ECLI:NL:RBOBR:2021:2502

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
7260267 CV EXPL 18-8595
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en zorgplichten van Dexia

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee eisers en Dexia Nederland B.V. betreffende effectenleaseovereenkomsten. De eisers, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, hebben Dexia aangeklaagd omdat zij van mening zijn dat Dexia haar zorgplichten heeft geschonden. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 19 november 2020, gevolgd door verschillende akten van beide partijen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar het tussenvonnis en de argumenten van beide partijen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia de overeenkomsten aan de eisers heeft verzonden en dat de rol van de tussenpersoon, Spaar Select, beperkt was tot het faciliteren van de ondertekening en verzending. De rechter concludeert dat het doorgeven van de ondertekende overeenkomsten door de tussenpersoon niet kan worden aangemerkt als het doorgeven van orders.

Daarnaast heeft de kantonrechter de zorgplichten van Dexia besproken, waaronder de onderzoeksplicht en waarschuwingsplicht. De eisers hebben niet voldoende onderbouwd dat Dexia haar onderzoeksplicht heeft geschonden, maar het staat vast dat Dexia haar waarschuwingsplicht niet is nagekomen. Dit wordt als onrechtmatig handelen beschouwd. De rechter heeft de vordering van de eisers grotendeels afgewezen, maar heeft wel een verklaring voor recht toegewezen dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door haar waarschuwingsplicht niet na te komen. De proceskosten zijn toegewezen aan Dexia.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 7260267
Rolnummer : 18-8595
Vonnis van 29 april 2021
in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,

2. [eiser sub 2] ,
beiden wonende in [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen:
de besloten vennootschap
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.R. van Staveren (USG Legal).
Partijen worden hierna “ [eiser sub 1] ” en “Dexia” genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 19 november 2020;
de akte na tussenvonnis van Dexia van 14 januari 2021, met producties 22 en 23;
de antwoordakte van [eiser sub 1] van 25 februari 2021, met bijlage 1 en producties ANT 1 t/m ANT 4.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar hetgeen in het tussenvonnis van 19 november 2020 is overwogen en beslist.
voorlopig oordeel
2.2.
In voornoemd tussenvonnis is de kantonrechter tot de voorlopige slotsom gekomen dat het retourneren van de - door [eiser sub 1] - ondertekende effectenleasecontracten, op grond van de daarin opgenomen specifieke informatie en op grond van de omstandigheid dat de effecten vanaf dat moment op naam van [eiser sub 1] werden bijgeschreven, als het doorgeven van orders kan worden geduid.
2.3.
In haar akte na tussenvonnis heeft Dexia toegelicht waarom zij meent dat de kantonrechter op zijn voorlopig oordeel zou moeten terugkomen.
2.4.
In zijn antwoordakte concludeert [eiser sub 1] , samengevat dat is voldaan aan de eis van het Europese Hof van Justitie dat de doorgegeven orders uitvoerbaar moeten zijn.
eindoordeel
2.5.
De kantonrechter ziet in het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 3 november 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:8981) aanleiding om af te wijken van zijn voorlopig oordeel. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.6.
Dexia heeft erop gewezen dat in dit geval de overeenkomsten door Dexia aan [eiser sub 1] zijn gezonden (verwezen wordt naar de brieven opgenomen in productie C bij dagvaarding). [eiser sub 1] heeft dit niet gemotiveerd weersproken. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat in dit geval Dexia de overeenkomsten zelf aan [eiser sub 1] heeft gezonden. Dit betekent dat het Dexia is geweest die na ontvangst van het aanvraagformulier de leiding had bij het tot stand komen van de overeenkomsten en de inhoud daarvan bepaalde door het soort certificaten en het aankoopbedrag (in dit geval een hoofdsom van ieder € 4.255,24) in te vullen alsook de voorwaarden voor de te verstrekken lening, waaronder de te vergoeden rente te vermelden. Ook in het geval dat de tussenpersoon de overeenkomst wel rechtstreeks van Dexia ontving, bepaalde de tussenpersoon kennelijk niet welk product en welke aandelen moesten worden gekocht en/of werden afgenomen. Met andere woorden: hoe dan ook werd de inhoud van de overeenkomst niet zelf(standig) bepaald door Spaar Select. Spaar Select vervulde in dat verband dus slechts een ondersteunende rol met het zorgdragen voor ondertekening en retourzending aan Dexia, waarbij zij intussen aanspreekpunt was voor eventuele vragen van [eiser sub 1] Omdat het initiatief voor de totstandkoming van de overeenkomst uiteindelijk bij Dexia lag en zij de aankoop concreet en bepaalbaar had gemaakt, had de (veronderstelde) ondersteunende functie van de tussenpersoon niet tot gevolg dat zij orderremisier werd, ook niet wanneer daarbij wordt betrokken dat zij de aanvraagformulieren (en vervolgens de overeenkomsten) bij Dexia had ingediend (welke aanvraagformulieren in deze procedure overigens niet door partijen in de procedure zijn gebracht). Dat Spaar Select voor haar werkzaamheden provisie van Dexia ontving maakt dit oordeel niet anders.
2.7.
Dit leidt ertoe dat in dit geval het door de tussenpersoon aan Dexia sturen van de (ondertekende) overeenkomsten niet kan worden aangemerkt als het doorgeven van orders.
zorgplichten
2.8.
Op Dexia rustten zorgplichten, te weten een onderzoeksplicht en een waarschuwingsplicht. Indien daartoe aanleiding bestond diende zij de effectenleaseovereenkomst te ontraden (HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012).
schending onderzoeksplicht
2.9.
[eiser sub 1] heeft zijn stelling dat Dexia geen, althans onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn financiële positie niet onderbouwd en toegelicht, vooral heeft hij niet gesteld dat de overeenkomsten een onaanvaardbaar zware financiële last voor hem vormden. Dat Dexia haar onderzoeksplicht naar zijn inkomens- en vermogenspositie heeft geschonden kan daarom niet worden aanvaard. Het voorbehoud dat [eiser sub 1] op dit punt heeft gemaakt, kan hem niet baten. Indien hij van mening is dat de onderzoeksplicht wel is geschonden en de overeenkomsten een onaanvaardbaar zware financiële last vormden, dan had hij dat niet alleen moeten stellen maar vervolgens ook moeten toelichten en onderbouwen. Nu hij dat heeft nagelaten, zal aan zijn stelling op dit punt voorbij worden gegaan.
2.10.
Dat Dexia haar onderzoeksplicht als onderdeel van haar zorgplicht heeft geschonden, wordt dan ook niet aangenomen. Uitgangspunt is dat de betalingsverplichtingen uit hoofde van de effectenleaseovereenkomsten geen onaanvaardbaar zware last voor [eiser sub 1] vormden.
schending waarschuwingsplicht
2.11.
Tussen partijen staat vast dat Dexia haar waarschuwingsplicht niet is nagekomen. Daarmee heeft Dexia onrechtmatig gehandeld jegens [eiser sub 1] Er is geen restschuld ontstaan, zodat Dexia in dat verband niets aan [eiser sub 1] verschuldigd is.
2.12.
Voor terugbetaling van andere door [eiser sub 1] aan Dexia betaalde bedragen bestaat geen grond, zodat de vordering onder II. van de dagvaarding, zal worden afgewezen. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
buitengerechtelijke kosten
2.13.
Omdat de vordering van [eiser sub 1] grotendeels wordt afgewezen, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dexia heeft verweer gevoerd tegen de door [eiser sub 1] gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis. De te geven verklaring voor recht kan niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard en de overige vorderingen van [eiser sub 1] worden afgewezen. Dit verweer behoeft daarom geen bespreking.
proceskosten
4.10.
[eiser sub 1] wordt als de meest in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat Dexia bij de totstandkoming van de overeenkomsten met nummers 39481718 en 39481717 onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser sub 1] door de op haar rustende waarschuwingsplicht niet na te komen;
3.2.
veroordeelt [eiser sub 1] in de kosten van de procedure aan de zijde van Dexia tot heden vastgesteld op € 300,00 (4 punt x 75,00);
3.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2021.