ECLI:NL:RBOBR:2021:2616

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
349919 / HA ZA 19-565
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zaak over financiële afwikkeling na niet goedgekeurde overname van FC Den Bosch

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, staat de financiële afwikkeling centraal na een beoogde overname van voetbalclub FC Den Bosch door een particuliere investeerder, [eiser]. De investeerder had voorafgaand aan de overname al meer dan € 3 miljoen aan leningen verstrekt aan de club. De Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) keurde de overname echter niet goed, wat leidde tot een conflict tussen de partijen over de terugbetaling van de verstrekte leningen. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat FC Den Bosch nog € 241.349,- aan hoofdsom verschuldigd was aan de investeerder. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de investeerder aansprakelijk was voor schade die FC Den Bosch had geleden als gevolg van de (gedeeltelijke) ontbinding van een van de leenovereenkomsten. De procedure omvatte een uitvoerige beoordeling van de verschillende vorderingen en tegenvorderingen, alsook de afspraken die in de overeenkomsten waren vastgelegd. De rechtbank concludeerde dat de investeerder in verzuim was geraakt door niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst door FC Den Bosch. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] tot terugbetaling van de leningen en schadevergoeding toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/349919 / HA ZA 19-565
Vonnis van 9 juni 2021
in de zaak van
[eiser],
zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.A. Segaar te Amsterdam,
tegen
1.
de naamloze vennootschap
FC DEN BOSCH N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H. Knotter te ’s-Hertogenbosch,
en
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. H. Knotter te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] , FC Den Bosch en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 augustus 2019,
  • het vonnis in incident (zekerheidsstelling voor de proceskosten) van 1 april 2020,
  • het tussenvonnis van 8 juli 2020 waarin een comparitie is bevolen,
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 maart 2021,
  • de schriftelijke reactie van mr. Knotter op het proces-verbaal van 6 april 2021, die aan het proces-verbaal is gehecht.
1.2.
Bij het sluiten van de zitting van 9 maart 2021 heeft de rechtbank bepaald dat in deze zaak vonnis zal worden gewezen op 9 juni 2021.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Medio 2018 is [eiser] , die toen in [land] woonde, in contact gekomen met voetbalclub FC Den Bosch. [eiser] had ambitieuze plannen om FC Den Bosch te professionaliseren met een investering van € 8,5 miljoen over een periode van vier jaar. Voor de beoogde overname van de club door [eiser] was goedkeuring nodig van de licentiecommissie betaald voetbal van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). Om die goedkeuring te verkrijgen heeft FC Den Bosch, als licentiehouder, melding gemaakt van de voorgenomen overname door [eiser] bij die commissie. In afwachting van deze goedkeuring is [eiser] alvast in FC Den Bosch gaan investeren door het verstrekken van leningen, die bij een eventuele overname zouden worden omgezet in aandelenkapitaal.
De SPA en LA van 24 juli 2018
2.2.
Op 24 juli 2018 hebben [eiser] en FC Den Bosch een “Share Sale and Purchase Agreement” gesloten (hierna: SPA) waarin zij hebben bepaald dat [eiser] aandelen in het kapitaal van FC Den Bosch zal overnemen, onder de opschortende voorwaarde dat deze overname door de licentiecommissie van de KNVB zal worden goedgekeurd.
2.3.
In de SPA en in een daarbij horende “Loanagreement” (hierna: LA) hebben [eiser] en FC Den Bosch ook afspraken gemaakt over een lening van € 250.000,- die [eiser] aan de club zal verstrekken voor de periode dat partijen in afwachting zijn van de goedkeuring van de KNVB. Deze periode noemen partijen de transitieperiode (Transitional Period). Met die lening kon FC Den Bosch haar liquiditeitstekort van dat moment oplossen.
2.4.
Partijen hebben afgesproken dat alle uitgaven die FC Den Bosch tijdens de transitieperiode op verzoek van [eiser] zal doen, en waarin niet is voorzien in de begroting van FC Den Bosch voor het seizoen 2018-2019, voor rekening van [eiser] komen en door FC Den Bosch kunnen worden verrekend met de lening uit de LA (artikel 6 SPA).
2.5.
Een van de voorwaarden die [eiser] aan het verstrekken van de lening heeft gesteld, is dat hij voor de duur van de transitieperiode een technisch directeur (TD) en financieel controller (FC) zal mogen aanwijzen, waarvoor hij de kosten zal dragen. Dit is bepaald in artikel 6 van de SPA en uitgewerkt in artikel 1.1.1 van de LA, waarin [eiser] is aangeduid als ‘creditor’ en FC Den Bosch als ‘debtor’:
“ The creditor has the right to appoint a Financial Controller (’FC) and a Technical Director ('TD') who will be appointed by the Debtor on the effective date of the granting of the loan and who will continue to be appointed during the term of this agreement. The FC and TD shall have duties and powers as set forth in appendix 1: by signing this Agreement separately, the CEO declares that he Is committed to these duties and powers and shall not, therefore, make and/or execute Independently without the FC and TD's consent any decisions that form part of the duties and powers of the FC and TD. The TD and FC in question will be seconded to the debtor by or on behalf of the creditor or will be employed by the debtor and will report to the CEO and the creditor. The labour costs/fees of the FC and TD shall be borne by creditor.”
2.6.
De taken en bevoegdheden van de TD en FC zijn omschreven in appendix 1 bij de LA. Voor de transitieperiode is daarbij in het bijzonder het volgende bepaald,
voor de FC:
“a) All the proposed payments will be submitted to the (interim-) FC and CEO for approval. After approval of both, the concerning payments can be executed. The approval may not be refused on unreasonable grounds.
b) New investments not included in the budget are discussed between (interim ) FC and the CEO. Such investments shall be made only with the agreement of both Parties. The basic principle is that, if investments are desired by creditor (or the FC and/or TD appointed by it) that are outside the budget, they will be entirely at the expense of creditor.
c) (…)”,
en voor de TD:
“d) Appointment of players need prior approval of (interim-)TD and CEO. The approval may not be refused on unreasonable grounds.
e) In case (interim-)TD wants new players to be appointed, who do not fit into the players' budget in accordance with the 2018-2019 budget drawn up, all related costs will be borne by creditor up to and including the end of the employment contract of the player(s) concerned.”
2.7.
Partijen hebben afgesproken dat bij een overname van de aandelen door [eiser] het uitstaande bedrag van de lening zal worden omgezet in aandelenkapitaal, en dat indien de overname geen doorgang vindt, FC Den Bosch het uitstaande leenbedrag binnen veertien dagen na beëindiging van de LA zal terugbetalen aan [eiser] (artikel 4 LA).
2.8.
[gedaagde sub 2] heeft zich door ondertekening van de LA garant gesteld voor het geval FC Den Bosch niet aan haar terugbetalingsplicht zal voldoen. Als extra zekerheid voor [eiser] heeft [gedaagde sub 2] gezorgd voor een bankgarantie (artikel 1.1.2.2 LA).
2.9.
Ter uitvoering van de SPA en de LA heeft [eiser] de heer [A] (hierna: [A] ) aangesteld als FC en de heer [B] (hierna: [B] ) als TD. Deze heren zijn omstreeks augustus 2018 bij FC Den Bosch aan het werk gegaan om, in opdracht van [eiser] , samen met de club de plannen van [eiser] uit te voeren.
2.10.
Ter uitvoering van de LA heeft [eiser] op 3 augustus 2018 een bedrag ter hoogte van € 250.000,- aan FC Den Bosch ter beschikking gesteld.
De SLA met annexen 1 en 2
2.11.
Nog altijd in afwachting van de beslissing van de KNVB, zijn partijen eind oktober 2018 overeengekomen dat [eiser] - onder voorwaarden - aan FC Den Bosch aanvullend gelden ter beschikking zal stellen in de vorm van een achtergestelde lening voor het doen van investeringen gedurende de transitieperiode. De afspraken hierover zijn neergelegd in de “Subordinated Loan Agreement” (hierna: de SLA).
2.12.
In artikel 2.1 van de SLA is bepaald dat [eiser] een bedrag van maximaal € 1.620.000,- beschikbaar zal stellen voor het doen van investeringen met als doel het (voetbaltechnisch) professionaliseren van de organisatie en het kunnen aantrekken van nieuwe spelers. Het gaat hierbij om investeringen waarin niet is voorzien in de begroting van FC Den Bosch. Het bedrag van € 1.620.000,- dekt de kosten die (met betrekking tot twaalf spelers) zijn gespecificeerd in de annexen 1 en 2 bij de SLA.
2.13.
In artikel 2.2 van de SLA hebben partijen een niet-limitatieve opsomming gegeven van de soorten kosten die zij verstaan onder de investeringen bedoeld in artikel 2.1, waarbij onder andere staan genoemd: lonen, bonussen, belastingen en sociale premies, kosten van verzekeringen, huisvestingskosten, makelaarskosten, reis- en verblijfkosten, en andere aan voetbal gerelateerde zaken zoals bijvoorbeeld werk- en verblijfsvergunningen, kosten van WyScout et cetera. Al deze kosten komen volgens deze bepaling exclusief voor rekening van [eiser] .
2.14.
In artikel 2.3 van de SLA is bepaald dat indien partijen de investering van € 1.620.000,- wensen te verhogen, zij dit zullen vastleggen in een (extra) annex bij de SLA, en dat de SLA onverkort van toepassing zal zijn op dit verhoogde bedrag.
2.15.
In artikel 3.1 van de SLA is bepaald dat [eiser] de bedragen uit de SLA telkens vooraf aan FC Den Bosch zal betalen, dat wil zeggen voordat FC Den Bosch investeringen doet of contracten met spelers aangaat. Dit in verband met de strikte regels van de KNVB omtrent de begroting. Ook is hier bepaald dat FC Den Bosch de uitgekeerde bedragen alleen zal gebruiken om daarmee de kosten en uitgaven te dekken als bedoeld in artikel 2.2 van de SLA (“designated amounts”).
2.16.
In een uitgebreid artikel 4 van de SLA zijn afspraken opgenomen over de aflossing en/of terugbetaling van de geleende bedragen. Bij weigering van goedkeuring door de KNVB dient FC Den Bosch de geleende bedragen alleen terug te betalen indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Indien de KNVB goedkeuring verleent en [eiser] toetreedt als aandeelhouder, zal het geleende bedrag worden omgezet in aandelenkapitaal.
2.17.
Onderdelen van artikel 4 van de SLA en andere relevante artikelen uit de SLA zullen, voor zover relevant, hierna worden geciteerd in het kader van de beoordeling van de zaak.
Geen goedkeuring van de KNVB
2.18.
Op 29 maart 2019 heeft de licentiecommissie van de KNVB besloten geen goedkeuring te verlenen aan een overname van FC Den Bosch door [eiser] . Tegen dit besluit is door FC Den Bosch beroep aangetekend bij de beroepscommissie licentiezaken van de KNVB.
De annexen 3 en 4
2.19.
Begin april 2019 kampte FC Den Bosch met een begroot liquiditeitstekort tot het eind van het lopende seizoen 2018-2019 van € 874.769,-. In dit verband is van belang dat de uitgaven opliepen, onder meer door goede sportieve prestaties waardoor aan spelers hogere bonusbedragen moesten worden uitgekeerd dan geraamd. Door dit tekort aan liquiditeit kwam de bestaande licentie van de KNVB in gevaar.
2.20.
Het tekort is door FC Den Bosch besproken met [eiser] en [A] , waarna [eiser] op 8 april 2019 het bedrag van € 874.769,- heeft betaald uit het depotbedrag onder de notaris dat bedoeld was als zekerheid voor de betaling van [eiser] onder de SPA nadat de KNVB met de toetreding van [eiser] als aandeelhouder zou hebben ingestemd. Bij deze betaling heeft [eiser] een voorbehoud gemaakt omdat op dat moment voor hem nog niet duidelijk was hoe het bedrag precies was opgebouwd. Met deze betaling van € 874.769,- beliep het totale bedrag dat door [eiser] aan FC Den Bosch was betaald onder de SLA € 3.104.155,-.
2.21.
[A] heeft vervolgens de aanvullende annexen 3 en 4 bij de SLA opgesteld. Dit gebeurde op verzoek van FC Den Bosch omdat de accountant om een onderbouwing had gevraagd. [A] stelde de annexen 3 en 4 op respectievelijk € 90.000,- en € 1.395.000,-, zonder nadere specificatie maar met de vermelding “unforeseen expenses”, waarmee de vier annexen gezamenlijk een bedrag beliepen van € 3.104.462,-. De annexen 3 en 4 zijn door [eiser] van een handtekening voorzien.
Het kostenoverzicht
2.22.
In mei 2019 heeft [A] de geprognotiseerde bedragen uit de annexen 1 en 2 afgezet tegen de daadwerkelijke kosten. Hieruit bleek dat voor sommige spelers meer was betaald dan voorzien, en voor andere spelers minder. Na saldering is het bedrag van annex 1 door [A] naar boven bijgesteld en het bedrag van annex 2 naar beneden. In dit overzicht heeft [A] ook de bedragen van de annexen 3 en 4 opgenomen. Het bedrag van € 90.000,- van annex 3 heeft hij hierin niet nader gespecificeerd en in dat kader alleen opgenomen “unforeseen expenses”. Het bedrag van € 1.395.000,- van annex 4 heeft hij onderverdeeld in € 875.000,- (onvoorziene uitgaven), € 172.000,- (teambonussen) en € 348.000 (onderverdeeld naar vijf spelers).
2.23.
Op 24 mei 2019 heeft [A] aan de externe controller van FC Den Bosch een eerste versie gestuurd van een kostenoverzicht, met daarop onder kolom A (Expenses) een lijst met 30 kostenposten en onder kolom B (Recap) een overzicht van de door [eiser] aan FC Den Bosch uitbetaalde bedragen. De bedragen, die hij had opgenomen in het hiervoor in 2.22 genoemde overzicht bij annex 1 en 2 als zijnde de daadwerkelijke kosten heeft [A] overgenomen in het kostenoverzicht van 24 mei 2019. In het begeleidende mailbericht bij dit kostenoverzicht schrijft [A] :
“here in the attachment, you can find the framework of expenses and their coverage related with players which were attracted in the frame of [eiser] intention or related to the decisions made by him. Some figures are should be clarified, but I think it will be useful as a framework”.
2.24.
Naar aanleiding van dit mailbericht heeft overleg plaatsgevonden met de externe controller en met de heren [C] (lid van de Raad van Commissarissen) en [D] (manager facilitaire zaken) van FC Den Bosch, waarna [A] nog diezelfde dag, 24 mei 2019, een mailbericht stuurde aan de heren [C] , [D] en [E] van FC Den Bosch met de tekst:
“As agreed, we calculated all costs related to the players which we attracted to the club by [eiser] or related to the decisions initiated by him.
The total amount of the costs - 2 915,5K EUR
The total amount of recap from [eiser] 's side - 3 454K EUR
The difference - 539K EUR ( [eiser] has transferred more than needed)
The detailed calculation is in the attached files (…).
Hope to discuss this with you tomorrow.”
Bij dit mailbericht zat als bijlage een aangepaste versie van het kostenoverzicht, met
daarop onder kolom A (Expenses) een lijst met 36 kostenposten voor totaal € 2.915.500,-, onder kolom B (Recap) alle door [eiser] aan FC Den Bosch uitbetaalde bedragen tot een totaal van € 3.454.155,-, en onder kolom C (Difference) het verschil tussen A en B, te weten € 538.655,-. In dit laatste bedrag is begrepen het bedrag van € 250.000,- dat onder de LA aan FC Den Bosch ter beschikking was gesteld.
2.25.
In een mailbericht van 30 mei 2019 heeft [A] aan leden van de Raad van Commissarissen en directie van FC Den Bosch onder andere het volgende geschreven:
On behalf of [eiser] , I am forwarding you the following.
(…)
According to Investment Agreement (rb: SLA), [eiser] became a responsible for the cost regarding the players which were attracted by him or in the frame of decisions made by him (or on behalf of him). For these purposes, [eiser] had transferred to the club 3204K EUR (3104K EUR in the frame of Investment Agreement (SLA) and 100K EUR through the agreement with V.A. Lounge).
Together with the club’s accountant we have calculated all costs regarding the players which were attracted by [eiser] or in the frame of decisions made by him (or on behalf of him) in the amount of 2915K EUR.
The difference between transferred money and the obligations are in the amount of 289K EUR. It is worth emphasizing that this difference in investor's cash-flow occurred because of the club’s need to gain the accountant’s signature (the money was transferred in goodwill despite we did not agree with the final transaction’s amount).
Discussie over betalingen
2.26.
Vóór 1 juli 2019 moest FC Den Bosch een sluitende begroting voor het seizoen 2019/2020 indienen bij de KNVB. FC Den Bosch kampte in die tijd met een ernstig liquiditeitsprobleem.
2.27.
In een mailbericht aan [A] van 26 juni 2019 heeft FC Den Bosch [eiser] ertoe aangesproken om uiterlijk op 1 juli 2019 € 625.000,- aan de club te betalen, met een beroep op artikel 3.1 van de SLA. FC Den Bosch ging er op dat moment vanuit dat de (spelers)kosten onder de SLA voor het komend seizoen omstreeks € 700.000,- zouden bedragen, en dat [eiser] over het lopend seizoen € 74.113,- te veel had betaald. Een bijgewerkte versie van het kostenoverzicht waaruit bleek hoe FC Den Bosch kwam tot het bedrag van € 74.113,-, en een overzicht van de kosten voor het nieuwe seizoen 2019/2020 voor zes bij naam genoemde spelers werd door FC Den Bosch meegestuurd.
2.28.
In reactie daarop heeft [A] in een mailbericht van 27 juni 2019 een reactie gegeven op het kostenoverzicht en daarin enkele kostenposten erkend, en bij andere kostenposten vragen gesteld. Het mailbericht bevatte geen reactie op het overzicht van de kosten voor het nieuwe seizoen voor de zes spelers en het daarmee samenhangende verzoek van FC Den Bosch tot betaling van € 625.000,-.
2.29.
In de dagen daarna hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen [eiser] en FC Den Bosch over mogelijke oplossingen voor het liquiditeitstekort en de eventuele terugbetaling van de geleende gelden in het geval de KNVB de overname van de club door [eiser] definitief niet zou goedkeuren. In dat verband werd onder meer gesproken over de verkoop van spelers.
2.30.
In een brief van 5 juli 2019 heeft FC Den Bosch [eiser] in gebreke gesteld en een laatste termijn gegeven om alsnog aan zijn (betalings)verplichtingen uit hoofde van de SLA en aan overige afspraken te voldoen. Op basis van het meegestuurde kostenoverzicht ging FC Den Bosch er op dat moment vanuit dat het saldo voor het seizoen 2018/2019 nihil was. FC Den Bosch sommeerde [eiser] om uiterlijk 8 juli 2019 om 17:00 uur een bedrag van € 698.628,- te betalen voor spelerskosten voor het nieuwe seizoen, en een bedrag van € 115.000,- aan andere kosten. Op verzoek van de raadsman van [eiser] is deze termijn verlengd tot 9 juli 2019 om 10:00 uur.
2.31.
In een brief van 8 juli 2019 heeft [eiser] betwist dat hij gehouden zou zijn spelerskosten voor het hele seizoen vooraf te betalen. Ook heeft hij daarin een beroep gedaan op opschorting, omdat FC Den Bosch had verzuimd deugdelijke en sluitende overzichten te verstrekken van de besteding van de gelden die [eiser] aan de club had verstrekt. [eiser] meende over het seizoen 2018/2019 € 272.000,- te veel te hebben betaald. [eiser] heeft aan de sommatie tot betaling van FC Den Bosch van 5 juli 2019 geen gehoor gegeven.
Einde van de samenwerking
2.32.
In een brief van 9 juli 2019 heeft FC Den Bosch aan [eiser] laten weten te hebben besloten de SLA op grond van artikel 6:265 BW per 1 juli 2019 (partieel) te ontbinden voor zover daaraan (nog) geen uitvoering is gegeven. FC Den Bosch heeft hierbij aangegeven [eiser] aansprakelijk te houden voor haar schade.
2.33.
Op 15 juli 2019 heeft [eiser] verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag in verband met een gestelde vordering op FC Den Bosch wegens het aanwenden van de ter beschikking gestelde bedragen voor andere doeleinden dan waarvoor zij door [eiser] zijn verstrekt. Na een behandeling op zitting heeft de voorzieningenrechter dit verzoek bij beschikking van 25 juli 2019 afgewezen.
2.34.
Op 16 juli 2019 heeft de Beroepscommissie licentiezaken betaald voetbal van de KNVB het door FC Den Bosch ingediende beroep ongegrond verklaard. Daarmee stond vast dat de voorgenomen aandelenoverdracht aan [eiser] definitief niet kon doorgaan.
2.35.
In een brief van 5 augustus 2019 heeft [eiser] FC Den Bosch gesommeerd om uiterlijk 13 augustus 2019 twee betalingen aan [eiser] te doen. [eiser] eiste € 1.795.087,- uit hoofde van de SLA omdat FC Den Bosch het geld van de achtergestelde lening (deels) verkeerd zou hebben besteed. [eiser] eiste daarnaast terugbetaling van de lening van € 250.000,- onder de LA.
2.36.
FC Den Bosch heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven, waarna [eiser] op 20 augustus 2019 zijn dagvaarding heeft uitgebracht.

3.De vorderingen van [eiser]

3.1.
In zijn dagvaarding vordert [eiser] dat de rechtbank, in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
(i) FC Den Bosch veroordeelt tot betaling van € 1.795.087,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
(ii) FC Den Bosch en [gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 250.000,-, vermeerderd met de overeengekomen rente van 3% per jaar over dit bedrag vanaf 24 juli 2018, althans vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 september 2019, tot aan de dag der algehele voldoening;
(iii) FC Den Bosch veroordeelt tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ad € 6.775,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
(iv) FC Den Bosch en [gedaagde sub 2] veroordeelt in de kosten van deze procedure met inbegrip van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
In zijn akte tot eiswijziging van 8 maart 2021 heeft [eiser] aangegeven zijn eis te willen aanvullen met een subsidiaire vordering, voor het geval de rechtbank zijn vordering niet reeds op de stukken geheel zal toewijzen. In dat geval vraagt [eiser] de rechtbank om, alvorens tot een eindoordeel te komen, FC Den Bosch te veroordelen om mee te werken aan een door de rechtbank op te dragen onderzoek, uit te voeren door een door [eiser] aan te stellen Nederlandse registeraccountant, naar de besteding door FC Den Bosch van de door [eiser] geïnvesteerde gelden in FC Den Bosch, alsmede naar de transferopbrengsten van de spelers die onder de gemaakte afspraken zijn verkocht, en naar de bankgarantie van de heer [gedaagde sub 2] . De kosten van een dergelijk onderzoek gelijkelijk tussen partijen te verdelen.

4.De onderbouwing van [eiser]

Vordering (i)

4.1.
[eiser] stelt dat FC Den Bosch de afspraken in de SLA heeft geschonden doordat de club van al het geld dat uit hoofde van de SLA van [eiser] werd ontvangen tenminste € 1.795.087,- zonder de goedkeuring van [eiser] heeft besteed aan andere doelen dan waarvoor het was bedoeld.
4.2.
[eiser] stelt dat uit de artikelen 2 en 3 van de SLA volgt dat FC Den Bosch het geld van [eiser] alleen mocht uitgeven als partijen daarover afspraken hadden gemaakt, en als die afspraken waren vastgelegd in een annex bij de SLA. Door het op deze wijze oormerken van het geld dat [eiser] ter beschikking stelde, moest voorkomen worden dat FC Den Bosch daarmee uitgaven zou doen, die door [eiser] niet gewenst waren.
4.3.
[eiser] komt tot het bedrag van € 1.795.087,- door de werkelijke uitgaven zoals die staan vermeld op het kostenoverzicht dat FC Den Bosch stuurde op 5 juli 2019 te vergelijken met de goedgekeurde posten zoals die staan genoemd in de annexen bij de SLA. [eiser] stelt:
  • t.a.v. posten A1 en A2 van het kostenoverzicht (€ 127.045,-): dat door FC Den Bosch tot dit bedrag minder is besteed aan de spelers [speler 1] , [speler 2] en [speler 3] , dan waarvoor [eiser] goedkeuring had gegeven in annex 1, waaruit volgt dat FC Den Bosch dit bedrag zonder zijn goedkeuring voor andere doeleinden heeft besteed;
  • t.a.v. post A4 van het kostenoverzicht (€ 63.500,-): dat [eiser] voor de verlenging van de contracten van [speler 4] , [speler 5] en [speler 6] geen akkoord gaf en in de annexen 1 en 2 ook niet in deze kosten is voorzien;
  • t.a.v. post A5 t/m A8 van het kostenoverzicht (€ 292.000,-): dat [eiser] voor het aantrekken van [speler 7] , [speler 8] , [speler 9] en [speler 10] geen akkoord gaf en dat ze ook niet staan genoemd in de annexen;
  • t.a.v. posten A10 t/m A27 (m.u.v. A13) en A30 t/m A36 van het kostenoverzicht (€ 894.000,-): dat deze posten niet zijn opgenomen in de annexen bij de SLA;
  • t.a.v. de posten onder C (Difference) van het kostenoverzicht (€ 448.542,-): deze kosten hebben niets van doen met de professionalisering van FC Den Bosch en het aantrekken van spelers, wat het doel was van de SLA, en voor deze kosten is geen goedkeuring verleend door [eiser] .
4.4.
Ter zitting heeft [eiser] ten aanzien van deze vordering benadrukt dat hij en [A] nooit inzage hebben gekregen in de boekhouding van FC Den Bosch, en dus niet hebben kunnen controleren welke bedragen precies waaraan zijn uitgegeven. Subsidiair vraagt [eiser] de rechtbank dan ook, alvorens te oordelen op zijn vordering, een door hem aan te stellen Nederlandse registeraccountant onderzoek te laten uitvoeren naar de exacte besteding door FC Den Bosch van de door [eiser] geïnvesteerde bedragen.
Vordering (ii)
4.5.
[eiser] vordert een hoofdelijke veroordeling van FC Den Bosch en [gedaagde sub 2] tot terugbetaling van € 250.000,-, vermeerderd met contractuele rente van 3% per jaar vanaf 24 juli 2018, de datum waarop de LA werd gesloten. [eiser] stelt dat FC Den Bosch in verzuim is bij de nakoming van haar verplichting om het geleende bedrag, vermeerderd met rente, terug te betalen binnen veertien dagen nadat duidelijk werd dat de overname van de aandelen niet door zou gaan en daarmee de LA zou eindigen (artikelen 2(b), 3 en 4.2 LA).
4.6.
[eiser] stelt dat hij ook [gedaagde sub 2] tot betaling kan aanspreken omdat [gedaagde sub 2] zich als borg garant heeft gesteld voor terugbetaling van het geleende bedrag, voor het geval FC Den Bosch niet aan haar terugbetalingsverplichting op grond van de LA zou voldoen.
4.7.
Op deze stellingen en op wat [eiser] verder nog aanvoert in verband met zijn vorderingen zal de rechtbank, voor zover relevant, bij de beoordeling nader ingaan.

5.Het verweer van FC Den Bosch en [gedaagde sub 2]

5.1.
FC Den Bosch en [gedaagde sub 2] vragen de rechtbank alle vorderingen van [eiser] af te wijzen en [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de werkelijk door FC Den Bosch gemaakte kosten voor deze procedure, en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het geval de vorderingen van [eiser] (deels) zullen worden toegewezen vragen zij aan een eventuele uitvoerbaar bij voorraad-verklaring de voorwaarde te verbinden dat door [eiser] zekerheid wordt gesteld tot het bedrag van de veroordeling, met een opslag voor advocaatkosten en rente.
Vordering (i)
5.2.
Het verweer van FC Den Bosch houdt kort gezegd in dat een basis voor de vordering van [eiser] tot terugbetaling van € 1.795.087,- ontbreekt omdat:
(-) alle bedragen die [eiser] uit hoofde van de SLA aan FC Den Bosch heeft overgemaakt op voorhand door [A] zijn geaccordeerd en zijn opgenomen op de annexen 1 t/m 4, waar [eiser] ook nog eens ter goedkeuring zijn handtekening onder heeft gezet,
(-) in appendix 1 bij de LA expliciet is opgenomen dat alle investeringen die niet zijn opgenomen in de begroting van FC Den Bosch en zijn goedgekeurd door de TD en/of FC, voor rekening van [eiser] komen,
(-) alle bedragen die [eiser] claimt zien op verplichtingen van FC Den Bosch die niet waren opgenomen in haar begroting en op nadrukkelijk verzoek van [A] , dan wel [B] , dan wel [eiser] zijn aangegaan,
(-) deze bedragen ook nog eens achteraf door [A] zijn gecontroleerd en met instemming van [eiser] geaccordeerd.
5.3.
Ten aanzien van de posten onder A van het kostenoverzicht vult FC Den Bosch daarbij nog aan dat deze allemaal beantwoorden aan de investeringsdoelen van [eiser] als omschreven in de SLA. Volgens FC Den Bosch was er alleen discussie over de posten onder C van het kostenoverzicht, de “Differences”, die overigens niet allemaal uit hoofde van de SLA zijn betaald. Voor de posten onder C die wel zijn betaald uit hoofde van de SLA, is FC Den Bosch van mening dat deze kosten ook grotendeels voor rekening van [eiser] komen omdat ze verband houden met zijn betrokkenheid bij de club.
5.4.
Subsidiair beroept FC Den Bosch zich op verrekening met haar tegenvorderingen op [eiser] , als toegelicht in reconventie.
Vordering (ii)
5.5.
FC Den Bosch voert als verweer aan dat [eiser] geen beroep kan doen op de terugbetalingsafspraak van artikel 4.2 van de LA omdat partijen in de SLA nieuwe afspraken hebben gemaakt over het moment waarop en de voorwaarden waaronder terugbetaling van het geleende bedrag van € 250.000,- aan de orde zou zijn. FC Den Bosch verwijst hierbij naar de artikelen 4.5 t/m 4.7 in samenhang met artikel 4.2 van de SLA. Volgens FC Den Bosch kan [eiser] op grond van deze bepalingen uit de SLA het geleende bedrag niet terugvorderen omdat de daarin omschreven voorwaarden voor terugbetaling niet zijn vervuld.
5.6.
Subsidiair beroept FC Den Bosch zich op verrekening met haar tegenvorderingen op [eiser] , als toegelicht in reconventie, en meer subsidiair stelt zij dat de vordering van [eiser] (nog) niet opeisbaar is gelet op de artikelen 4.5 t/m 4.7 en 4.2 van de SLA.
5.7.
[gedaagde sub 2] sluit zich aan bij het verweer van FC Den Bosch, en voert overigens aan dat hij zich als particulier borg heeft gesteld bij de LA, en dat daarvoor de toestemming van zijn echtgenote vereist was (artikel 1:88 lid 1 aanhef en onder c BW). [gedaagde sub 2] stelt dat zijn echtgenote die toestemming niet heeft verleend en tegenover [eiser] een beroep heeft gedaan op vernietiging van de borgtocht (artikel 1:89 BW). Dit heeft volgens [gedaagde sub 2] tot gevolg dat de borgtocht geacht moet worden nooit tot stand te zijn gekomen.
5.8.
Op deze en overige verweren wordt, voor zover relevant, hierna bij de beoordeling nader ingegaan.

6.De tegenvorderingen van FC Den Bosch

6.1.
FC Den Bosch heeft tegenvorderingen ingesteld. Samengevat vordert FC Den Bosch in reconventie om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I.
( a) [eiser] te veroordelen tot betaling aan FC Den Bosch van een bedrag van € 98.461,76, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente met ingang van 1 juli 2019, tot aan de dag der algehele voldoening;
( b) [eiser] te veroordelen tot betaling van de schade van FC Den Bosch als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de SPA, de LA en/of de SLA, bestaande uit een bedrag van € 15.367,88 en een bedrag van
€ 19.446,-, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 juli 2019, tot aan de dag der algehele voldoening;
II.
te verklaren voor recht dat [eiser] aansprakelijk is voor de door FC Den Bosch geleden schade als gevolg van de (partiële) ontbinding van de SLA in de brief van 9 juli 2019 en
[eiser] te veroordelen tot betaling aan FC Den Bosch van de ontbindingsschade, nader op te maken bij staat;
III.
( a) te verklaren voor recht dat [eiser] onrechtmatig jegens FC Den Bosch heeft gehandeld;
( b) [eiser] te veroordelen tot betaling aan FC Den Bosch van de als gevolg van deze onrechtmatige daad geleden schade van in totaal € 260.505,95, én voor zover [eiser] niet reeds is veroordeeld tot betaling van deze kosten als hiervoor onder vordering I(a) en/of I(b), te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente met ingang van 1 juli 2019, tot aan de
dag der algehele voldoening;
( c) [eiser] te veroordelen tot betaling aan FC Den Bosch van de door deze onrechtmatige daad geleden schade, nader op te maken bij staat;
IV.
[eiser] te veroordelen tot betaling aan FC Den Bosch van het onbetaald gelaten bedrag van € 160.000,- inzake VA Lounge S.A., te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente met ingang van 1 februari 2019, tot aan de dag der algehele voldoening;
V.
[eiser] te veroordelen tot vergoeding van de werkelijk door FC Den Bosch gemaakte kosten van deze procedure en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.

7.De onderbouwing van FC Den Bosch

Vordering I(a)

7.1.
FC Den Bosch vordert € 98.416,76 aanvullend op de posten zoals die staan vermeld op het kostenoverzicht. Volgens FC Den Bosch kon op het moment dat dit kostenoverzicht werd opgesteld de balans per 1 juli 2019 (einde seizoen 2018-2019) nog niet definitief worden opgemaakt. Na het opmaken van het kostenoverzicht bleken de kosten van sommige van de daarop vermelde posten hoger uit te vallen, en verschenen nog nieuwe kostenposten die ook onder de SLA vallen. Ook deze kosten komen volgens FC Den Bosch voor rekening van [eiser] .
Vordering I (b)
7.2.
FC Den Bosch vordert € 15.367,88 aan advocaatkosten die zij heeft moeten maken in verband met een loonvordering die [B] tegen haar instelde omdat [eiser] zijn verplichting van artikel 1.1.1 van de LA niet nakwam om deze loonkosten te betalen.
7.3.
FC Den Bosch vordert € 19.446,- aan fiscale verzuimboetes die zij heeft moeten betalen omdat [eiser] niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen voldeed.
Vordering II
7.4.
FC Den Bosch vordert vergoeding van de schade die zij lijdt doordat [eiser] heeft geweigerd zich te houden aan de contractuele afspraak uit de SLA dat hij op voorhand, dat wil zeggen vóór 1 juli 2019, de (spelers)kosten voor het nieuwe seizoen zou betalen of althans daarvoor zou instaan. Dit bracht de continuïteit van de club in gevaar en was voor FC Den Bosch reden de SLA te ontbinden voor zover daaraan nog geen uitvoering was gegeven. FC Den Bosch stelt dat zij door deze ontbinding schade heeft geleden, vooral doordat de salarissen en andere kosten voor de spelers die door [eiser] werden aangetrokken vanaf 1 juli 2019 voor haar rekening zijn gekomen. FC Den Bosch stelt dat zij de precieze hoogte van de schade nog niet kan vaststellen en vordert verwijzing naar de schadestaatprocedure.
Vordering III
7.5.
FC Den Bosch vordert te verklaren voor recht dat [eiser] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de schade die FC Den Bosch lijdt doordat de aandelenoverdracht niet tot stand is gekomen. Volgens FC Den Bosch is [eiser] onzorgvuldig omgegaan met de belangen van de club, door - kort gezegd - het gerechtvaardigd vertrouwen te wekken dat de aandelenoverdracht tot stand zou komen.
Vordering IV
7.6.
FC Den Bosch vordert nakoming door [eiser] van zijn betalingsverplichting uit hoofde van de sponsorovereenkomst van 15 januari 2019. Volgens FC Den Bosch heeft [eiser] € 150.000,- onbetaald gelaten.
7.7.
Op deze stellingen en op wat FC Den Bosch verder nog aanvoert in verband met haar vorderingen zal de rechtbank, voor zover relevant, bij de beoordeling nader ingaan.

8.Het verweer van [eiser]

8.1.
vraagt de rechtbank de vorderingen van FC Den Bosch af te wijzen en FC Den Bosch te veroordelen in de kosten van de procedure.
Vordering I (a)
8.2.
[eiser] meent dat FC Den Bosch deze vordering slecht heeft onderbouwd en dat de vordering geen steun vindt in de door partijen gemaakte afspraken. [eiser] voert aan dat hij het overzicht van de toegekende bonussen nooit heeft goedgekeurd en dat hij ook voor de andere kostenposten die FC Den Bosch hier opvoert nooit zijn toestemming heeft gegeven.
Vordering I (b)
8.3.
[eiser] voert aan dat FC Den Bosch niet duidelijk heeft gemaakt waarom hij aansprakelijk is voor de advocaatkosten die FC Den Bosch heeft gemaakt in een dispuut tussen de club en [B] , en voor de opgevoerde fiscale verzuimboetes. FC Den Bosch heeft kennelijk haar financiële huishouding niet op orde en heeft onvoldoende onderbouwd waarom dit aan [eiser] te verwijten zou zijn.
Vordering II
8.4.
[eiser] stelt dat de bedoeling van partijen was dat hij slechts voor één jaar verantwoordelijk zou zijn, te weten voor het seizoen 2018/2019. Voor het afsluiten van spelerscontracten met een langere looptijd dan het seizoen 2018/2019 gaf hij geen toestemming en daarvoor hoefde hij dus ook niet te betalen. Van verzuim was dan ook geen sprake. FC Den Bosch kon bovendien de SLA niet ontbinden omdat zij zelf in verzuim was door niet te rapporteren over transferopbrengsten. Door FC Den Bosch is geen schade geleden want de kosten voor de spelers met een langlopend contract moesten hoe dan ook door FC Den Bosch worden betaald.
Vordering III
8.5.
[eiser] betwist onrechtmatig te hebben gehandeld. Volgens hem waren beide partijen zich er steeds ter dege van bewust dat niet zeker was of de KNVB goedkeuring zou verlenen en de aandelenoverdracht doorgang zou kunnen vinden.
Vordering IV
8.6.
[eiser] voert ter verweer aan dat niet hij maar de vennootschap BVI VA Lounge SA de sponsorovereenkomst met FC Den Bosch is aangegaan.
8.7.
Op deze en overige verweren wordt, voor zover relevant, hierna bij de beoordeling nader ingegaan.

9.De beoordeling van internationale bevoegdheid en toepasselijk recht

9.1.
Omdat [eiser] buiten Nederland woont, heeft deze zaak internationale aspecten. De rechtbank moet daarom eerst nagaan of de Nederlandse rechter bevoegd is in deze zaak te beslissen, en welk recht van toepassing is.
Bevoegdheid
9.2.
Partijen hebben afgesproken dat zij eventuele geschillen die zullen voortkomen uit of verband houden met de door hen gesloten overeenkomsten, zullen voorleggen aan de bevoegde rechter te ’s-Hertogenbosch. Dat volgt uit artikel 19 van de SPA en artikel 5.7 van de SLA. De rechtsgeldigheid van deze forumkeuzebepalingen staat tussen partijen niet ter discussie, en ook de rechtbank ziet geen grond om deze in twijfel te trekken. Op grond van de forumkeuze van partijen is de rechtbank daarom bevoegd in deze zaak te beslissen.
Toepasselijk recht
9.3.
De rechtbank is met partijen van oordeel dat deze zaak moet worden beoordeeld naar Nederlands recht. Partijen hebben immers in artikel 18 van de SPA, artikel 9.4 van de LA en artikel 5.7 van de SLA een rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht. Voor zover de vorderingen een niet-contractuele grondslag hebben moeten deze naar Nederlands recht worden beoordeeld op grond van artikel 4 van de Verordening (EG) nr.864/2007 van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II-verordening).

10.De beoordeling van de vorderingen van [eiser]

10.1.
De rechtbank zal hier de vorderingen in conventie beoordelen, zoals die door [eiser] zijn ingesteld.
Terugbetaling van € 1.795.087,- uit hoofde van de SLA [vordering (i)]
10.2.
[eiser] vordert terugbetaling van € 1.795.087,- uit hoofde van de SLA, omdat FC Den Bosch dit geld zonder goedkeuring van [eiser] zou hebben besteed aan andere doeleinden dan waarvoor [eiser] het aan FC Den Bosch heeft verstrekt.
10.3.
Een groot deel van dit bedrag, te weten € 1.346.545,-, vordert [eiser] terug omdat de meeste posten die staan vermeld onder kolom A van het kostenoverzicht volgens hem niet corresponderen met de annexen bij de SLA. In veel van deze uitgaven is niet voorzien in de annexen, en enkele andere uitgavenposten zijn lager uitgevallen dan in de annexen voorzien, waaruit [eiser] afleidt dat het meerdere onterecht aan andere doelen is besteed.
10.4.
Daarnaast vordert [eiser] € 448.542,- terug, omdat voor de posten vermeld onder kolom C van het kostenoverzicht geen goedkeuring door hem zou zijn verleend, en deze posten naar zijn mening ook niets van doen hebben met de professionalisering van FC Den Bosch, wat het doel was van de SLA.
10.5.
De rechtbank stelt allereerst vast dat partijen het er over eens zijn dat de bedragen die [eiser] uit hoofde van de SLA aan FC Den Bosch ter beschikking stelde geoormerkt waren, dat wil zeggen dat het de uitdrukkelijke bedoeling van partijen was dat deze gelden alleen zouden worden besteed aan uitgaven als bedoeld in artikel 2.2 van de SLA, waarin niet was voorzien in de begroting van FC Den Bosch, en waarvoor [eiser] zijn toestemming had gegeven zoals blijkend uit de annexen bij de SLA. Zo hebben partijen dit bepaald in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de SLA. De rechtbank verwijst hiervoor naar de feiten onder 2.12 en verder.
10.6.
De rechtbank stelt ook vast dat in totaal vier annexen zijn opgesteld bij de SLA, tot een totaalbedrag van € 3.104.462,- en dat [eiser] niet meer aan FC Den Bosch heeft uitbetaald (uit hoofde van de SLA) dan dit totaalbedrag van de vier annexen.
10.7.
Verder stelt de rechtbank vast dat de uitgaven van FC Den Bosch, zoals neergelegd in het kostenoverzicht, niet één op één zijn terug te herleiden naar de vier annexen bij de SLA. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit echter nog niet dat deze uitgaven dus in strijd met de afspraken in de SLA zijn gedaan en niet voor rekening van [eiser] komen.
10.8.
De annexen 1 en 2, die direct bij het sluiten van de SLA zijn opgesteld, bevatten een tamelijk specifieke beschrijving van het soort kosten dat [eiser] voor zijn rekening zal nemen en de hoogte daarvan, per aan te trekken speler. Door FC Den Bosch is echter naar voren gebracht, en [eiser] heeft dat niet weersproken, dat deze kosten bij het opstellen van de annexen 1 en 2 nog niet exact konden worden begroot, onder andere omdat vooraf niet voor elke speler bekend was wanneer hij precies zou aantreden, welke wedstrijden hij zou spelen, en welke resultaten zouden worden behaald. De kosten konden dus voor sommige spelers hoger en voor anderen lager uitpakken. Op voorhand was daarom duidelijk dat in de loop van het seizoen nog aanpassingen in de annexen 1 en 2 zouden moeten worden gedaan.
10.9.
De annexen 3 en 4 bij de SLA zijn later opgesteld, onder druk van de situatie zoals die zich begin april 2019 voordeed, waarbij FC Den Bosch kampte met een begrotingstekort waardoor haar licentie in gevaar kwam. Deze annexen 3 en 4 bevatten geen specificatie naar soort of hoogte van de voor rekening van [eiser] komende kosten die worden ‘gedekt’ door deze annexen, maar slechts een totaalbedrag met de weinig zeggende beschrijving ‘unforeseen expenses’. Dit maakt het niet mogelijk uitgavenposten direct te herleiden naar de annexen 3 en 4 van de SLA.
Over de posten onder kolom A (Expenses)
10.10.
Gelet op wat partijen aanvoeren, ziet de rechtbank geen grond om FC Den Bosch te veroordelen tot terugbetaling van (een deel van) de bedragen vermeld onder kolom A van het kostenoverzicht. De rechtbank zal dat hier toelichten.
10.11.
Vaststaat dat [A] in mei 2019 aan de slag is gegaan om een overzicht te krijgen van de werkelijke uitgaven die op dat moment waren gedaan, afgezet tegen de bedragen zoals die door [eiser] waren betaald (zie hiervoor onder 2.22). [eiser] stelt dat het kostenoverzicht niet door hem of een van zijn mensen is opgesteld of geaccordeerd, maar uit de hiervoor onder 2.23 en 2.24 beschreven mailberichten blijkt dat het wel degelijk [A] is geweest die op 24 mei 2019 een (eerste) versie van het kostenoverzicht heeft opgesteld en diezelfde dag - na overleg met de externe controller, een lid van de Raad van Commissarissen en een directielid van FC Den Bosch - ook een volgende versie. Van de in dat kostenoverzicht opgenomen posten sub A1 t/m A36 heeft [A] direct erkend dat deze verband hielden met spelers die door [eiser] voor FC Den Bosch waren aangetrokken, of met besluiten die door [eiser] waren geïnitieerd. Hij heeft de posten onder A in dat overzicht ook aangeduid als de “ [bedrijfsnaam eiser] ”, waarbij [afkorting] staat voor [eiser] . Uit het hiervoor onder 2.25 beschreven mailbericht van [A] blijkt bovendien dat hij die erkenning op 30 mei 2019 nogmaals, en ditmaal uitdrukkelijk namens [eiser] , heeft bevestigd aan leden van de Raad van Commissarissen en directie van FC Den Bosch. De erkenning dat deze kosten verband houden met de door [eiser] aangetrokken spelers en met besluiten waartoe [eiser] het initiatief heeft genomen, impliceert de erkenning dat deze kosten voor rekening dienen te komen van [eiser] . De rechtbank is daarom met FC Den Bosch van oordeel dat op grond van deze mailberichten moet worden aangenomen dat er toestemming was van de kant van [eiser] om geld uit te geven aan de posten genoemd onder A1 t/m A36 van het kostenoverzicht en dat deze posten in beginsel voor rekening van [eiser] komen.
10.12.
[eiser] voert aan dat [A] geen mandaat had om het kostenoverzicht goed te keuren. Volgens [eiser] bevatte het kostenoverzicht slechts een opsomming van enerzijds alle betalingen die door hem waren gedaan en anderzijds alle kosten die FC Den Bosch naar eigen opgave had gemaakt, waarover partijen nog overeenstemming moesten bereiken in het kader van de eindafrekening. [eiser] stelt dat die overeenstemming er nog niet was, en verwijst naar de sommatie die hij stuurde op 4 juli 2019 en de brief van zijn advocaat van 8 juli 2019, waarin FC Den Bosch wordt gevraagd om deugdelijke en sluitende overzichten te verstrekken over de besteding van de gelden. Ter zitting heeft [eiser] zich er aanvullend en met nadruk op beroepen dat [A] door FC Den Bosch nooit officieel in zijn functie zou zijn benoemd en geen inzage kreeg in de boekhouding, en dat [eiser] daarom nooit heeft kunnen controleren of de bedragen die FC Den Bosch aanleverde wel precies klopten.
10.13.
De rechtbank volgt [eiser] niet in deze stellingen. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de vraag of FC Den Bosch het geld van [eiser] heeft besteed voor doeleinden die passen binnen de SLA en/of waarmee door of namens [eiser] is ingestemd, en anderzijds de vraag of FC Den Bosch achteraf voldoende verantwoording (ofwel rekening en verantwoording) heeft afgelegd over de precieze hoogte van de bedragen die zij voor elk van die doelen daadwerkelijk heeft uitgegeven. Gelet op de insteek die [eiser] heeft gekozen voor zijn vordering, is alleen de eerste vraag hier relevant. [eiser] legt immers aan zijn vordering ten grondslag dat FC Den Bosch het geld in strijd met het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van de SLA zonder zijn goedkeuring heeft uitgegeven voor andere doeleinden dan waarvoor dat geld volgens de vooraf gemaakte afspraken (neergelegd in de annexen) was bedoeld. Hij heeft geen vordering ingesteld om FC Den Bosch te veroordelen rekening en verantwoording af te leggen.
10.14.
Aan [A] kwam op grond van de appendix 1 bij de LA de bevoegdheid toe om namens [eiser] vooraf zijn goedkeuring te verlenen voor uitgaven door FC Den Bosch (hiervoor onder 2.6). Een officiële benoeming door FC Den Bosch was daarvoor niet nodig omdat partijen door het aangaan van het LA al waren overeengekomen welke bevoegdheden [A] had. Door FC Den Bosch is onweersproken gesteld dat [A] vrijwel dagelijks op de club aanwezig was. Dat [A] zijn werk niet goed heeft kunnen doen omdat hij geen toegang had tot financiële gegevens, blijkt nergens uit. En ook als het juist zou zijn, zoals [eiser] stelt maar FC Den Bosch betwist, dat [A] geen inzage had in de boekhouding en dus de precieze hoogte van de uitgegeven bedragen achteraf niet kon controleren, dan betekent dat nog niet dat daarmee vaststaat dat FC Den Bosch de gelden van [eiser] zonder instemming aan verkeerde doelen heeft uitgegeven, zoals [eiser] ten grondslag legt aan zijn vordering. Zoals hiervoor onder 10.11 is overwogen, moet worden aangenomen dat er toestemming was van de kant van [eiser] om geld uit te geven aan de posten A1 t/m A36 van het kostenoverzicht. Mogelijk komen de werkelijke uitgaven zoals FC Den Bosch die uiteindelijk heeft gedaan voor de posten A1 t/m A36 niet exact overeen met de (afgeronde) bedragen genoemd in het kostenoverzicht, maar dit rechtvaardigt niet een terugvordering tot een bedrag van € 1.346.545,- en vormt niet de grondslag van de vordering van [eiser] .
10.15.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering (i) van [eiser] voor zover deze ziet op de posten sub A van het kostenoverzicht, moet worden afgewezen. Voor een onderzoek door een accountant naar de precieze hoogte van de verschillende bedragen, waar [eiser] subsidiair om heeft verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding gelet op de grondslag van de vordering.
Over de posten onder kolom C (Differences)
10.16.
De rechtbank overweegt dat de betaling door [eiser] van de bedragen in de annexen in beginsel een schuld veronderstelt, wat zou meebrengen dat [eiser] zal moet stellen en zo nodig bewijzen dat en waarom zij die betaling toch niet verschuldigd was. Hier is echter een nuancering op zijn plaats omdat het bij de betalingen op basis van de annexen 3 en 4 grotendeels ging om lumpsumbedragen, en bij de laatste betaling van € 875.000,- door [eiser] uitdrukkelijk een voorbehoud is gemaakt omdat voor hem het overzicht op alle kosten op dat moment ontbrak. Bovendien voeren partijen over de kosten onder kolom C - anders dan over de kosten onder kolom A - van aanvang af de discussie of zij wel vallen binnen de reikwijdte van de SLA. FC Den Bosch erkent dat deze posten vanaf de eerste versie van het kostenoverzicht als discussiepunt zijn benoemd. Het ligt daarom op de weg van FC Den Bosch om ten aanzien van elk van deze posten voldoende naar voren te brengen waaruit kan volgen dat deze met instemming van [eiser] zijn gedaan.
10.17.
De rechtbank stelt allereerst vast dat onder kolom C staat genoemd de post “cash shortage” voor een bedrag van € 250.000,-. Van de kant van [eiser] is ter zitting erkend dat dit het bedrag is dat [eiser] in augustus 2018 heeft betaald op grond van de LA. Van een uit hoofde van de SLA betaald bedrag waarvoor geen toestemming zou zijn gegeven, is hier dus geen sprake, en dit bedrag is dan ook in zoverre niet toewijsbaar.
10.18.
De rechtbank zal de overige posten uit kolom C, die samen een bedrag van € 198.542,- belopen, hierna afzonderlijk beoordelen.
“Den Boxx” ad € 4.125,-
10.19.
Deze post ziet op kosten voor de catering bij het gebruik door [eiser] en zijn gasten van een afgescheiden ruimte in het stadion op wedstrijddagen. De rekening daarvan werd door Van der Valk gestuurd naar FC Den Bosch. FC Den Bosch heeft een overzicht verstrekt van de facturen, met vermelding van datum en bedrag. Het staat vast dat deze kosten zijn gemaakt en dat ze niet vallen onder de SLA. Naar het oordeel van de rechtbank komen deze kosten in beginsel voor rekening van [eiser] - die immers van deze diensten gebruik heeft gemaakt - tenzij partijen hebben afgesproken dat deze kosten voor rekening van FC Den Bosch komen. Het bestaan van een dergelijke afspraak is door [eiser] niet gesteld en blijkt ook niet uit de stukken. FC Den Bosch heeft daarentegen een verklaring overgelegd van de heer [F] , tot maart 2019 directeur bij FC Den Bosch, waarin hij schrijft dat [eiser] ermee akkoord was dat deze kosten door FC Den Bosch aan [eiser] werden doorbelast. Deze kosten komen daarom voor rekening van [eiser] en het bedrag is dus niet toewijsbaar.
“Kosten LXA” ad € 14.680,-
10.20.
Deze post ziet volgens FC Den Bosch op door haar gemaakte (advies)kosten in verband met het opstellen van de SPA. Door FC Den Bosch is al eerder erkend dat deze kosten voor haar rekening komen en dit bedrag is dan ook toewijsbaar.
“Joko” ad € 12.500,- en “ [H] ” ad € 72.226,-
10.21.
De post “Joko” ziet op de kosten die zijn gemaakt voor het advieswerk van forensisch accountant de heer [G] , ten behoeve van de procedure bij de licentiecommissie van de KNVB in de periode van november 2018 tot mei 2019.
De post “ [H] ” ziet op (een deel van) de kosten die zijn gemaakt voor het (advies)werk van advocaat mr. [H] in het kader van het hoger beroep tegen het afwijzende besluit van de KNVB van 28 maart 2019. De facturen van beide adviseurs zijn door FC Den Bosch overgelegd.
10.22.
[eiser] meent dat de kosten voor de werkzaamheden van [G] en [H] voor rekening van FC Den Bosch komen. Volgens [eiser] heeft hij nooit een opdracht aan [G] verstrekt, maar was het een eigen besluit van FC Den Bosch om deze forensisch accountant in te schakelen. [eiser] beroept zich er ook op dat het FC Den Bosch was die het hoger beroep bij de KNVB heeft aangetekend. Naar eigen zeggen stemde [eiser] hier wel mee in, maar ging hij er vanuit dat ieder de eigen juristen zou betalen. De rechtbank verwerpt deze stellingen van [eiser] op de volgende gronden.
10.23.
Als licentiehouder was het aan FC Den Bosch om bij de KNVB melding te doen van het voornemen van [eiser] om de aandelen over te nemen en daarvoor goedkeuring te vragen. Die aanvraag gebeurde mede in het belang van [eiser] , die de club wilde overnemen. Voor de begeleiding van deze procedure is aanvankelijk mr. [L] ingeschakeld, waarvan partijen afspraken dat hij zou worden betaald door [eiser] . In de begroting van FC Den Bosch zat geen ruimte voor alle kosten die gepaard gingen met een licentieprocedure bij de KNVB. Omdat de vragen van de KNVB over de herkomst van het te investeren geld voornamelijk op het financiële vlak lagen, heeft [A] in een mailbericht van 13 november 2018 aan FC Den Bosch laten weten de activiteiten van mr. [L] ‘on hold’ te zetten en een forensisch accountant te willen inschakelen. Het is dus [A] geweest die opdracht heeft gegeven om een forensisch accountant in te schakelen, om de begeleiding van de procedure bij de KNVB van mr. [L] over te nemen, waarvan - zoals eerder vastgesteld - de kosten voor rekening van [eiser] kwamen. De rechtbank oordeelt daarom dat ook de kosten van [G] , die gemaakt moesten worden om bij de KNVB vragen over de financiële herkomst van het geld van [eiser] te kunnen beantwoorden, voor rekening van [eiser] dienen te komen. Dat de keuze voor de persoon van [G] is gemaakt op voorstel van FC Den Bosch, die ook het contact heeft gelegd, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
10.24.
Nadat de KNVB de gevraagde goedkeuring had geweigerd, heeft [A] in een mailbericht van 29 maart 2019 aan de leden van de Raad van Commissarissen laten weten dat deze beslissing van de KNVB niet kan worden geaccepteerd en, kort gezegd, dat opgeven geen optie is. In het bericht stelt hij voor een aantal stappen gezamenlijk te gaan zetten (‘we should do jointly’) en vraagt hij FC Den Bosch onder meer te bevestigen dat het hoger beroep binnen de daarvoor gestelde termijn van 5 dagen zal worden ingesteld. Op 31 maart 2019 heeft de Raad van Commissarissen van FC Den Bosch in haar overleg over dit onderwerp gesproken. [eiser] en mr. [H] waren bij dit overleg aanwezig. In de notulen van dit overleg, waarvan de inhoud door [eiser] niet is betwist, staat over dit onderwerp het volgende:
“Beroep KNVB
[H] legt aan [eiser] uit hoe de procedure werkt (5 dagen om in beroep te gaan) en legt aan [eiser] uit wat in zijn ogen de kansen voor [eiser] zijn. Deze zitten volgens [H] in de inhoudelijke zaken die [eiser] nog zou kunnen aantonen / ontkrachten en ook in de procedure die de Licentiecommissie heeft gevolgd. [eiser] oogt aangeslagen maar strijdbaar en geeft [H] opdracht om in beroep te gaan. [eiser] geeft aan dit met [H] te willen doen en niet met [L] . Wel instrueert hij [H] dat hij [I] 'involved' moet houden.”
10.25.
Uit de door FC Den Bosch overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat het hoger beroep formeel werd ingesteld door FC Den Bosch, als licentiehouder, maar dat dit is gebeurd in opdracht van [eiser] , die daar belang bij had omdat hij de club wilde overnemen. Het ging in die procedure ook om informatie die [eiser] moest verschaffen over de herkomst van zijn vermogen en hij kon dan ook het best inschatten of hij die informatie zou kunnen aanleveren. Uit de stukken blijkt dat [eiser] mr. [H] opdracht heeft gegeven de begeleiding van die procedure van mr. [L] over te nemen.
10.26.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze kosten voor rekening van [eiser] moeten komen of in ieder geval dat [eiser] zijn vordering tot terugbetaling van de bedragen voor de posten Joko en [H] in het licht van het voorgaande onvoldoende heeft onderbouwd. Dat leidt tot afwijzing van de vordering tot terugbetaling van deze posten.
“Leasekosten” ad € 5.511,-
10.27.
Deze post ziet op (een deel van) de leasekosten voor de auto’s van [B] en [A] over de periode september 2018 tot september 2019. Een specificatie van deze kosten is door FC Den Bosch overgelegd.
10.28.
Op grond van artikel 1.1.1 van de LA komen de ‘labour costs/fees’ van de TD en FC voor rekening van [eiser] . In artikel 6 van de SPA staat dat [eiser] voor de transitieperiode een TD en FC zal aanstellen ‘without any costs due to the Company’. De rechtbank gaat er vanuit dat op grond van deze afspraken de autokosten van [B] en [A] voor rekening van [eiser] dienen te komen. [eiser] , die over deze kosten niets specifieks heeft gesteld, heeft zijn vordering tot terugbetaling van deze kosten door FC Den Bosch in dat licht onvoldoende onderbouwd.
“Makelaarskosten” € 30.000,-
10.29.
Deze post ziet op (een deel van de) makelaarskosten die volgens FC Den Bosch betrekking hebben op spelers die onder de reikwijdte van de SLA vallen, en op grond van artikel 2.2 van de SLA voor rekening komen van [eiser] . FC Den Bosch heeft een specificatie van deze kosten en ook de onderliggende facturen overgelegd, tot een totaalbedrag van € 40.372,- (ex btw).
10.30.
Uit de artikelen 2.1 en 2.2 van de SLA volgt dat partijen hebben afgesproken dat makelaarskosten die worden gemaakt in verband met het aantrekken van nieuwe spelers voor rekening komen van [eiser] . [eiser] voert ter verweer aan dat hij geen inzage heeft gehad in de boekhouding en dat hem niet duidelijk is om wat voor kosten het hier gaat. Met het overleggen van de specificatie en de facturen, en de daarop gegeven toelichting ter zitting, heeft FC Den Bosch echter voldoende duidelijk gemaakt dat het hier gaat om kosten ter zake van (arbeids)bemiddeling voor de spelers [speler 11] , [speler 2] , [speler 15] , [speler 8] , [speler 5] , [speler 12] en [speler 13] , die in opdracht van [eiser] zijn gecontracteerd. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook voldoende vast dat door FC Den Bosch (meer dan) € 30.000,- is uitgegeven aan makelaarskosten, welke kosten op grond van artikel 2.2 van de SLA voor rekening komen van [eiser] . De vordering van [eiser] tot terugbetaling van dit bedrag van € 30.000,- zal daarom worden afgewezen.
“MVWS” ad € 18.500,-
10.31.
Deze post ziet op (een deel van) de kosten van mr. [L] en maakt ook onderdeel uit van de post 13 onder kolom A van het kostenoverzicht. FC Den Bosch heeft erkend dat deze kosten tweemaal in het kostenoverzicht zijn opgenomen en niet voor dubbele vergoeding in aanmerking komen. Dit bedrag kan daarom door [eiser] worden teruggevorderd.
“Wladimiroff” ad € 4.500,-
10.32.
Deze post ziet op kosten die in februari 2019 zijn gemaakt voor werkzaamheden door Wladimiroff Advocaten. Deze kosten moesten volgens FC Den Bosch worden gemaakt omdat Rabobank weigerde om geld dat afkomstig was van [eiser] te accepteren, vanwege bedenkingen bij de herkomst daarvan. FC Den Bosch heeft de factuur voor deze kosten overgelegd.
10.33.
[eiser] erkent dat er een probleem was met de betalingen via Rabobank, maar stelt dat hij op geen enkele manier betrokken is geweest bij de inschakeling van dit advocatenkantoor. Op de zitting is van de kant van FC Den Bosch naar voren gebracht dat de club een betaalrekening had bij Rabobank, dat deze bank de banden met de club wilde verbreken en dat Wladimiroff Advocaten door FC Den Bosch is ingeschakeld op voorstel van Rabobank. FC Den Bosch heeft erkend dat dit kantoor niet is ingeschakeld in opdracht van [eiser] , en heeft verklaard niet te kunnen aangegeven hoe, wanneer of door wie hierover overleg is gevoerd met [eiser] . De rechtbank ziet daarom onvoldoende grond om aan te nemen dat de kosten voor rekening van [eiser] dienen te komen. Dit bedrag kan daarom door [eiser] worden teruggevorderd.
“Mulders” ad € 12.500,-
10.34.
Deze post ziet op de kosten voor de werkzaamheden door Mulders Advocaten als adviseur/makelaar van speler [speler 7] . Volgens FC Den Bosch komen deze voor rekening voor [eiser] op grond van artikel 2.2 van de SLA. FC Den Bosch heeft de facturen van Mulders Advocaten overgelegd.
10.35.
De rechtbank stelt vast dat de speler [speler 7] staat vermeld in de uitwerking van annex 4 zoals opgesteld door [A] in mei 2019 (zie hiervoor onder 2.22), en ook staat genoemd onder post 5 van kolom A van het kostenoverzicht. Speler [speler 7] is een speler die is aangetrokken in opdracht van [eiser] en op grond van artikel 2.2 van de SLA is [eiser] daarom gehouden om de kosten voor deze speler te betalen. Uit de factuur van Mulders Advocaten blijkt dat het hier gaat om kosten voor advisering van FC Den Bosch in verband met de overstap van speler [speler 7] . Een redelijke uitleg van artikel 2.2 van de SLA brengt mee dat ook deze kosten door [eiser] zullen worden vergoed. Dit bedrag kan daarom niet door [eiser] worden teruggevorderd.
“VDB Advocaten” ad € 24.000,-
10.36.
Deze post ziet op notariële kosten. Volgens FC Den Bosch komen de kosten van de notaris in het kader van de aandelenoverdracht voor rekening van [eiser] , op grond van artikel 15.2 van de SPA. FC Den Bosch heeft declaraties van VDB Notarissen en Advocaten (hierna: VDB) overgelegd.
10.37.
De rechtbank overweegt dat in artikel 15.2 van de SPA staat “the notary’s fees for the transfer of the shares shall be borne by purchaser”, wat betekent dat de notariskosten van de aandelenoverdracht voor rekening van [eiser] komen, als koper van die aandelen. Een aandelenoverdracht heeft evenwel niet plaatsgevonden. Waar de werkzaamheden van VDB precies betrekking op hadden, en waarom de kosten daarvan voor rekening komen van [eiser] , is door FC Den Bosch niet toegelicht. Uit de urenverantwoording bij de overgelegde nota’s van VDB blijkt niet dat de facturen (voornamelijk) betrekking hebben op (de voorbereiding van) de aandelenoverdracht. Dit bedrag kan daarom door [eiser] worden teruggevorderd.
Conclusie hoofdsom vordering (i)
10.38.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat de vordering van [eiser] tot terugbetaling van € 1.795.087,- uit hoofde van de SLA, niet toewijsbaar is voor wat betreft de posten genoemd onder kolom A en slechts toewijsbaar is voor een viertal posten genoemd onder kolom C in het kostenoverzicht (LXA, MVWS, Wladimiroff en VDB), te weten tot een totaalbedrag van € 61.680,-. Voor het gelasten van een onderzoek door een accountant naar de exacte besteding door FC Den Bosch van de door [eiser] geïnvesteerde bedragen, waar [eiser] subsidiair om heeft verzocht, ziet de rechtbank geen grond, gelet op wat de rechtbank heeft overwogen onder 10.13 en 10.14, en gelet op de grondslag van de vordering.
Rente
10.39.
[eiser] vordert de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 14 september 2019. Deze vordering, waartegen FC Den Bosch geen verweer heeft gevoerd, is toewijsbaar.
Verrekening
10.40.
FC Den Bosch beroept zich op verrekening met haar tegenvorderingen, zoals die in de reconventie naar voren zijn gebracht. Dit beroep op verrekening zal hierna onder 12.3 en verder worden beoordeeld.
Terugbetaling van € 250.000,- uit hoofde van de LA [vordering (ii)]
Terugbetalingsplicht op grond van de LA
10.41.
Op 24 juli 2018 heeft [eiser] een lening van € 250.000,- verstrekt waarmee FC Den Bosch haar liquiditeitstekort kon afdekken. Het staat vast dat partijen daarbij toen hebben afgesproken dat als de aandelenoverdracht niet door zou gaan, de leenovereenkomst zou eindigen en FC Den Bosch het geleende bedrag binnen veertien dagen zou terugbetalen. Dit staat zo ook opgenomen in de artikelen 2(b) en 4.2 van de LA, en met een beroep op deze artikelen vordert [eiser] nu de terugbetaling van € 250.000,-.
10.42.
FC Den Bosch erkent dat dit aanvankelijk zo is afgesproken, maar voert aan dat over de terugbetaling van deze lening enkele maanden later met [eiser] gewijzigde afspraken zijn gemaakt bij het sluiten van de SLA. In een aantal onderdelen van artikel 4 van de SLA is voor de bedragen die [eiser] aanvullend zou gaan investeren een voorwaardelijke terugbetalingsregeling opgenomen, en volgens FC Den Bosch geldt die regeling ook voor het geleende bedrag van de LA en is aan de voorwaarden niet voldaan, zodat geen recht op terugbetaling zou bestaan.
10.43.
De onderdelen van artikel 4 van de SLA waar FC Den Bosch zich hier op beroept luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“4.2 Parties have agreed upon a pay back in respect of this Agreement as follows. Any and all redemption as further defined in this Clause 4 shall take place in as far and to the extent only that as a consequence of a transfer (…) of any contract player by FCDB to a third party income and/or gains are derived by FCDB during the period from 1 January 2019 until 31 August 2021, irrespective of the time at which such transfer takes place, on the condition that [eiser] shall pay the Investments and Extra-Budgetary Expenses also after the season 2018-2019 in the manner as described in Clause 5.1 hereof. Of the income and gains as a result of the transfer (…) of any contract player by FCB during the period of 1 January 2018 until 31 August 2021 to a third party only the nett amount shall be eligible for the (re)payment of the subordinated loan, for the purpose of which such nett amount is defined as (…).”
“4.5 Should the condition precedent as set forth in Clause 3 sub b) of the SPA not be fulfilled and (the licensing committee of the) KNVB has not granted its permission to the transaction as contemplated by the SPA, the amount of the subordinated loan will be set-off against the principal amount, the interest and all other amounts due and payable to [eiser] under the Loan Agreement.
4.6
The subordinated loan shall be repaid by FCDB through the receipt of the Nett Income on the conditions as set forth in Clause 4.2.
4.7
In the event as described in Clause 4.5 thereof and in case no Nett Income will arise or the Nett Income will not be sufficient to repay the subordinated loan or the other loans referred to above, FCDB will be under no obligation to make any further payments in respect thereof and [eiser] will waive and relinquish any and all rights or claims of repayment of these loans and/or return on investment. FCDN accepts this waiver of rights. ”
10.44.
FC Den Bosch stelt dat in het hiervoor geciteerde artikel 4.5 van de SLA bedoeld is te bepalen dat als er geen goedkeuring komt van de KNVB voor een aandelenoverdracht, de hoogte van de achtergestelde lening wordt berekend door het bedrag dat [eiser] uit hoofde van de SLA aan FC Den Bosch ter beschikking heeft gesteld, te vermeerderen met de rente en alle andere bedragen die FC Den Bosch uit hoofde van de LA aan FC Den Bosch verschuldigd is. Volgens FC Den Bosch is in artikel 4.5 het woord ‘berekend’ abusievelijk vertaald als ‘sett off against’ oftewel ‘verrekend’. Bedoeld zou zijn het bedrag van de LA te laten ‘opgaan’ in het totaalbedrag van de SLA. FC Den Bosch meent dat voor deze lezing steun is te vinden in artikel 4.7 waarin volgens haar expliciet melding wordt gemaakt van terugbetaling van het geleende geld van de LA onder de voorwaarden als opgenomen in (artikel 4.2 van) de SLA. Een andere lezing van artikel 4.5 zou dit artikel volgens FC Den Bosch ook zinledig maken. FC Den Bosch stelt dat [eiser] het geleende bedrag van de LA niet van haar kan terugvorderen omdat aan de voorwaarden voor terugbetaling genoemd in artikel 4 van de SLA niet is voldaan.
De rechtbank volgt FC Den Bosch niet in dit betoog en overweegt als volgt.
10.45.
In de SLA zijn enkele wijzigingen aangebracht op de SPA en de LA. In de considerans van de SLA, onder E, en in artikel 1.5 van de SLA hebben partijen aangegeven op welke bepalingen uit de SPA en de LA zij in de SLA een wijziging of aanvulling wensen aan te brengen. De artikelen 2(b) en 4.2 van de LA staan daar niet bij genoemd. Van een bedoeling van partijen om de afspraken over terugbetaling van de lening uit de LA te wijzigen, blijkt in zoverre niet uit de SLA. Dat dit niettemin wel de bedoeling was van partijen, en wat daarvoor de overwegingen waren, is door FC Den Bosch niet toegelicht of onderbouwd.
10.46.
In artikel 1.4 van de SLA staat dat de bepalingen uit de SPA en de LA onverkort van toepassing blijven voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald in de SLA. De rechtbank kan in de tekst van de hiervoor onder 10.43 geciteerde onderdelen van artikel 4 van de SLA niet lezen dat daarin uitdrukkelijk is bepaald dat voor de terugbetaling van de lening uit de LA dezelfde voorwaarden (gaan) gelden als voor de investeringen onder de SLA. De lastig leesbare tekst en opbouw van de verschillende onderdelen van artikel 4 van de SLA geven daarvoor onvoldoende houvast. FC Den Bosch heeft ook niets gesteld over wat partijen bij de totstandkoming van de SLA hebben besproken over artikel 4, over wat zij wilden afspreken over de voorwaarden voor terugbetaling van de investeringen en hoe die afspraken zich verhouden tot de eerder gemaakte afspraak dat de lening uit de LA bij het niet doorgaan van de overname zonder meer zou moeten worden terugbetaald. Er kan dan ook niet zonder meer vanuit worden gegaan dat sprake is geweest van een vertaalfout in artikel 4.5. Maar ook als wordt uitgegaan van een vertaalfout, dan is nog niet helder hoe de artikelen precies moeten worden uitgelegd. Anders dan FC Den Bosch stelt, blijkt uit artikel 4.7 ook niet zonneklaar dat met de woorden ‘the other loans referred to above’ is gedoeld op de lening uit de LA. Ter zitting kon FC Den Bosch over de uitleg van artikel 4 ook geen helderheid geven. Als het de bedoeling van partijen was geweest dat als de goedkeuring van de KNVB er niet zou komen, de terugbetaling van alle geleende bedragen, inclusief de € 250.000,- van de LA, geheel afhankelijk zou zijn van het ‘Nett Income’ van artikel 4.2 van de SLA, dan had een andere opbouw van artikel 4 van de SLA meer voor de hand gelegen.
10.47.
Op de zitting heeft de raadsman van FC Den Bosch een passage voorgelezen uit een mailbericht, daterend van ná het sluiten van de SLA, waaruit volgens hem zou blijken dat partijen zouden hebben afgesproken dat na het vervallen van de bankgarantie de lening uit de LA onder de SLA zou worden gebracht. Dit mailbericht is niet overgelegd en onduidelijk is wat daar precies in staat en of de daarin bedoelde afspraak ook zag op de terugbetalingsvoorwaarden. Zou dit zo zijn, dan doet dit afbreuk aan de hiervoor besproken eigen stelling van FC Den Bosch over de uitleg van artikel 4 van de SLA omdat dit
impliceert dat de lening pas later onder de SLA zou worden gebracht en dit ten tijde van het sluiten de SLA (dus) nog niet geval was.
10.48.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het verweer van FC Den Bosch niet slaagt en dat voor de vraag of FC Den Bosch het bedrag van € 250.000,- moet terugbetalen, moet worden gekeken naar wat daarover is bepaald in de LA. Op grond van de artikelen 2(b) en 4.2 van de LA moet FC Den Bosch het geleende bedrag van € 250.000,- terugbetalen.
Contractuele rente
10.49.
[eiser] vordert 3% rente over € 250.000,- met ingang van 24 juli 2018. [eiser] onderbouwt deze vordering met een beroep op de artikelen 2(b), 3 en 4.2 van de LA.
FC Den Bosch heeft tegen de gevorderde contractuele rente geen afzonderlijk verweer gevoerd.
10.50.
De rechtbank zal deze vordering deels toewijzen en overweegt daartoe het volgende.
10.51.
In artikel 3 van de LA is onder meer bepaald dat FC Den Bosch met ingang van de dag waarop de LA wordt gesloten over het uitstaande bedrag van de lening rente moet betalen, waarvan de hoogte voor de volledige duur van de LA is bepaald op 3% per jaar. Het bestaan van deze afspraken is door FC Den Bosch niet betwist en de rechtbank oordeelt dan ook dat FC Den Bosch contractuele rente over de lening verschuldigd is.
10.52.
De rechtbank oordeelt dat FC Den Bosch deze rente verschuldigd is over de volledige looptijd van de LA, dat wil zeggen vanaf de dag waarop de LA werd gesloten (24 juli 2018) tot de dag waarop door de beslissing van de Beroepscommissie licentiezaken betaald voetbal van de KNVB kwam vast te staan dat de overname definitief niet kon doorgaan (16 juli 2019). In artikel 2(b) van de LA is immers bepaald dat de LA op dat moment zal eindigen. De contractuele rente bedraagt daarmee € 7.335,-. Voor het toewijzen van contractuele rente over de periode ná het eindigen van de LA ziet de rechtbank geen grond in de LA.
Wettelijke rente
10.53.
[eiser] vordert subsidiair de wettelijke rente over € 250.000,- te berekenen vanaf 14 september 2019.
10.54.
De rechtbank is van oordeel dat deze vordering kan worden toegewezen. Nadat door het besluit van 16 juli 2019 van de beroepscommissie licentiezaken van de KNVB duidelijk was geworden dat de aandelenoverdracht niet door zou gaan, heeft [eiser] FC Den Bosch in een brief van 5 augustus 2019 gesommeerd de lening terug te betalen, uiterlijk op 13 augustus 2019. Zoals hiervoor is geoordeeld, had [eiser] recht op deze terugbetaling. FC Den Bosch heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven en is daardoor in verzuim geraakt. Op grond van artikel 6:119 BW is FC Den Bosch daarom wettelijke rente verschuldigd. De rechtbank zal als ingangsdatum daarvoor hanteren de door [eiser] in zijn vordering genoemde datum van 14 september 2019.
Verrekening
10.55.
FC Den Bosch beroept zich ook hier subsidiair op verrekening met haar tegenvorderingen, zoals die in de reconventie naar voren zijn gebracht. Dit beroep op verrekening zal hierna onder 12.3 en verder worden beoordeeld.
Uitwinning van de borg [vordering (ii)]
10.56.
[eiser] vordert ook van [gedaagde sub 2] als borg betaling van € 250.000,- met rente.
10.57.
De rechtbank oordeelt dat deze vordering moet worden afgewezen en overweegt daarbij het volgende.
10.58.
[gedaagde sub 2] heeft zich als borg garant gesteld voor betaling van het geleende bedrag uit de LA, voor het geval FC Den Bosch niet aan haar terugbetalingsverplichting aan [eiser] zou voldoen, en heeft als extra zekerheid voor [eiser] gezorgd voor een bankgarantie, zoals afgesproken (artikel 1.1.2.2 van de LA).
10.59.
[gedaagde sub 2] is gehuwd en op grond van artikel 1:88 aanhef en onder c BW moest voor deze borgstelling toestemming worden verleend door zijn echtgenote. Dat zou alleen niet nodig zijn als [gedaagde sub 2] deze borgstelling zou hebben verstrekt in het kader van de normale uitoefening van zijn beroep op bedrijf. Daarvan was hier geen sprake. [gedaagde sub 2] is de vader van de voorzitter van de Raad van Commissarissen van FC Den Bosch en heeft deze verplichtingen op zich genomen als particulier.
10.60.
De echtgenote van [gedaagde sub 2] heeft zich tegenover [eiser] beroepen op het ontbreken van haar toestemming. Vaststaat dat de echtgenote van [gedaagde sub 2] de LA niet mee heeft ondertekend. Op de zitting hebben de raadsman van FC Den Bosch en de heer [J] , de accountant van [gedaagde sub 2] die namens hem op de zitting aanwezig was, verklaard dat de echtgenote van [gedaagde sub 2] ook de bankgarantie niet mee heeft ondertekend. [eiser] stelt wel dat mevrouw [gedaagde sub 2] de bankgarantie misschien wel mee heeft ondertekend, waardoor toch sprake zou zijn van toestemming, maar heeft dit niet verder onderbouwd. De rechtbank ziet in het gestelde onvoldoende indicatie dat er mogelijk toch toestemming zou zijn gegeven en ziet dan ook geen grond om van [gedaagde sub 2] te eisen dat hij een afschrift van de bankgarantie in het geding brengt, of een onderzoek door een accountant hiernaar te laten plaatsvinden, zoals [eiser] heeft verzocht. Het beroep van de echtgenote van [gedaagde sub 2] op vernietiging van de borgtocht als bedoeld in artikel 1:89 BW slaagt en [eiser] kan geen betaling eisen van [gedaagde sub 2] .
Buitengerechtelijke kosten [vordering (iii)]
10.61.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 6.775,- op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. [eiser] vordert dit bedrag zonder daarbij aan te geven dat er door hem buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en waaruit die werkzaamheden hebben bestaan. Hij heeft zijn vordering daarom onvoldoende onderbouwd en deze moet worden afgewezen.
Proceskosten en nakosten [vordering (iv)]
10.62.
Voor de overwegingen van de rechtbank over de kosten in conventie en in reconventie verwijst de rechtbank naar paragraaf 13.

11.De beoordeling van de tegenvorderingen van FC Den Bosch

11.1.
De rechtbank zal hier de tegenvorderingen in reconventie beoordelen, zoals die door FC Den Bosch zijn ingesteld.
Afrekening seizoen 2018/2019: € 98.416,76 onder de SLA [vordering I (a)]
11.2.
FC Den Bosch stelt dat de totale kosten die zij voor het seizoen 2018/2019 buiten haar begroting heeft gemaakt, en die op grond van de SLA voor rekening komen van [eiser] , achteraf zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.202.571,76. Omdat [eiser] daarvan € 3.104.155,- heeft betaald, meent FC Den Bosch nog een vordering te hebben op [eiser] ter hoogte van het verschil, te weten € 98.416,76. [eiser] betwist de gestelde posten en stelt daarvoor nooit toestemming te hebben gegeven.
11.3.
De rechtbank is van oordeel dat FC Den Bosch niet voldoende heeft onderbouwd dat in totaal € 3.202.571,76 aan gemaakte kosten op grond van de SLA voor rekening moet komen van [eiser] . FC Den Bosch heeft die onderbouwing wel geleverd tot een bedrag van € 3.171.218,-, wat leidt tot een vordering van FC Den Bosch op [eiser] van € 67.063,-. De rechtbank zal toelichten hoe zij tot dit bedrag komt.
Gemaakte (extra) kosten onder de SLA
11.4.
De rechtbank heeft hiervoor in conventie vastgesteld dat moet worden aangenomen dat er toestemming was van de zijde van [eiser] om geld uit te geven aan de posten
A1 t/m A36van het kostenoverzicht. [A] heeft deze posten geaccordeerd en uit niets blijkt dat het totaalbedrag van € 2.915.500,- (deels) grondslag mist. Deze kosten zijn daarom voor rekening van [eiser] .
11.5.
Voor wat betreft de posten onder
kolom Cvan het kostenoverzicht heeft de rechtbank in conventie over de posten ‘Den Boxx’, ‘Joko’, ‘ [H] ’, leasekosten’, ‘makelaarskosten’ en ‘Mulders’ geoordeeld dat FC Den Bosch voldoende naar voren heeft gebracht om aan te nemen dat deze kosten voor rekening van [eiser] dienen te komen. Van de posten ‘kosten LXA’, ‘MVWS’, ‘Wladimiroff’ en ‘VDB Advocaten’ heeft de rechtbank daarentegen geoordeeld dat deze voor rekening van FC Den Bosch dienen te blijven. Van alle kosten genoemd onder kolom C van het kostenoverzicht komt dus in totaal € 136.862,- voor rekening van [eiser] , en niet € 165.362,- zoals FC Den Bosch bepleit.
11.6.
Over de post ‘
[H]’ voert FC Den Bosch aan dat achteraf is gebleken dat de kosten voor de werkzaamheden van het kantoor van mr. [H] in verband met de beroepsprocedure bij de KNVB zijn opgelopen tot in totaal € 128.710,- (exclusief btw). Het betreft dus een aanvullend bedrag van € 56.484,- ten opzichte van de post van € 72.226,- in kolom C van het kostenoverzicht. Ter onderbouwing heeft FC Den Bosch drie facturen met bijbehorende urenstaten overgelegd. Op de gronden zoals de rechtbank die hiervoor heeft gegeven in 10.24 en verder, is de rechtbank van oordeel dat ook deze meerkosten voor rekening van [eiser] komen. De factuur van 6 december 2018 die FC Den Bosch in het geding heeft gebracht kan gelet op de datering geen betrekking hebben op de bedoelde werkzaamheden in verband met de beroepsprocedure. Het bedrag van deze factuur (€ 1.047,-) zal de rechtbank hier dan ook buiten beschouwing laten. De facturen van 8 april 2019 en 8 augustus 2019 belopen samen echter (ruim) het bedrag van € 128.710,-. Het aanvullende bedrag van € 56.484,- komt dan ook voor rekening van [eiser] .
11.7.
Ook over de post ‘
makelaarskosten’ voert FC Den Bosch aan dat achteraf is gebleken dat de kosten hoger uitvielen dan vermeld in kolom C van het kostenoverzicht. Bij deze post gaat het om een aanvullend bedrag van € 10.372,-. Ter onderbouwing heeft FC Den Bosch het al onder 10.29 genoemde overzicht met onderliggende facturen overgelegd. Op de gronden zoals hiervoor beschreven in 10.30, is de rechtbank van oordeel dat ook deze meerkosten voor rekening van [eiser] komen.
11.8.
Ook over de post ‘
Wladimiroff’ voert FC Den Bosch aan dat de kosten uiteindelijk hoger zijn uitgevallen dan vermeld in kolom C van het kostenoverzicht. Hier gaat het om een aanvullend van € 2.853,76. Zoals de rechtbank hiervoor onder 10.33 heeft overwogen, heeft FC Den Bosch echter onvoldoende onderbouwd waarom de kosten voor de inschakeling van dit kantoor voor rekening van [eiser] moeten komen. Deze kosten blijven dan ook voor rekening van FC Den Bosch.
11.9.
Verder voert FC Den Bosch aan dat ook voor rekening van [eiser] komen een post van € 10.000,- voor ‘
kosten vertaalbureau’ en een post van € 6.000,- voor ‘
vliegtickets’. FC Den Bosch heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat deze posten op 27 juni 2019 door [A] zijn geaccordeerd, en op 8 juli 2019 door de advocaat van [eiser] als posten 37 en 38 onder kolom A van het kostenoverzicht zijn toegevoegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat FC Den Bosch voldoende heeft aangetoond dat deze kosten voor rekening van [eiser] komen.
11.10.
Tot slot voert FC Den Bosch aan dat de post ‘
teambonussen’ die in het kostenoverzicht onder kolom A is opgenomen voor € 420.000,- achteraf bleek te zijn opgelopen tot € 456.000,-. Ter onderbouwing heeft FC Den Bosch een overzicht in het geding gebracht waarin de bonusbedragen over de maanden oktober 2018 t/m mei 2019 staan vermeld, uitgesplitst per speler en per maand. Volgens FC Den Bosch komt ook dit additionele bedrag van € 36.000,- voor rekening van [eiser] , omdat het hier gaat om bonussen voor spelers die zijn aangetrokken buiten de begroting om, en op grond van artikel 2.2 van de SLA onder de SLA vallen. FC Den Bosch heeft ook gewezen op een mailbericht van [A] van 13 november 2018 waarin hij de bonussen accordeert tot een bedrag van € 500.000,-.
11.11.
[eiser] voert ter verweer aan dat de bonussen specifiek moesten worden geaccordeerd voordat ze werden uitgegeven. Hij verwijst in dit verband naar mailberichten van [A] van 13 november 2018 en 6 december 2018 die door FC Den Bosch zijn overgelegd. [eiser] stelt dat hij voor de op het overzicht genoemde bedragen nooit goedkeuring heeft gegeven.
11.12.
De rechtbank overweegt over de post ‘
teambonussen’ het volgende. Met de komst van [eiser] is bij FC Den Bosch een systeem van teambonussen geïntroduceerd. Op grond van artikel 2.2 van de SLA zijn de kosten voor bonussen in beginsel voor rekening van [eiser] . Omdat de hoogte van deze bonussen per definitie afhankelijk is van de resultaten die worden behaald, was op voorhand niet bekend hoeveel er precies aan bonussen uitgegeven zou gaan worden. Uit door FC Den Bosch overgelegde mailberichten van [B] , blijkt dat [B] zich bezighield met het opstellen van contracten met nieuwe spelers, inclusief bonusregeling, en per wedstrijd een overzicht maakte van de door het team behaalde bonussen. Door de goede prestaties van het team liepen in november 2018 de bonusbedragen snel op en in een mailbericht van 13 november 2018 schreef [A] dat hij tegen het eind van die week bij [eiser] zou bepleiten het budget voor bonussen te verhogen naar € 500.000,-. In reactie hierop schrijft [B] in een mailbericht van diezelfde dag aan [A] en [F] dat al bij de invoering van het bonussysteem door hem was gerekend met een budget van € 500.000,-. In een mailbericht van 6 december 2018 aan [F] heeft [A] geschreven dat onder andere de bonussen door [eiser] worden gezien als verplichte uitgaven (‘mandatory expenses’), die voor zijn rekening komen. Zoals hierna onder 11.30 nog aan de orde zal komen, zijn per 1 januari 2019 nog nieuwe contracten gesloten met spelers met daarin een bonusregeling. Stukken waaruit kan blijken dat [eiser] niet akkoord is gegaan met de voorgestelde verhoging van het budget voor de bonussen of op enig moment heeft besloten tot het stopzetten of versoberen van de bonusregeling om overschrijding van het budget dat hij voor ogen had te voorkomen of beperken, zijn door [eiser] niet in het geding gebracht.
Van de zijde van [eiser] is slechts zonder nadere toelichting gesteld dat hij voor de op het bonusoverzicht genoemde bedragen nooit goedkeuring gaf. De rechtbank oordeelt dat [eiser] hiermee de stellingen van FC Den Bosch onvoldoende heeft betwist. Het additionele bedrag van € 36.000,- komt daarom voor rekening van [eiser] .
11.13.
Concluderend oordeelt de rechtbank dat de totale kosten die FC Den Bosch heeft moeten maken buiten haar begroting voor het seizoen 2018/2019, die op grond van de SLA voor rekening komen van [eiser] , een bedrag belopen van € 3.171.218,-. Nu vaststaat dat [eiser] in totaal € 3.104.155,- heeft betaald, kan FC Den Bosch aanvullend € 67.063,- eisen.
Wettelijke rente
11.14.
FC Den Bosch vordert de wettelijke (handels)rente over dit bedrag met ingang van 1 juli 2019. Naar het oordeel van de rechtbank is de SLA die partijen sloten geen handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. Wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW is niet toewijsbaar vanaf 1 juli 2019 zoals gevorderd. Uit de sommatiebrief van FC Den Bosch van 5 juli 2019 blijkt immers dat zij er op dat moment nog vanuit ging dat het saldo voor het seizoen 2018/2019 nihil was. FC Den Bosch heeft het door haar gevorderde bedrag wegens ‘afrekening seizoen 2018/2019’ voor het eerst gespecificeerd en onderbouwd in haar conclusie van eis in reconventie. De rechtbank zal de datum van indiening daarvan daarom hanteren als ingangsdatum voor de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag van € 67.063,-, te weten 24 juni 2020.
11.15.
De vaststelling dat FC Den Bosch deze vordering heeft op [eiser] betekent overigens niet dat de rechtbank dit bedrag zal toewijzen. Dit houdt verband met het beroep op verrekening dat door FC Den Bosch is gedaan en dat hierna aan de orde zal komen onder 12.3 en verder.
Afrekening seizoen 2018/2019: schadevergoeding € 34.813,88 [vordering I (b)]
11.16.
FC Den Bosch vordert € 15.367,88 voor de
advocaatkostendie zij heeft moeten maken om zich te verweren tegen een loonvordering die [B] tegen haar instelde omdat [eiser] de loonkosten van [B] niet betaalde. FC Den Bosch heeft de facturen van haar advocaat overgelegd, en het arbitraal vonnis van 31 december 2019 waarin de Arbitragecommissie van de KNVB de vordering van [B] heeft afgewezen. [eiser] betwist deze vordering zonder dit nader te onderbouwen.
11.17.
De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde vergoeding voor deze advocaatkosten moet worden toegewezen. In artikel 1.1.1 van de LA is uitdrukkelijk bepaald dat de loonkosten voor de TD voor rekening zullen komen van [eiser] . Door deze kosten niet te betalen kwam [eiser] zijn verplichtingen uit de LA niet na. Toen hij hierop door FC Den Bosch werd aangesproken, vanwege de loonvordering die [B] had ingesteld tegen FC Den Bosch, heeft hij dit verzuim niet hersteld maar heeft hij ten onrechte bij de Arbitragecommissie bepleit dat FC Den Bosch die kosten zou moeten betalen. [eiser] is hiermee toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen tegenover FC Den Bosch uit hoofde van de LA en gehouden de schade die FC Den Bosch hierdoor lijdt te vergoeden.
11.18.
FC Den Bosch vordert € 19.446,- vanwege
fiscale verzuimboetesdie aan haar zouden zijn opgelegd in de periode van januari tot juni 2019 wegens te laten betalingen. FC Den Bosch stelt dat zij vanwege betalingsverzuim van [eiser] regelmatig niet aan haar fiscale verplichtingen kon voldoen, met deze boetes tot gevolg. [eiser] betwist deze vordering.
11.19.
De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag niet kan worden toegewezen. Uit de door FC Den Bosch overgelegde naheffingsaanslagen blijkt dat aan haar verzuimboetes zijn opgelegd wegens het niet, niet volledig of te laat betalen van loonheffing over de maanden november en december 2018, februari, april en mei 2019. Dat er problemen zijn geweest met de betalingen door [eiser] staat weliswaar voldoende vast, maar dat en op welke wijze die betalingsproblemen er de oorzaak van zijn geweest dat FC Den Bosch in deze vijf maanden de loonheffing niet, niet volledig of te laat heeft betaald, is door FC Den Bosch onvoldoende concreet gemaakt.
11.20.
FC Den Bosch kan dus enkel aanspraak maken op het bedrag van € 15.367,88, wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van artikel 1.1.1 van de LA.
11.21.
FC Den Bosch vordert dit bedrag te vermeerderen met wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 1 juli 2019. Kijkend naar de data van de facturen, is de rechtbank echter van oordeel dat de schade pas op een later moment is geleden. Aangezien onbekend is wanneer de zes facturen door FC Den Bosch zijn betaald, zal de rechtbank voor de ingangsdatum voor de wettelijke rente over het totale bedrag uitgaan van 3 maart 2020, de uiterste betaaldatum voor de laatste factuur.
11.22.
De vaststelling dat FC Den Bosch deze vordering heeft op [eiser] betekent overigens niet dat de rechtbank dit bedrag zal toewijzen. Dit houdt verband met het beroep op verrekening dat door FC Den Bosch is gedaan en dat hierna aan de orde zal komen onder 12.3 en verder.
Schadevergoeding in verband met ontbinding [vordering II]
11.23.
FC Den Bosch vordert vergoeding van de schade die zij stelt te lijden doordat zij de SLA deels heeft moeten ontbinden.
11.24.
FC Den Bosch stelt dat [eiser] heeft geweigerd zich te houden aan de uit artikel 5.1 van de SLA voortvloeiende afspraak om vóór 1 juli 2019 de kosten te betalen voor het seizoen 2019/2020 voor de spelers die op zijn initiatief waren aangetrokken. Volgens FC Den Bosch zijn de contracten van de spelers [speler 6] , [speler 5] , [speler 4] , [speler 11] , [speler 14] en [speler 15] , met goedkeuring van [eiser] verlengd tot na het seizoen 2018/2019. Ter onderbouwing hiervan verwijst FC Den Bosch naar een aantal mailberichten van [B] waaruit die goedkeuring volgens haar blijkt. [eiser] weigerde echter voor hen te betalen. FC Den Bosch stelt dat [eiser] daardoor in verzuim is komen te verkeren, wat voor FC Den Bosch reden was de SLA te ontbinden voor zover daaraan nog geen uitvoering was gegeven. FC Den Bosch stelt door deze ontbinding schade te hebben geleden waarvan ze de omvang nog niet volledig in beeld in heeft kunnen brengen. De schade bestaat onder andere uit de kosten voor de zes spelers die door [eiser] waren aangetrokken, en die vanaf 1 juli 2019 voor rekening zijn gekomen van FC Den Bosch.
11.25.
[eiser] voert verweer en stelt dat hij alles heeft betaald waartoe hij op grond van de gemaakte afspraken verplicht was. Volgens [eiser] was het de bedoeling van partijen dat hij slechts voor één jaar verantwoordelijk zou zijn, en is daarom afgesproken dat alleen verplichtingen zouden worden aangegaan voor het seizoen 2018/2019. FC Den Bosch kon contracten afsluiten met een langere looptijd, maar alleen met toestemming van [eiser] , en die is hier volgens [eiser] niet gegeven. Hij wijst er daarbij op dat een dergelijke extra investering ook niet is vastgelegd in een annex, zoals bepaald in artikel 2.3 van de SLA. Volgens [eiser] was [B] niet degene die daar de beslissingen over nam. FC Den Bosch kon de SLA volgens [eiser] ook niet ontbinden omdat zij zelf in gebreke was met het verschaffen van een deugdelijke rapportage over de opbrengsten uit de transferperiode van de winter 2018/2019. Na een jaar zou een overzicht worden gemaakt waaruit onder meer zou blijken welke gevolgen de spelerscontracten zouden hebben voor de begroting. [eiser] voert aan dat hij FC Den Bosch meermaals verzocht om sluitende en onderbouwde financiële overzichten, maar dat FC Den Bosch deze niet heeft gegeven. FC Den Bosch lijdt volgens [eiser] geen schade als gevolg van de ontbinding omdat de salarissen van de zes door FC Den Bosch genoemde spelers ook zonder die ontbinding niet voor rekening van [eiser] kwamen.
De rechtbank overweegt als volgt.
11.26.
Partijen gingen er bij het sluiten van de SLA in oktober 2018 vanuit dat binnen enkele maanden bekend zou worden of de KNVB met de overname van de club door [eiser] zou instemmen. De door [eiser] toegezegde leningen zagen dan ook in beginsel alleen op het seizoen 2018/2019 en dat had gevolgen voor het afsluiten en verlengen van spelerscontracten.
11.27.
Wat partijen afspraken over spelerscontracten met een langere looptijd en wie de kosten daarvan zou dragen, is te vinden in de artikelen 3.2 en 5.1 van de SLA, die luiden als volgt:
“ 3.2. FCDB wishes to and will only enter into contracts with any new players for a period equal to the competition season 2018 2019 (…), with the unilateral option for FCDB to prolong the relevant contract(s) for a period to be agreed upon or to acquire the relevant new player by payment of a purchase price.”
“5.1 In case FCDB would want to exercise the option as mentioned in Clause 3.2 to either prolong a contract with or to purchase a new player, the Parties shall after conducting consultations and negotiations in good faith reach agreement on the terms and conditions of the prolongation and/or purchase and the payment of the purchase price and other costs and expenses thereof or related thereto, whereby [eiser] shall in principle pay on forehand such purchase price and other costs and expenses thereof or related thereto, which will consist of the same as or similar investments, costs and expenses as defined in the Investment and Extra-Budgetary Expenses (see clauses 2.1 and 2.2).”
11.28.
Deze artikelen brachten voor FC Den Bosch de mogelijkheid mee om bestaande contracten te verlengen of nieuwe contracten aan te gaan voor een langere looptijd dan het seizoen 2018/2019. Dit diende dan wel te gebeuren in goed overleg met [eiser] , die bij het bereiken van overeenstemming dan in beginsel op voorhand alle kosten daarvan als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de SLA zou betalen. Door [eiser] is niet betwist dat deze afspraak betekent dat zijn betalingsverplichting voor spelerskosten zich ook kon uitstrekken tot ná het seizoen 2018/2019.
11.29.
De rechtbank stelt vast dat in Appendix 1 bij de LA (hiervoor onder 2.6 geciteerd) over de rol van de TD gedurende de transitieperiode kort gezegd is bepaald: (-) dat voor het aantrekken van nieuwe spelers de voorafgaande goedkeuring nodig is van de TD en de CEO en (-) dat als de TD nieuwe spelers wil aantrekken waarvoor de club geen budget heeft volgens de begroting voor 2018/2019, [eiser] alle kosten voor deze spelers zal dragen gedurende de gehele looptijd van het contract van die spelers. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [B] als TD wel degelijk degene was die namens [eiser] samen met de CEO van de club kon beslissen over het aantrekken van nieuwe spelers of het aanbieden van nieuwe contracten aan spelers, met gevolgen voor de betalingsverplichtingen van [eiser] , eventueel tot ná het seizoen 2018/2019.
11.30.
Met het overleggen van een aantal mailberichten van [B] heeft FC Den Bosch naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de verlenging van de contracten van de spelers [speler 6] , [speler 5] en [speler 4] is gebeurd op verzoek van [B] , of althans met zijn instemming. Het gaat hier om mailberichten die [B] in september/oktober 2018 stuurde aan [F] (CEO) en/of [K] (lid van de Raad van Commissarissen) over de verlenging van de contracten van deze drie spelers met ingang van 1 januari 2019 tot (ruim) na het lopende seizoen. De mailberichten bevatten de contractsvoorwaarden zoals die voor de betreffende speler zouden gaan gelden, waaronder de voorgestelde looptijd en alle financiële voorwaarden (salaris, bonussen, eventuele vergoedingen voor makelaarskosten, auto, brandstof en/of appartement en een eventuele vertrekregeling). In het mailbericht over [speler 6] sluit [B] af met de vermelding “we agreed to sign next wednesday”. Uit deze berichten blijkt van zijn nauwe betrokkenheid en instemming met de verlenging van de contracten. De verlengde contracten van deze drie spelers staan bovendien genoemd als kostenpost 4 in kolom A van het kostenoverzicht, waarvan de rechtbank hiervoor onder 10.11 en verder heeft geoordeeld dat deze door [A] namens [eiser] zijn goedgekeurd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser] op grond van artikel 5.1 van de SLA gehouden was de kosten van deze drie spelers ook voor het seizoen 2019/2020 te betalen. Dat deze kosten niet in een annex bij de SLA zijn opgenomen doet er niet aan af dat vast is komen te staan dat deze extra kosten tussen [eiser] (via [B] ) en FC Den Bosch zijn overeengekomen.
11.31.
Over de wijze waarop de goedkeuring door [eiser] voor de verlenging van de contracten van de spelers [speler 11] , [speler 14] en [speler 15] , tot stand zou zijn gekomen, heeft FC Den Bosch niets naar voren gebracht. In reactie op de betwisting van [eiser] van zijn goedkeuring had van FC Den Bosch verwacht mogen worden dat zij haar stelling zou hebben onderbouwd met concrete feiten over wanneer en op welke wijze de contracten van deze spelers zijn verlengd, en over de rol die [B] en/of [eiser] daarbij heeft/hebben gespeeld. Nu elke onderbouwing in dit verband ontbreekt, ziet de rechtbank onvoldoende grond om aan te nemen dat [eiser] ook de kosten voor deze drie spelers in het nieuwe seizoen moest (blijven) betalen.
11.32.
Dat [eiser] de kosten voor spelers die met zijn goedkeuring waren gecontracteerd in beginsel ‘op voorhand’ moest betalen, volgt uit de artikelen 3.1 en 5.1 van de SLA en is door [eiser] ook niet betwist. Vaststaat dat deze afspraak over een betaling op voorhand verband hield met regelgeving van de KNVB. De rechtbank volgt FC Den Bosch in haar standpunt dat dit meebracht dat [eiser] het volledige bedrag aan kosten voor de betreffende spelers voor het seizoen 2019/2020 in beginsel vóór 1 juli 2019 moest betalen, of althans vóór 1 juli 2019 een schriftelijke verklaring moest afgeven dat hij zou instaan voor betaling, onder opgave van een uiterste datum van betaling. FC Den Bosch had deze dekking in de begroting nodig om een licentie te verkrijgen van de KNVB. Gelet op het voorgaande was deze verplichting voor [eiser] overigens wel beperkt tot de kosten voor de spelers [speler 6] , [speler 5] en [speler 4] . Uit het door FC Den Bosch op 26 juni 2019 aan [eiser] verstrekte overzicht volgt dat het hier ging om een totaalbedrag van € 301.225,-.
11.33.
Vaststaat dat [eiser] geen enkele betaling voor het nieuwe seizoen heeft willen doen. In zijn conclusie van antwoord in reconventie heeft [eiser] aangevoerd dat sprake was van schuldeisersverzuim als bedoeld in artikel 6:266 BW, in verband waarmee FC Den Bosch de SLA niet kon ontbinden, omdat FC Den Bosch niet had voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 4.3 van de SLA om na afloop van de wintertransferperiode 2018/2019 een overzicht te verschaffen van de transfers die hadden plaatsgevonden, en de financiële gevolgen daarvan. Op de zitting heeft [eiser] in aanvulling hierop aangevoerd dat afgesproken was dat hij één jaar zou betalen en dat als de KNVB geen goedkeuring zou geven, partijen aan het eind van dat jaar in overleg zouden gaan over het verkopen van voetballers om met de inkomsten daaruit de leningen aan [eiser] terug te betalen én de kosten van de langlopende spelerscontracten te voldoen, zodat FC Den Bosch die niet zou hoeven dragen. Volgens [eiser] bood FC Den Bosch hem echter geen inzicht in de financiële cijfers en was er tegen het eind van het seizoen 2018/2019 geen contact met de club, waardoor [eiser] niet wist hoeveel winst er was, en of hij zijn investeringen nog zou kunnen terugkrijgen.
11.34.
De rechtbank acht in dit verband van belang de artikelen 4.2 en 4.3 van de SLA, die voor zover hier relevant als volgt luiden:
“4.2. Parties have agreed upon a pay back in respect of this Agreement as follows. Any and all, redemption as further defined in this Clause 4 shall take place in as far and to the extend only that as a consequence of a transfer (…) of
any contract playerby FCDB to a third party income and/or gains are derived by FCDB during the period from 1 January 2019 until 31 August 2021, irrespective of the time at which such transfer takes place, on the condition that [eiser] shall pay the Investments and Extra-Budgetary Expenses also after the season 2018-2019 in the manner as described in Clause 5.1 hereof. [
rb: voor Clause 5.1 zie hiervoor onder 11.27.]. Of the income and gains as a result of the transfer (…) of any contract player bij FCDB during the period of 1 January 2019 until 31 August 2019 to a third party only the nett amount shall be eligible for the (re)payment of the subordinated loan, for the purpose of which such nett amount is defined as the amount of such income and/or gains minus (…). (This nett amount of income and gains hereinafter: “Nett Income”)
4.3.
In view of article 4.2, FCDB will provide [eiser] at the end of each transfer window with a complete overview of the outgoing transfers, the paid costs (by FCDB) and the gained Nett Income.”
11.35.
Door FC Den Bosch is onweersproken gesteld dat alle transfers liepen via de door [eiser] aangestelde TD en FC en dat in de wintertransferperiode 2018/2019 helemaal geen spelers zijn verkocht. Er viel in die zin niets te rapporteren en dat was bekend bij [eiser] . Van een verzuim door FC Den Bosch was dan ook geen sprake. Door FC Den Bosch is ook onweersproken gesteld dat de zomertransferperiode 2019 duurde tot 31 augustus 2019, en dat op het hier relevante moment van 1 juli 2019 - het moment van ontbinding - de transferperiode nog maar net was begonnen. Toen gold dus ook (nog) geen rapportageplicht voor FC Den Bosch. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de artikelen 4.2 en 4.3 van de SLA dat de netto opbrengst van eventuele transferinkomsten als daar bedoeld, pas na de zomertransferperiode 2019 kon worden berekend. Na 31 augustus 2019 diende FC Den Bosch aan [eiser] een compleet overzicht te verstrekken van alle financiële gegevens die relevant zouden zijn voor de berekening van de netto opbrengst van eventuele transfers. [eiser] zou vervolgens alleen recht hebben op terugbetaling uit deze netto opbrengst indien hij ook de langlopende spelerscontracten zou betalen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ten tijde van de sommatie door FC Den Bosch aan [eiser] om uiterlijk op 1 juli 2019 de langlopende spelerscontracten te betalen, en ook ten tijde van de (partiële) ontbinding op 9 juli 2019 geen sprake was van crediteursverzuim door FC Den Bosch wegens schending van artikel 4.3 van de SLA.
11.36.
Nog daargelaten dat niet duidelijk is welk verweer [eiser] hiermee wil voeren, kan de rechtbank hem niet volgen in zijn stelling dat er tegen het eind van het seizoen geen contact meer zou zijn geweest met de club. Uit de stukken en de verklaringen ter zitting blijkt dat er in de maanden mei en juni 2019 over en weer veelvuldig is gesproken en geschreven over de verschillende financiële kwesties waar partijen mee te maken hadden, waarbij ook de verkoop van spelers aan de orde is geweest. Dat partijen nog niet over alle posten overeenstemming hadden en nog niet tot een afrekening over het seizoen 2018/2019 waren gekomen, betekent niet dat [eiser] niet langer gehouden was te voldoen aan zijn verplichtingen onder de SLA. [eiser] kende vanaf januari 2019 de bedragen die gemoeid waren met de langlopende contracten van [speler 6] , [speler 5] en [speler 4] . [B] was immers betrokken bij de totstandkoming van die contracten. Die bedragen zijn ook door FC Den Bosch bij haar berichten van 26 juni 2019 aan [A] verstrekt. Dat er mogelijk onvoldoende opbrengsten zouden gaan zijn om de leningen van FC Den Bosch terug te krijgen bij een definitieve weigering van de KNVB om de overname goed te keuren (de beslissing van de KNVB liet op dat moment nog altijd op zich wachten), vormde geen rechtvaardiging voor de weigering van [eiser] om voor de langlopende spelerscontracten te betalen. Betaling van die langlopende contracten vormde op grond van artikel 4.2 van de SLA een van de voorwaarden voor het ontstaan van een verplichting tot terugbetaling voor FC Den Bosch.
11.37.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat [eiser] in verzuim is geraakt door ook na de sommatie van FC Den Bosch niet te voldoen aan zijn verplichting uit hoofde van de SLA om op voorhand, dat wil zeggen vóór 1 juli 2019, de kosten voor het komend seizoen te betalen of althans vóór 1 juli 2019 een schriftelijke verklaring af te geven dat hij zou instaan voor betaling, onder opgave van een uiterste datum van betaling, voor de spelers met wie op zijn verzoek of althans met zijn goedkeuring langlopende contracten werden afgesloten, te weten [speler 6] , [speler 5] en [speler 4] . Gelet op dit verzuim heeft FC Den Bosch de SLA per 9 juli 2019 rechtsgeldig (partieel) ontbonden.
11.38.
In verband met deze partiële ontbinding is [eiser] op grond van artikel 6:277 BW gehouden de schade te vergoeden die FC Den Bosch lijdt doordat de SLA niet meer wordt nagekomen. FC Den Bosch stelt dat haar schade grotendeels bestaat uit de kosten voor de spelers die door [eiser] waren aangetrokken en die vanaf 1 juli 2019 voor haar rekening zijn gekomen. Zoals hiervoor geoordeeld heeft de rechtbank alleen voor de spelers [speler 6] , [speler 5] en [speler 4] kunnen vaststellen dat [eiser] een betalingsverplichting had die hij niet is nagekomen. Alleen de kosten die verband houden met deze drie spelers kunnen dan ook bij de berekening van de schade worden betrokken. Daarbij is relevant dat, zoals FC Den Bosch heeft aangegeven, de spelers [speler 6] en [speler 4] door FC Den Bosch noodgedwongen zijn verkocht, waardoor de op hen betrekking hebbende kosten voor het seizoen 2019/2020 (en daarna) zijn komen te vervallen. Voor wat betreft de spelerskosten resteren dus de kosten in verband met het contract van [speler 5] , dat een looptijd heeft tot 30 juni 2022, waaronder eventuele huisvestingskosten, die door FC Den Bosch als schadepost zijn genoemd.
11.39.
De rechtbank overweegt dat de toewijsbare schade waarschijnlijk geringer zal uitvallen dan door FC Den Bosch verondersteld. Op basis van de voorhanden gegevens zal die schade zich hoofdzakelijk beperken tot posten die verband houden met het contract van speler [speler 5] . Dit neemt niet weg dat FC Den Bosch de mogelijkheid dat door haar schade is geleden aannemelijk heeft gemaakt, wat voldoende is om de gevraagde veroordeling tot vergoeding van schade op te maken bij staat te kunnen inwilligen. Vordering II van FC Den Bosch zal dan ook worden toegewezen.
Schadevergoeding in verband met onrechtmatig handelen [vordering III]
11.40.
FC Den Bosch vordert schadevergoeding van [eiser] in verband met het niet doorgaan van de aandelenoverdracht. Met een beroep op het arrest van de Hoge Raad Beliën/Provincie Noord-Brabant (ECLI:NL:HR:21995:ZC1674) bepleit FC Den Bosch dat op de overeenkomst die partijen onder voorbehoud zijn aangegaan, het leerstuk van de precontractuele aansprakelijkheid van toepassing is.
11.41.
FC Den Bosch voert in dit verband samengevat het volgende aan.
[eiser] heeft vanaf de eerste gesprekken bij FC Den Bosch het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de goedkeuring van de KNVB voor de aandelenoverdracht er zou komen. [eiser] wist van de strenge regels die de KNVB hanteert ten aanzien van de herkomst en beschikbaarheid van het te investeren vermogen, maar volgens [eiser] was dat geen enkel probleem omdat hij zeer vermogend was en hij de legale herkomst van zijn vermogen kon verantwoorden. Ook na de afwijzing van de licentiecommissie van 28 maart 2019 deed [eiser] het voorkomen dat hij de ontbrekende informatie over de (legale) herkomst van het te investeren vermogen in de beroepsprocedure alsnog kon leveren. Uiteindelijk heeft hij die informatie echter niet geleverd, en heeft de KNVB geen goedkeuring verleend voor de overname. De definitieve beslissing van de KNVB heeft bijna een jaar op zich laten wachten en in die tijd heeft [eiser] zich onvoldoende ingespannen om de verifieerbare gegevens waar de KNVB om vroeg te vergaren en te verstrekken. Ondertussen had [eiser] al wel de financiële huishouding van FC Den Bosch volledig op zijn kop gezet. FC Den Bosch denkt dat [eiser] de overname op enig moment niet meer zag zitten omdat hij onvoldoende middelen had om aan al zijn financiële verplichtingen tegenover FC Den Bosch te voldoen. Zij vermoedt dat [eiser] daarom de KNVB heeft belet alsnog goedkeuring te verlenen. Zij verwijt [eiser] dat hij haar met torenhoge kosten heeft laten zitten en heeft geweigerd zijn verplichtingen nog na te komen. Dit onzorgvuldig omgaan met de belangen van FC Den Bosch kwalificeert als onrechtmatig handelen van [eiser] , zo meent FC Den Bosch.
11.42.
FC Den Bosch vordert een vergoeding voor alle kosten die zij heeft geclaimd in haar vordering I (voor zover de rechtbank bij het beoordelen van die vordering van oordeel zou zijn dat deze kosten niet op een contractuele grondslag voor rekening van [eiser] dienen te komen), waaronder de kosten voor diverse advocaten, accountants, notarissen en makelaars, en de fiscale verzuimboetes wegens betaalachterstanden. Verder wijst FC Den Bosch op het liquiditeitstekort van € 250.000,- wat [eiser] zou dichten, en op de investering van € 8.5 miljoen euro die [eiser] in vier jaar zou doen. Volgens FC Den Bosch zal een accountant de exacte schade in kaart moeten brengen en in verband daarmee vraagt FC Den Bosch om een verwijzing naar de schadestaat.
11.43.
[eiser] voert ter verweer samengevat het volgende aan. Partijen zijn de SPA aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat er goedkeuring zou komen van de KNVB. Dat die goedkeuring er zou komen was geen gelopen koers, en beide partijen waren zich daar ter dege van bewust. Dat blijkt ook uit de SPA, de LA en de SLA waarin afspraken zijn gemaakt over de investeringen die [eiser] alvast zou doen in afwachting van de beslissing van de KNVB. Daarbij hebben partijen er duidelijk rekening mee gehouden dat de KNVB afwijzend zou kunnen besluiten. FC Den Bosch had een groot belang bij de investeringen van [eiser] en ook bij de aandelenoverdracht, gelet op haar slechte financiële positie en de licentie-eisen van de KNVB. Het initiatief tot het voeren van procedures bij de KNVB lag dan ook bij FC Den Bosch, die er alles aan gelegen was om de goedkeuring te verkrijgen. [eiser] stemde daarmee in en heeft meegewerkt aan ieder onderzoek. Dat [eiser] de hoop heeft uitgesproken de goedkeuring te zullen verkrijgen vanwege zijn vermogen, is niet onrechtmatig. Dat FC Den Bosch wellicht de verwachting had dat de KNVB zou instemmen met de overname, maar dat uiteindelijk niet heeft gedaan, valt op geen enkele manier aan [eiser] te verwijten. [eiser] betwist dat hij zich onvoldoende zou hebben ingespannen om de procedure bij de KNVB tot een goed einde te brengen, of zelfs een actieve rol zou hebben gespeeld in het beletten van de goedkeuring door de KNVB omdat hij de overname niet langer zou wensen. Voor wat betreft de schade merkt [eiser] op dat FC Den Bosch vergoeding vordert van posten die ook bij vordering I zijn genoemd, en dat hij overigens geen adequaat verweer kan voeren omdat nog te weinig over de beweerdelijke schade naar voren is gebracht.
De rechtbank overweegt als volgt.
11.44.
Uit wat FC Den Bosch naar voren heeft gebracht begrijpt de rechtbank dat zij [eiser] verwijt dat hij de schijn heeft gewekt dat hij zijn financiële zaken op orde had en dat hij aan de eisen van de KNVB zou kunnen voldoen terwijl dit niet het geval was, dat door zijn toedoen of nalaten de goedkeuring van de KNVB er uiteindelijk niet is gekomen, en dat hij FC Den Bosch met torenhoge kosten heeft laten zitten.
11.45.
De procedure bij de KNVB draaide om de Richtlijn wijziging zeggenschap, die als doel heeft de Nederlandse betaald voetbalsector te beschermen tegen integriteitsrisico’s.
Door FC Den Bosch is terecht opgemerkt dat zij voor de vraag of de KNVB goedkeuring zou verlenen afhankelijk was van [eiser] . Het was immers [eiser] die verantwoording moest afleggen over de herkomst van zijn vermogen. FC Den Bosch had in deze echter ook een eigen verantwoordelijkheid, want zoals de Beroepscommmissie overwoog in haar beslissing is het op grond van de genoemde Richtlijn aan FC Den Bosch toetsbaar aan te tonen dat het te investeren vermogen afkomstig is uit legale (economische) activiteiten. Gelet op deze eigen verantwoordelijkheid van FC Den Bosch mocht zij op grond van de algemene verklaring van [eiser] dat hij de legale herkomst van zijn vermogen kon verantwoorden geen genoegen nemen en kon zij daarop niet het vertrouwen op een goede afloop baseren. Over wat er in dit verband verder door [eiser] nog is verklaard, wanneer dat is geweest, in hoeverre [eiser] dat toen heeft onderbouwd en of FC Den Bosch daar toen onderzoek naar heeft gedaan, is door FC Den Bosch niets naar voren gebracht. De rechtbank ziet daarom onvoldoende grond om te oordelen dat sprake van een rechtens relevant gerechtvaardigd vertrouwen bij FC Den Bosch als gevolg van uitlatingen van [eiser] . FC Den Bosch heeft haar stellingen op dit punt onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd.
11.46.
De beslissing van de Beroepscommissie maakt duidelijk dat de goedkeuring uiteindelijk niet is verleend om redenen die aan [eiser] moeten worden toegerekend. Dit betekent evenwel nog niet dat [eiser] daarmee onrechtmatig heeft gehandeld tegenover FC Den Bosch. FC Den Bosch had dit nader moeten motiveren, maar heeft dit onvoldoende gedaan. FC Den Bosch verwijt [eiser] dat hij onvoldoende moeite heeft gedaan om de procedure tot een goed einde te brengen, en FC Den Bosch vermoedt zelfs dat [eiser] er op heeft aangestuurd dat de procedure tot een afwijzing zou gaan leiden. FC Den Bosch heeft dit alles echter niet of onvoldoende onderbouwd.
11.47.
Gelet op het voorgaande moet deze vordering worden afgewezen.
Sponsorovereenkomst VA Lounge [vordering IV]
11.48.
Over deze vordering van FC Den Bosch kan de rechtbank kort zijn. FC Den Bosch vordert nakoming door [eiser] van een sponsorovereenkomst van 15 januari 2019. Vaststaat dat FC Den Bosch deze overeenkomst niet heeft gesloten met [eiser] maar met de vennootschap V. Lounge S.A., vertegenwoordigd door haar directeur de heer [1] . Ook als juist is, zoals FC Den Bosch stelt, dat het hier gaat om een vennootschap van [eiser] en dat [eiser] een deel van het verschuldigde sponsorgeld ook heeft betaald, betekent dit niet dat [eiser] gehouden zou zijn de rest ook te betalen. Een grondslag voor die verplichting is door FC Den Bosch niet aangevoerd. De vordering moet daarom worden afgewezen.

12.Resumerend in conventie en reconventie

12.1.
Uit de beoordeling in conventie volgt dat [eiser] aanspraak kan maken op betaling door FC Den Bosch van € 61.680,- (vordering i) en op betaling van € 250.000,- en € 7.335,- (vordering ii), dus in totaal € 319.015,-, waarvan € 311.680,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2019.
12.2.
Uit de beoordeling in reconventie volgt dat FC Den Bosch uit hoofde van de SLA aanspraak kan maken op betaling door [eiser] van € 67.063,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2020 (vordering Ia) en van € 15.367,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2020 (vordering Ib). Daarnaast zal de rechtbank voor recht verklaren dat [eiser] aansprakelijk is voor de door FC Den Bosch geleden schade als gevolg van de (partiële) ontbinding van de SLA door de brief van 9 juli 2019, en [eiser] veroordelen tot betaling aan FC Den Bosch van de ontbindingsschade, nader op te maken bij staat (vordering II).
Verrekening
12.3.
FC Den Bosch heeft in haar conclusie van antwoord in conventie van 24 juni 2020 een beroep gedaan op verrekening. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit beroep op verrekening, waar door [eiser] geen verweer tegen is gevoerd, (deels) slagen. Uit de beoordeling in reconventie volgt dat FC Den Bosch opeisbare tegenvorderingen heeft op [eiser] die voor verrekening in aanmerking komen. Aan de in artikel 6:127 BW gestelde vereisten voor verrekening is in dit geval voldaan.
12.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is de bevoegdheid tot verrekening voor FC Den Bosch voor wat betreft haar vordering I (b) van € 15.367,- ontstaan op 3 maart 2020 en voor wat betreft haar vordering I (a) van € 67.063,- op 24 juni 2020. In artikel 6:129 BW is bepaald dat de verrekening tot die tijdstippen terugwerkt, dat wil zeggen dat de op die respectieve tijdstippen bestaande totaalvordering van [eiser] teniet is gegaan tot het beloop van die respectieve bedragen van de tegenvorderingen van FC Den Bosch. Rekening houdend met het totaalbedrag dat [eiser] te vorderen heeft van € 319.015,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 september 2019 over een bedrag van € 311.680,-, en rekening houdend met bovengenoemde tijdstippen en bedragen van verrekening, komt de rechtbank tot de slotsom dat de totaalvordering van [eiser] na verrekening nog een bedrag beloopt van € 241.349,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2020.
Gevolgen voor de vorderingen
12.5.
Dit betekent voor de beslissing dat in conventie de vorderingen van [eiser] zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 241.349,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2020. De vorderingen in reconventie van FC Den Bosch zijn voor wat betreft de vastgestelde bedragen door verrekening teniet gegaan en zullen dus niet worden toegewezen. In reconventie zal alleen worden toegewezen vordering II.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
12.6.
FC Den Bosch heeft in conventie verweer gevoerd tegen de door [eiser] gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring. FC Den Bosch stelt dat zij van een (deels) toewijzend vonnis zeker in hoger beroep zal gaan en dat zij er een zwaarwegend belang bij heeft dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, of althans dat daaraan de voorwaarde zal worden verbonden dat door [eiser] zekerheid wordt gesteld. FC Den Bosch heeft in dit verband een beroep gedaan op haar twijfels omtrent de financiële gegoedheid van [eiser] en op haar onbekendheid met de huidige en toekomstige woonplaats van [eiser] . FC Den Bosch verwijst in verband met dit laatste naar wat in het kader van het incident aan de orde is geweest.
12.7.
[eiser] voert aan dat er geen reden is om aan zijn financiële gegoedheid te twijfelen en stelt dat als het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard hij moet vrezen dat hij zijn vordering niet zal kunnen verhalen, gelet op de liquiditeitsproblemen van FC Den Bosch.
12.8.
De rechtbank zal, gelet op wat partijen daarover naar voren hebben gebracht en gelet op het vonnis in het incident van 1 april 2020, het vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad verklaren maar daaraan de voorwaarde verbinden dat [eiser] zekerheid stelt tot een bedrag dat overeenkomt met de som van de toegewezen vordering. Voor de wijze waarop deze zekerheidstelling dient te geschieden, dient aansluiting te worden gezocht bij het bepaalde in artikel 6:51 BW. Het ligt in de rede dat de advocaten van partijen met elkaar in overleg treden en afspraken maken over een adequate wijze van zekerheidsstelling. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat betaling op een derdengeldrekening plaatsvindt, zoals dat ook is gebeurd in het kader van het opgeworpen incident, en dat na een onherroepelijke beslissing tot uitkering aan de alsdan gerechtigde wordt overgegaan.

13.De proceskosten

In conventie

13.1.
Omdat [eiser] en FC Den Bosch beide deels in het gelijk worden gesteld, zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren. Dit betekent dat ieder van hen de eigen proceskosten in conventie moet dragen. Het verzoek van FC Den Bosch om [eiser] te veroordelen tot het volledig vergoeden van alle werkelijke proceskosten die FC Den Bosch in verband met deze procedure heeft moeten maken, zal dan ook worden afgewezen.
13.2.
Omdat [eiser] voor wat betreft zijn vorderingen jegens [gedaagde sub 2] volledig in het ongelijk is gesteld, zal de rechtbank [eiser] veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten die [gedaagde sub 2] in verband met deze procedure heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op een bedrag van € 4.982,- aan salariskosten advocaat (2 punten tegen tarief VI). De gevorderde nakosten voor [gedaagde sub 2] en wettelijke rente zullen worden toegewezen als hierna opgenomen in de beslissing.
In reconventie
13.3.
Omdat in reconventie FC Den Bosch en [eiser] beide deels in het gelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren. Dit betekent dat ieder van hen de eigen proceskosten in reconventie moet dragen.

14.De beslissing

De rechtbank
in conventie
14.1.
veroordeelt FC Den Bosch om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 241.349,- (
tweehonderdeenenveertigduizend driehonderdnegenenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 24 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
14.2.
bepaalt dat [eiser] en FC Den Bosch ieder de eigen proceskosten dragen,
14.3.
verklaart dit vonnis in conventie voor wat betreft onderdeel 14.1 uitvoerbaar bij voorraad, op voorwaarde dat door [eiser] zekerheid wordt gesteld tot een bedrag dat overeenkomt met het in dit onderdeel toegewezen bedrag, welke zekerheid binnen drie weken na betekening van dit vonnis moet zijn aangeboden en binnen een gelijke termijn moet zijn aangenomen of betwist,
14.4.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde sub 2] te betalen een bedrag van € 4.982,- aan gemaakte proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
14.5.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis voor [gedaagde sub 2] ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
14.6.
verklaart dit vonnis in conventie voor wat betreft onderdelen 14.4 en 14.5 uitvoerbaar bij voorraad,
14.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
14.8.
verklaart voor recht dat [eiser] aansprakelijk is voor de door FC Den Bosch geleden schade als gevolg van de (partiële) ontbinding van de SLA,
14.9.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan FC Den Bosch van de ontbindingsschade, nader op te maken bij staat,
14.10.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft onderdeel 14.9 uitvoerbaar bij voorraad,
14.11.
bepaalt dat FC Den Bosch en [eiser] ieder de eigen proceskosten dragen,
14.12.
wijst het meer of anders gevorderde af
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-den Besten, mr. J.A. Bik en mr. O.R.M. van Dam en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2021.