ECLI:NL:RBOBR:2021:2925

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
VR 21/001
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek van rechter-commissaris in faillissementen met belangenconflict

Op 27 mei 2021 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. V.G.T. van Emstede, rechter-commissaris in een cluster van faillissementen. De rechter had in 2014 als advocaat advies gegeven aan de bestuurder van verschillende vennootschappen die betrokken zijn bij de faillissementen. De curator heeft aangegeven dat de kwestie waarover de rechter destijds heeft geadviseerd, een wezenlijk punt kan zijn bij de financiële afwikkeling van de faillissementen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechter verzocht om zich te mogen verschonen, omdat zijn onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen.

De verschoningskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het uitgangspunt is dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De verschoningskamer concludeert dat de feiten en omstandigheden in dit geval voldoende grond bieden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen. Daarom is het verzoek tot verschoning toegewezen, en zal er een andere rechter-commissaris worden benoemd voor de betrokken faillissementen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel open tegen deze beslissing, zoals vermeld in artikel 41 lid 3 Rv.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK OOST-BRABANT
Verschoningskamer
zaaknummer: VR 21/001
Beslissing van 27 mei 2021
van de meervoudige verschoningskamer van de rechtbank op het verzoek ex artikel 40 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
mr. V.G.T. van Emstede,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter,
in zijn hoedanigheid van rechter-commissaris in een cluster van de volgende aan elkaar gelieerde faillissementen van:
Naam: Faillissementsnummer:
Queenspark C.V. F 11/437
Queenspark Beheer B.V. F 11/438
Beheersmaatschappij Floris B.V. F 11/640
Leonardo Properties Vught B.V. F 11/641
Leonardo Participations BV. F 11/706
Klassische Immobilien Deutschland B.V. F 11/707
German Supermarkets “Sagittarius” Properties IV B.V. F 11/708
“Sagittarius” Properties V B.V. F 11/709
“Sagittarius” Properties VI Finance B.V. F 11/710
Sagittarius Properties VI B.V. F 11/811
IBIM Vastgoed B.V. F 11/919
2SQR Holding B.V. F 12/14
2SQR Participatiemaatschappij B.V. F 12/370
L2BH B.V. F 12/770
What UC is What You Get B.V. F 12/809
2SQR Management B.V. F 12/816
B.V. Diependael F 13/588
German Supermarkets “Sagittarius” Properties II B.V. F 13/868
City Theater Venlo B.V. F 13/902
Accessio Beheer B.V. F 14/27
Sagittarius Properties VII B.V. F 18/351

1.De procedure

De rechter is benoemd als rechter-commissaris in bovengenoemde faillissementen en heeft op 25 mei 2021 een verschoningsverzoek ingediend.

2.Het verschoningsverzoek

De rechter heeft aan zijn verschoningsverzoek het volgende ten grondslag gelegd.
(Indirect) bestuurder en aandeelhouder van (een aantal van) de vennootschappen is de heer [naam] . [naam] pretendeert volgens de curator in de faillissementen een vordering van 7 miljoen euro te hebben op 2SQR Holding B.V. (zaak F 12/14), waarvoor het gehele cluster van faillissementen aansprakelijk zou zijn. De rechter was tot 1 september 2015 werkzaam als advocaat bij Höcker Advocaten in Amsterdam. In die hoedanigheid heeft de rechter [naam] bijgestaan in enkele kwesties. De rechter heeft [naam] op
21 januari 2014 geadviseerd over een specifieke kwestie die mede betrekking heeft
op de hiervoor genoemde vennootschappen. De kwestie waarover de rechter destijds als advocaat heeft geadviseerd zal volgens de curator in de hiervoor genoemde faillissementen bij de uiteindelijke financiële afwikkeling van deze faillissementen een wezenlijk punt kunnen zijn.
De rechter vindt dat deze feiten en omstandigheden maken dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, indien hij blijft fungeren als rechter-commissaris in
voornoemde faillissementen. Om die reden verzoekt de rechter hem toe te staan zich van de functie van rechter-commissaris in de hiervoor genoemde faillissementen te verschonen.

3.De beoordeling

3.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 40 Rv, kan een rechter die een zaak behandelt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden verzoeken zich te mogen verschonen.
3.2.
Bij de beoordeling van een verschoningsverzoek dient uitgangspunt te zijn dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor verschoning, als, afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de zaak, de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (de objectieve toets). Het subjectieve oordeel van een partij is niet doorslaggevend.
3.3.
Uit het verschoningsverzoek blijkt dat sprake is van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. De verschoningskamer ziet in de door de rechter gegeven motivering van het verschoningsverzoek voldoende grond voor verschoning. Het verschoningsverzoek zal daarom worden toegewezen.

4.De beslissing

De verschoningskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot verschoning van mr. Van Emstede toe, en verstaat dat in de genoemde faillissementen een andere rechter-commissaris zal worden benoemd.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. J.J. Janssen en
mr. S.M.J. Korthuis-Becks, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.R. Leegsma en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2021 2021.
De voorzitter
De griffier is verhinderd de beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat
geenrechtsmiddel open (artikel 41 lid 3 Rv).