In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de man, die niet de biologische vader blijkt te zijn. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.T. Kouwenhoven, heeft verzocht de erkenning te vernietigen op basis van dwaling en bedrog. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is, zoals bevestigd door een DNA-onderzoek. De rechtbank oordeelt dat de erkenning onder invloed van dwaling tot stand is gekomen, omdat de moeder de man niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid dat een andere man de biologische vader is. Hierdoor zijn de wettelijke criteria voor vernietiging van de erkenning vervuld.
Daarnaast heeft de man verzocht om wijziging van de kinderalimentatie, die hij sinds oktober 2019 niet meer betaalt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vernietiging van de erkenning terugwerkende kracht heeft, waardoor de man met terugwerkende kracht niet meer onderhoudsplichtig is voor de minderjarige. De rechtbank heeft de beschikking van 20 augustus 2013 gewijzigd en bepaald dat de man geen alimentatie meer verschuldigd is. De kosten van het DNA-onderzoek zijn gelijkelijk verdeeld tussen de man en de moeder. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, binnen drie maanden na de uitspraak.