Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 april 2021 met 8 producties
- de mail van mr Van der Staak van 28 april 2021 met productie
- de mondelinge behandeling op 30 april 2021 om 15.30 uur.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, verzocht om vervangende toestemming om met haar minderjarige kind naar Kenia te reizen van 1 mei 2021 tot 23 mei 2021. De man, gedaagde, heeft geweigerd toestemming te geven voor deze reis. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen sprake is van een noodzakelijke buitenlandse reis, ondanks de argumenten van de vrouw dat zij al vliegtickets had gekocht en dat de school toestemming had gegeven om de minderjarige een week langer van school te houden. De man heeft verweer gevoerd en gesteld dat de reis niet noodzakelijk is, gezien de huidige Covid-19 maatregelen en het advies van de Nederlandse overheid om alleen noodzakelijke reizen te maken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw en het kind zowel de Nederlandse als de Keniaanse nationaliteit hebben, maar dat de gewone verblijfplaats van het kind in Nederland is. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter rechtsmacht op basis van de Brussel II bis-Verordening. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk de vordering van de vrouw afgewezen, met de overweging dat familiebezoek ook in de toekomst mogelijk is en dat het in het belang van het kind is om niet te reizen onder de huidige omstandigheden. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.