2.5Bij brief van 20 augustus 2020 heeft de burgemeester verzoekers laten weten dat hij van plan is de woning en bijbehorende erven voor zes maanden te sluiten. Hierop hebben verzoekers op 31 augustus 2020 een zienswijze gegeven.
Het standpunt van de burgemeester
3. De burgemeester heeft aan de sluiting het volgende ten grondslag gelegd. Hij vindt dat in dit geval sprake is van voorbereidende handelingen zoals bedoeld in artikel 13b juncto artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3°, van de Opiumwet. Er waren voorwerpen voorhanden ten aanzien van middelen in lijst I, waarvan verzoekers weten of ernstige reden moeten hebben om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor het plegen van het feit, als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Gezien de op 14 juli 2020 aangetroffen situatie, in combinatie met de in september 2019 aangetroffen situatie, op grond waarvan het bijgebouw op het perceel op grond van de Opiumwet al voor een periode van twaalf maanden is gesloten, is het aannemelijk dat genoemde goederen bestemd waren en gebruikt zijn bij de productie van synthetische drugs. Verder heeft de burgemeester bij de besluitvorming betrokken dat verzoeker [naam] bekend is bij de politie en diverse antecedenten heeft, onder andere op het gebied van de Opiumwet. De burgemeester vindt dat er geen sprake is van een situatie waarin handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van handhavend optreden behoort te worden afgezien. De burgemeester vindt de geconstateerde situatie absoluut ontoelaatbaar en ook op geen enkele wijze te accepteren. Sluiting van de woonwagen en bijbehorende erven dient er volgens de burgemeester toe om de verstoring van de openbare orde te beëindigen, de kans op verstoringen van de openbare orde te verkleinen, de rust in de omgeving te doen wederkeren, de veiligheid van bezoekers, passanten en omwonenden te waarborgen, dan wel te beschermen en om een signaal af te geven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn. Van omstandigheden op grond waarvan van een sluiting dan wel ander handhavend optreden moet worden afgezien, is volgens de burgemeester geen sprake.
Het standpunt van verzoekers
4. Verzoekers vinden dat de burgemeester niet bevoegd is om op basis van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet handhavend op te treden. Verzoekers bestrijden dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen. Verzoekers bestrijden niet dat op het perceel 14 jerrycans met de stof isopropylalcohol, een rvs-kookpan, een gasbrander, twee gasmaskers, een maatbeker en tuinslangen zijn aangetroffen. Verzoekers betwisten echter dat deze stof en die voorwerpen, die wettelijk gezien niet verboden zijn, zijn gebruikt voor het maken van synthetische drugs. Verzoeker [naam] heeft de jerrycans isopropylalcohol gekocht om deze met winst te verkopen. Isopropylalcohol wordt namelijk gebruikt als handgel tegen het coronavirus. De kookpan is aangeschaft voor het maken van soep. De gasbrander is aangeschaft voor gebruik op de camping. De gasmaskers worden door verzoeker [naam] gebruikt bij het spuiten met chemische middelen op het perceel en het perceel van de buren. De maatbeker wordt gebruikt voor het gieten van mengsmering in de kinderquad die in de schuur staat. Ten slotte worden de tuinslangen gebruikt voor schoonmaakwerkzaamheden en het voorzien van water aan de planten. Met andere woorden, het gaat om gewone huis-, tuin- en keukenproducten. Verzoekers weten ook niet, bij gebreke aan kennis en opleiding, dat deze stof en die voorwerpen (ook) gebruikt kunnen worden voor het maken van synthetische drugs. Verzoekers betwisten dat er een bijzondere geur in of nabij het schuurtje hing. Wellicht is de mengsmering van de kinderquad of de isopropylalcohol geroken.
De conclusie dat de aangetroffen stof en voorwerpen zijn gebruikt voor het maken van synthetische drugs kan ook niet worden afgeleid uit het feit dat verzoeker [naam] in het verleden is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Hij wil niets meer met drugs te maken hebben. Verzoekers ontkennen ook niet op dat 14 juli 2020 een gascilinder is gevonden, maar bestrijden dat die op het perceel is aangetroffen. Volgens verzoekers lag die gascilinder achter een muur op grond van de gemeente. Op de cilinder zijn ook geen vingerafdrukken van verzoekers aangetroffen. Het aantreffen van de gascilinder kan dus niet aan verzoekers worden toegerekend.
Voor het geval wordt aangenomen dat de burgemeester bevoegd is om handhavend op te treden en mag overgaan tot sluiting, zijn verzoekers van mening dat de burgemeester de sluiting moet beperken tot de schuur waar de stof en voorwerpen zijn aangetroffen. De woonwagen en de schuur vormen geen bouwkundige eenheid. Het betreft namelijk een losstaande schuur die op enkele meters van de woonwagen staat. De eerdere sluiting, in oktober 2019, had ook alleen maar betrekking op een bijgebouw en niet tevens op de woonwagen. Verzoekers begrijpen niet waarom de burgemeester nu ineens, anders dan in oktober 2019, de woonwagen en een bijgebouw, in dit geval de schuur, als één geheel beschouwt.
Verder zijn verzoekers van mening dat een sluiting voor de duur van zes maanden onevenredig is. Verzoekers wijzen erop dat zij leven van een bijstandsuitkering en met hun drie minderjarige kinderen niet elders terecht kunnen. Verzoekers stellen dat zij niet de financiële middelen hebben om elders woonruimte te huren. Bovendien zou dat gevolgen hebben voor de bijstandsuitkering die zij ontvangen van de gemeente Waalre.
Karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening
5. Het gaat hier om een verzoek om een voorlopige voorziening, hangende bezwaar. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort (artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daarvoor is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel staat dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op bezwaar niet kan afwachten en een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft - zoals de term al zegt - het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de beslissing op bezwaar.
6. De voorzieningenrechter vindt dat sprake is van ‘onverwijlde spoed’ in de zin van artikel 8:81 van de Awb. Verzoekers en hun kinderen zullen immers als gevolg van het bestreden besluit de woonwagen voor zes maanden moeten verlaten.