwerpen bestemd waren voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs. Ook indien slechts een deel van de stoffen en voorwerpen voorhanden is die nodig zijn harddrugs te bereiden, te bewerken of te vervaardigen, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden stoffen en voorwerpen daartoe bestemd zijn.
Zoals ook volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet (Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 3) is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617).
8.2.
Naar de voorzieningenrechter de burgemeester op de zitting heeft begrepen, is al dat wat op 14 juli 2020 in de schuur is aangetroffen voldoende om aan te nemen dat de voorhanden stoffen en voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester voldoende onderbouwd en gemotiveerd waarom de in de schuur aangetroffen stof en voorwerpen zijn aan te merken als stoffen en voorwerpen zoals bedoeld in artikel 10a, eerst lid, aanhef en onder 3°, van de Opiumwet. Bij die beoordeling heeft de burgemeester de bestuurlijke rapportages van de politie van 22 juli en 20 september 2020 kunnen betrekken. Daaruit volgt dat de stof isopropylalcohol, die in een aantal van de aangetroffen 14 jerrycans van 20 liter, veelvuldig gebruikt wordt bij de productie van synthetische drugs, onder meer methamfetamine en MDMA, maar ook bij het terugwinnen van cocaïne uit een dragermateriaal. Verder volgt uit de bestuurlijke rapportages dat de aangetroffen rvs kookpan geen normaal huishoudelijk gebruik kent en dat zo’n horecapan veelvuldig wordt gebruikt bij de productie van de precursor PMK, de verboden hoofdgrondstof van MDMA. Ook blijkt uit de bestuurlijke rapportages dat de aangetroffen twee gasmaskers, gasbrander, maatbeker en tuinslang vaker worden aangetroffen op locaties waar synthetische drugs wordt geproduceerd. Bovendien is gerapporteerd dat de maatbeker en tuinslang en de gehele schuur rook naar synthetische drugs.
8.3
Gelet op de aangetroffen stoffen en voorwerpen die in de schuur zijn aangetroffen, mede in combinatie met de vastgestelde geur van synthetische drugs aan voorwerpen en de schuur, heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk gemaakt dat deze bestemd zijn voor de productie van harddrugs. Het voorgaande betekent dat de burgemeester bevoegd is om op grond van 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet tot sluiting over te gaan. Voor het ontstaan van die bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet is niet nodig dat er een volledig werkend laboratorium wordt aangetroffen of dat alle aangetroffen voorwerpen hiervoor tegelijk geschikt zijn. Evenmin is relevant dat de voorwerpen ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Het gaat erom of op grond van de feitelijke omstandigheden gezegd kan worden dat de voorhanden voorwerpen en stoffen aanleiding geven om het ernstige vermoeden aan te nemen dat er sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen. In dit verband kan niet worden geoordeeld dat de burgemeester het verbod van willekeur heeft geschonden dan wel zich aan machtsmisbruik heeft schuldig gemaakt.
Overigens hebben verzoekers ook geen plausibele verklaringen gegeven voor het voorhanden hebben van de aangetroffen stof en voorwerpen. Zo is de stelling van verzoekers dat verzoeker [naam] de 14 jerrycans heeft gebruikt voor een handel in handgel op geen enkele wijze geconcretiseerd en onderbouwd. Verder heeft de burgemeester niet eraan hoeven te twijfelen dat de politie tijdens de controle op 14 juli 2020 geen synthetische drugs in de gehele schuur heeft geroken. Dat, naar verzoekers stellen, toezichthouders van de gemeente op 25 september 2020 – tijdens een controle van de verzegeling van het bijgebouw – geen synthetische drugs hebben geroken in de schuur, heeft de burgemeester vanwege het tijdsverloop van ruim twee maanden niet tot een ander oordeel hoeven brengen.
8.4.
Het voorgaande betekent ook dat de voorzieningenrechter niet hoeft toe te komen aan de bespreking van de stelling van verzoekers dat de gascilinder niet aan hen kan worden toegerekend.
Bevoegdheid burgemeester: gebouwen samenhangend geheel?
8.5
De burgemeester beoogt met dit besluit alle bouwwerken op het perceel, namelijk de schuur, de woonwagen, de sanitaire ruimte en het bijgebouw, te sluiten. Zij vormen een samenhangend geheel, aldus de burgemeester. Verzoekers vinden dat, als toch moet worden aangenomen dat de burgemeester bevoegd is tot sluiting over te gaan, de burgemeester moet volstaan met sluiting van de schuur, omdat de stof en voorwerpen alleen daar zijn aangetroffen. De schuur staat los van de woonwagen, aldus verzoekers. De voorzieningenrechter volgt verzoekers hierin niet. Vast staat dat verzoekers het perceel met de genoemde bouwwerken huren. Aan de voorkant van het perceel bevindt zich links de woonwagen en rechts de oprit. Drie meter pal achter de woonwagen bevindt zich een sanitaire ruimte. Tegen de achterzijde van de sanitaire ruimte staat de schuur. Daar weer achter, aan de rechterzijde, staat het bijgebouw. Het perceel wordt omgeven door een stenen omheining. De gebouwen achter de woonwagen, waaronder de schuur, zijn uitsluitend te bereiken via de oprit aan de voorkant van het perceel. Hoewel bouwkundig gezien de woonwagen moet worden onderscheiden van de sanitaire ruimte en de schuur enerzijds en het bijgebouw anderzijds, staan deze gebouwen slechts enkele meters van elkaar vandaan. Bovendien staat vast dat verzoekers (en hun) kinderen al deze bouwwerken gebruiken. Zo is gebleken dat de schuur ook wordt gebruikt voor het stallen van de kinderfietsen. In zoverre vormen de bouwwerken een gebruikseenheid dan wel een functionele eenheid. De voorzieningenrechter gaat dan ook met de burgemeester ervan uit dat alle bouwwerken op het perceel een samenhangend geheel vormen. Hieraan doet niet af dat de sluiting in oktober 2019 alleen het bijgebouw betrof. De burgemeester heeft namelijk toegelicht dat hij uit oogpunt van evenredigheid heeft besloten om niet ook de rest, in het bijzonder de woonwagen, te sluiten, omdat het ging om een eerste sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De voorzieningenrechter heeft geen reden om aan deze toelichting te twijfelen. Gelet op het voorgaande is de burgemeester bevoegd tot sluiting van alle gebouwen op het perceel.
Noodzakelijkheid
9. De voorzieningenrechter gaat met de burgemeester ervan uit dat de schuur een schakel vormt in de productie van harddrugs, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert. Nu de schuur met de woonwagen een samenhangend geheel vormt, is daarmee ook de noodzaak van sluiting van de woonwagen gegeven.
Evenredigheid
10.1
Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn.
10.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester bij de toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet beleidsregels, het ‘Damoclesbeleid gemeente Waalre’ heeft gehanteerd. Tussen partijen is niet in geschil dat deze sluiting voor de duur van zes maanden in overeenstemming is met dit beleid, mede in aanmerking genomen de eerdere sluiting van het bijgebouw in oktober 2019. Dit beleid acht de voorzieningenrechter niet kennelijk onredelijk.
10.3
De aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester van een sluiting moet afzien. Wel kan de aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo is het in het licht van artikel 8 van het Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Verdrag inzake de rechten van het kind wel van belang dat de burgemeester zich voldoende rekenschap geeft van het feit dat in een woning minderjarige kinderen wonen. In beginsel zijn de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Echter ook geldt dat de burgemeester zich dient te informeren over geschikte opvang, waarbij gekeken moet worden in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen (zie de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912).
10.4
Vast staat dat verzoekers niet naar vervangende woonruimte hebben gezocht. Dit terwijl de burgemeester verzoekers al bij brief van 20 augustus 2020 te kennen heeft gegeven van plan te zijn om te gaan sluiten. De burgemeester heeft verzoekers niet hoeven te volgen in hun stelling dat het zinloos is om naar vervangende woonruimte te zoeken omdat zij een bijstandsuitkering genieten en bekend staan als woonwagenbewoners. Zonder enige onderbouwing, die niet is gegeven, valt immers niet in te zien dat professionele verhuurders, zoals woningbouwstichtingen, op voorhand verzoekers niet als huurders zullen accepteren op de door hun geschetste gronden. Gelet hierop heeft de burgemeester ook niet hoeven aan te nemen dat verzoekers niet in staat zijn om vervangende woonruimte te vinden. Verder heeft de burgemeester verzoekers laten weten dat zij, als het hen niet lukt om woonruimte elders te vinden, een beroep kunnen doen op het Centrum voor Maatschappelijke Deelname (CMD). Het CMD zal dan samen met woningbouwstichtingen bezien of er woonruimte beschikbaar is. Als dan blijkt dat op korte termijn geen woonruimte beschikbaar is, dan zal de sluiting alsnog moeten worden uitgesteld, zo heeft de burgemeester toegezegd. Onder deze omstandigheden hoeft de burgemeester niet af te zien van sluiting van de woning. Verzoekers zijn aan zet om vervangende woonruimte te regelen en kunnen die verantwoordelijkheid niet op de burgemeester afwentelen.
Conclusie
11. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat geen aanleiding. Het verzoek zal worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 28 januari 2021.
de griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
BIJLAGE
Opiumwet
Artikel 2
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Artikel 10
4. Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2 onder B of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
5. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 10a, eerste lid, onder 3°:
Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b:
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3° (…) voorhanden is.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.