ECLI:NL:RBOBR:2021:217

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
01-107090-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terbeschikkingstelling met dwangverpleging na doodslag op 18-jarige jongen

Op 22 januari 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 19 april 2020 in Oss de 18-jarige [slachtoffer] met een mes in de rug heeft gestoken, wat leidde tot diens overlijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor hij volledig ontoerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. De ouders van het slachtoffer hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, die grotendeels zijn toegewezen. De rechtbank heeft de affectieschade aan de ouders van het slachtoffer toegewezen, maar de vordering van de zus is afgewezen. De rechtbank heeft ook de inbeslagname van het mes gelast dat bij de verdachte is aangetroffen, en de teruggave van een bankpas aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid bewijsonderzoek, waarbij onder andere DNA-onderzoek en getuigenverklaringen zijn betrokken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/107090-20
Datum uitspraak: 22 januari 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte ] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
thans gedetineerd te: P.I. Vught, PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juli 2020, 16 oktober 2020 en 8 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 juni 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 april 2020 te Oss [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] met een mes in het bovenlichaam/rug te steken.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
In de vroege ochtend van zondag 19 april 2020 is de 18-jarige [slachtoffer] in Oss om het leven gekomen. [slachtoffer] was die ochtend vanuit zijn woonplaats [gemeente 1] onderweg naar zijn werk in de ouderenzorg in [gemeente 2] . Rond 7.40 uur is [slachtoffer] door een voorbijganger naast zijn fiets aangetroffen in de berm aan de Julianasingel. Hulpdiensten zijn gebeld en waren snel ter plaatse, maar dit mocht niet meer baten. Kort nadat de ambulances arriveerden is [slachtoffer] overleden.
Aanvankelijk werd gedacht dat [slachtoffer] slachtoffer was geworden van een verkeersongeluk. Aan zijn fiets werden echter geen beschadigingen aangetroffen. Wel waren bloedspatten op het frame zichtbaar. De politie ontdekte dat tot aan 150 meter van de plaats waar [slachtoffer] was aangetroffen bloedsporen aanwezig waren. Vermoed werd dat [slachtoffer] gewond is geraakt en daarna is doorgefietst tot aan de locatie waar hij is gevonden.
Na een melding over een verward persoon trof de politie later die ochtend verdachte in zeer verwarde toestand aan op het treinstation van Oss. Verdachte had rode vlekken op zijn schoen en broek en aan zijn rechterwijsvinger twee verwondingen. Verdachte is meegenomen naar het politiebureau. Door onder meer de spullen die de politie bij verdachte aantrof, werd vervolgens vermoed dat verdachte betrokken was geweest bij de dood van [slachtoffer] . Verdachte is op het politiebureau aangehouden voor betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer.
Verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] heeft gedood door hem met een mes in zijn rug te steken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Bewijsbijlage.

De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Nadere bewijsoverweging.

Verklaring verdachte
Verdachte is meerdere keren bij de politie verhoord en ook tijdens de zitting van 8 januari 2021 is hij bevraagd over het feit waarvan hij wordt verdacht. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet alles kan herinneren van wat er op zondagochtend 19 april 2020 is gebeurd. Hij heeft zijn huis verlaten en is naar het station gefietst. Verdachte weet niet wat er in de tussentijd is gebeurd, maar hij heeft [slachtoffer] niet doodgestoken.
Op basis van de bewijsmiddelen die in de bewijsbijlage bij dit vonnis zijn opgenomen, stelt de rechtbank het volgende vast.
Zondagochtend 19 april 2020
Verdachte heeft in de vroege ochtend van 19 april 2020 met de fiets zijn woning verlaten. Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij op dat moment heel angstig was. Hij was bang voor insecten of onzichtbare dingen die hem wilden doden. Hij moest daarom naar eigen zeggen op dat moment zijn huis verlaten. Verdachte heeft hierbij een mes meegenomen.
Om 7.34 uur is verdachte voorbij tankstation [naam] in Oss gefietst. Vier minuten later is ook het slachtoffer hier voorbij gereden. Verdachte heeft in de tussentijd vermoedelijk bij tankstation Shell zijn fiets weggezet en is te voet verder gegaan. Hij heeft zijn weg vervolgd over het fietspad van de Hescheweg in de richting van de Julianasingel. Verdachte liep hier een aantal minuten heen en weer en is op een gegeven moment weer teruggelopen in de richting van het fietspad aan de Hescheweg. Op dat moment fietste het slachtoffer op dit fietspad. Verdachte is toen richting het slachtoffer gerend. Het slachtoffer is het fietspad aan de Julianasingel ingeslagen en verdachte bleef ook toen achter hem aan rennen. Om 7.41 uur is het slachtoffer gestopt met fietsen en stond verdachte een kort ogenblik nabij het slachtoffer. Hierna is verdachte weer vertrokken in de richting van de Hescheweg. Dit alles blijkt uit de camerabeelden van de pompstations in combinatie met de herkenning van verdachte door politieagenten. De camerabeelden waren niet scherp, waardoor niet is te zien wat exact gebeurde op het moment dat verdachte bij het slachtoffer stond.
Het slachtoffer is slechts een paar minuten later door een voorbijganger naast het fietspad aan de Julianasingel aangetroffen. Hij was op dat moment al niet meer goed aanspreekbaar. De hulpdiensten ontvingen om 7.46 uur de melding dat zij naar de Julianasingel moesten gaan in verband met een mogelijk verkeersongeval.
Omstreeks 10.24 uur heeft de politie verdachte in verwarde toestand aangetroffen op het station in Oss in de nabijheid van zijn fiets. Een politieagent heeft toen een mes op de bagagedrager van deze fiets gevonden. Verdachte en de fiets zijn meegenomen naar het politiebureau.
DNA sporen op het mes en op de rugtas
Op dit mes en op de rugtas van het slachtoffer zijn DNA sporen aangetroffen. Deze DNA sporen zijn door het NFI onderzocht.
Het NFI heeft geconcludeerd dat het DNA op de (rechter schouderband van de) rugtas van het slachtoffer één miljard keer waarschijnlijker van verdachte afkomstig is dan van een ander willekeurig persoon. Hieruit concludeert de rechtbank dat het DNA in deze bemonstering afkomstig is van verdachte.
Uit het DNA onderzoek aan de punt en de snijrand van de lemmet van het mes heeft het NFI geconcludeerd dat het meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dat dit het DNA van het slachtoffer is en één willekeurig onbekend persoon, dan van twee willekeurig onbekende personen. Hieruit concludeert de rechtbank dat deze bemonstering DNA van het slachtoffer bevat.
Overlijdensoorzaak
Uit de pathologische informatie is gebleken dat [slachtoffer] is overleden door een messteek in zijn rug.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op al het bovenstaande en bij gebreke van enig concreet aanknopingspunt voor een andere dader dan verdachte, concludeert de rechtbank dat verdachte, op het moment dat hij nabij het slachtoffer stond op het fietspad aan de Julianasingel te Oss, het slachtoffer met het later op zijn fiets aangetroffen mes (door de rugzak heen) in de rug heeft gestoken, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] met een messteek om het leven heeft gebracht.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 19 april 2020 te Oss [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] met een mes in de rug te steken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

De standpunten van de officier van justitie en van de verdediging.
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat het feit niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat hij daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van 28 september 2020 van C.M.A. Matton, psychiater, S. Labrijn, GZ-psycholoog, en J. Volders, forensisch milieuonderzoeker.
De GZ-psycholoog en de psychiater concluderen dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis en een paranoïde psychose, die wordt geclassificeerd als een schizofreniforme stoornis . De deskundigen concluderen dat deze stoornissen ook bij verdachte aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte had de overtuiging dat slechteriken hem wilden vermoorden, wat tot extreme (doods)angst en kwaadheid leidde. Verdachte herinnert zich het tenlastegelegde feit niet, maar volgens de deskundigen is het volgende aannemelijk. Vanuit zijn paranoïde psychotische waan was de realiteitstoetsing van verdachte volledig gestoord, wat leidde tot de verstoorde overtuiging dat het slachtoffer hem wilde vermoorden, waardoor verdachte de rollen omkeerde en het slachtoffer met een mes stak om hem uit te schakelen of te doden. Verdachte handelde vanuit psychotische, realiteitsgestoorde overtuigingen en hij had geen gedragsalternatieven. Deze beide deskundigen adviseren het ten laste gelegde feit niet aan verdachte toe te rekenen.
Beoordeling
De conclusies van de psychiater en de GZ-psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. Deze conclusies worden door de rechtbank overgenomen. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens van waaruit hij heeft gehandeld. Verdachte wordt daarom volledig ontoerekeningsvatbaar geacht.
Conclusie
Verdachte is, gegeven de volledige ontoerekeningsvatbaarheid, niet strafbaar en zal ontslagen worden van alle rechtsvervolging.

Oplegging van maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om het onderzoek aan te houden ten einde de officier van justitie te verzoeken een zorgmachtiging voor te bereiden.
Het oordeel van de rechtbank.
Inleiding
Nu het bewezen verklaarde feit verdachte niet wordt toegerekend, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld welke afdoening in de zin van een maatregel passend en geboden is en het meest recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft [slachtoffer] van het leven beroofd door hem met een mes in de rug te steken. [slachtoffer] was nog maar 18 jaar oud. Hij had zijn hele volwassen leven nog voor zich.
Het leven van [slachtoffer] naasten zal sinds die ochtend van 19 april 2020 nooit meer hetzelfde zijn. Zijn ouders, stiefouders, zus, stiefbroer en vrienden moeten sindsdien leven met het vreselijke gegeven dat [slachtoffer] die ochtend om een zinloze reden van het leven is beroofd. Verdachte heeft door zijn daad de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed en verdriet toegedaan. De ouders en de zus van [slachtoffer] hebben tijdens de zitting van 8 januari 2021 de impact van het plotselinge overlijden van [slachtoffer] indringend verwoord. De vader van [slachtoffer] heeft daarbij verdachte verzocht om eindelijk spijt te betuigen voor zijn daad. De moeder van [slachtoffer] heeft op verdachte een appèl gedaan om zich voor zijn stoornissen te laten behandelen. De zus van [slachtoffer] heeft gezegd dat ze weet dat verdachte ziek is, maar dat dit geen excuus is.
Het spreekt voor zich dat een feit als het onderhavige de rechtsorde ook in het algemeen schokt en in de samenleving algemene gevoelens van onrust en onveiligheid oproept.
Persoon van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van 19 juni 2020 blijkt dat verdachte op 1 februari 2019 is veroordeeld voor het zich met (bedreiging van) geweld verzetten tegen de politie en voor een mishandeling. Verdachte heeft hiervoor een geldboete gekregen en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte liep op 19 april 2020 nog in de proeftijd van deze voorwaardelijke straf.
Verder is de rechtbank bekend dat verdachte in mei 2018 naar Nederland is gekomen en asiel heeft aangevraagd in verband met meerdere ernstige gebeurtenissen die hem in [geboorteplaats] zijn overkomen. Verdachte heeft momenteel een tijdelijke verblijfsvergunning.
Vereisten voor opleggen van tbs
Op grond van de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht kan aan de verdachte bij wie tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond de tbs-maatregel worden opgelegd indien de door hem begane misdrijven bedreigd worden met een gevangenisstraf van vier jaar of meer en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel (en de verpleging van overheidswege) eist.
Bij verdachte was ten tijde van het begaan van het misdrijf sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk een schizofreniforme stoornis en een posttraumatische stressstoornis. Daarnaast is het door verdachte begane feit, doodslag, een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaren is gesteld.
Ten aanzien van het vereiste dat de samenleving tegen verdachte beschermd moet worden, is in de Pro Justitia rapportage van 28 september 2020 door de psychiater en de GZ-psycholoog gerapporteerd dat verdachte een man is van [geboorteplaats] afkomst met ernstige traumatische ervaringen uit het verleden. Nadat hij na zijn vlucht uit [geboorteplaats] in Nederland is gekomen, is hij een geïsoleerd leven gaan leven. Bij verdachte was sprake van gedragsmatige instabiliteit waardoor hij, gevoed door angsten, kwam tot zeer fors gewelddadig gedrag. Verdachte heeft geen ziekte-inzicht en is niet gemotiveerd om medicatie te blijven gebruiken. Zonder hulp of begeleiding zal zijn stress toenemen en zijn probleemoplossend vermogen in toenemende mate tekortschieten. De deskundigen concluderen dat er een hoog recidiverisico voor geweldsdelicten is wanneer verdachte geen adequate behandeling krijgt voor zowel zijn psychotische kwetsbaarheid als zijn trauma’s.
Gelet op deze onderbouwing van de deskundigen over het recidiverisico, is ook sprake van het derde vereiste. Aan de formele vereisten om tbs op te leggen wordt voldaan.
Advies deskundigen
De deskundigen adviseren om aan verdachte op te leggen tbs met verpleging van overheidswege. Om de kans op succesvolle behandeling en daarmee vermindering van het recidiverisico te optimaliseren is volgens de deskundigen een langdurige klinische behandeling noodzakelijk, omdat verdachte momenteel tot geen enkele vorm van behandeling te motiveren is. Daarbij wordt aangegeven dat het opleggen van traumabehandeling essentieel is, omdat de trauma’s waarschijnlijk de voedingsbodem zijn voor het ontwikkelen van een psychose. Deze behandeling kan enkel plaatsvinden als verdachte hiertoe gemotiveerd is. Daarom moet eerst worden geïnvesteerd in psycho-educatie om inzicht in de stoornissen te laten ontstaan. Pas daarna kan passende behandeling aanvangen en worden onderzocht of anti-psychotische medicatie geïndiceerd blijft.
Zorgmachtiging?
De raadsman van verdachte heeft verzocht om de zaak aan te houden ten einde een zorgmachtiging te laten voorbereiden. De deskundigen hebben onderbouwd dat zij behandeling in het kader van een zorgmachtiging ontoereikend achten, omdat een (behandel)termijn van een half jaar te kort is voor verdachte, waardoor herhaaldelijk verlenging noodzakelijk zal zijn om het recidivegevaar te kunnen afwenden. Traumabehandeling zal weinig kans van slagen hebben wanneer elk half jaar de dreiging van uitzetting naar het land van herkomst - waar verdachte de trauma’s heeft opgelopen - aanwezig is. Indien geen traumabehandeling kan plaatsvinden, blijft het risico op psychotische decompensatie hoog. Dit leidt tot een hoog recidiverisico, waardoor gebruik van een antipsychoticum noodzakelijk zal zijn, maar dit biedt geen garantie om een nieuwe psychose te voorkomen. Bovendien zal er volgens de deskundigen vermoedelijk niet een voldoende hoog beveiligingsniveau geboden kunnen worden gedurende een langere (geïndiceerde) duur binnen dit kader.
Gelet op dit advies, in het bijzonder de vaststelling dat - de voor verdachte zo noodzakelijke - traumabehandeling in deze setting weinig kans van slagen heeft, acht de rechtbank behandeling in het kader van een zorgmachtiging ontoereikend.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege passend en geboden en zal zij deze maatregel opleggen. Deze maatregel moet ervoor zorgen dat geen andere personen slachtoffer worden van een gewelddaad van de verdachte. Gelet hierop zal het verzoek van de raadsman om de behandeling van de zaak aan te houden in verband met onderzoek naar een zorgmachtiging worden afgewezen.
De maatregel van tbs met verpleging van overheidswege wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, te weten doodslag door het doden van een persoon met een messteek. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

De vader, moeder en zus van het slachtoffer hebben een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Zij vorderen affectieschade. Daarnaast vorderen de ouders vergoeding van de gemaakte kosten voor de begrafenis van [slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank alle vorderingen integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de vorderingen van de ouders van het slachtoffer. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de zus moet worden afgewezen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] .

Beoordeling.[benadeelde 1] vordert een bedrag van € 1.781,69 aan materiële schadevergoeding. Dit bedrag bestaat uit kosten voor de uitvaart van [slachtoffer] . Artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat deze kosten verhaald kunnen worden op degene die verantwoordelijk is voor de dood van een ander. Op grond hiervan zal de rechtbank deze gevorderde schade toewijzen, nu de kosten voldoende zijn onderbouwd en in overeenstemming zijn met de omstandigheden van het slachtoffer.
Het vorderen van affectieschade is mogelijk voor de in artikel 6:108, vierde lid, van het BW genoemde naasten van het door het misdrijf overleden slachtoffer. De aanspraak op affectieschade is een naar omvang beperkte vergoeding, die vooral beoogt het leed van de naasten en nabestaanden te erkennen. Op grond van artikel 6:108, vierde lid, onder c, van het BW, vallen onder deze naasten de ouders van de overledene. De bedragen die voor vergoeding van deze affectieschade in aanmerking komen, zijn bij het Besluit Vergoeding Affectieschade vastgesteld. Volgens artikel 1, eerste lid, van dit besluit geldt in het geval van overlijden door een misdrijf van een meerderjarig thuiswonend kind een vergoeding van € 20.000,-. Op grond hiervan kan de vordering van [benadeelde 1] voor affectieschade worden toegewezen.
De vordering van [benadeelde 1] zal in het geheel worden toegewezen. De vordering dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van algehele betaling. De ingangsdatum van de wettelijke rente is voor wat betreft de affectieschade 19 april 2020, de datum van het delict. De rechtbank zal de ingangsdatum van de wettelijke rente voor wat betreft de overige materiele kosten, de kosten van de begrafenis en daarmee samenhangende kosten van de bloemist, eveneens doen ingaan op de datum van het delict nu deze kosten daarmee in rechtstreeks verband staan en zeer kort na de datum van het delict zijn ontstaan. De rechtbank zal verdachte ook veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op de dag van vandaag begroot op € 17,86 aan reiskosten. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde [benadeelde 2] .

Beoordeling.De heer [benadeelde 2] vordert een bedrag van € 1.143,69 aan materiële schadevergoeding. Dit bedrag bestaat uit kosten voor de uitvaart van [slachtoffer] . Evenals bij de vordering van [benadeelde 1] , kan deze schade op de voet van artikel 6:108, tweede lid, van het BW worden toegewezen. De kosten zijn voldoende onderbouwd en in overeenstemming met de omstandigheden van het slachtoffer.
[slachtoffer] woonde bij zijn moeder. Op grond van artikel 6:108, vierde lid, onder c, van het BW in samenhang met artikel 1, eerste lid, van het Besluit Vergoeding Affectieschade geldt in het geval van overlijden door een misdrijf van een meerderjarig uitwonend kind een vergoeding voor affectieschade ter hoogte van € 17.500,-. De vordering voor affectieschade van de heer [benadeelde 2] zal dan ook geheel worden toegewezen.
De vordering van meneer [benadeelde 2] zal in het geheel worden toegewezen. De vordering dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van algehele betaling. De ingangsdatum van de wettelijke rente is voor wat betreft de affectieschade 19 april 2020, de datum van het delict. De rechtbank zal de ingangsdatum van de wettelijke rente voor wat betreft de overige materiele kosten, de kosten van de begrafenis, eveneens doen ingaan op de datum van het delict nu deze kosten daarmee in rechtstreeks verband staan en zeer kort na de datum van het delict zijn ontstaan. De rechtbank zal verdachte ook veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op de dag van vandaag begroot op € 23,10 aan reiskosten. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] .

Beoordeling.De rechtbank stelt voorop dat invoelbaar is dat ook de zus van [slachtoffer] een vordering tot vergoeding van affectieschade heeft ingediend. Zij en haar raadsvrouw hebben tijdens de zitting goed voor het voetlicht gebracht dat zij en [slachtoffer] een bijzondere band hadden en dat die band nog sterker was geworden door de scheiding van hun ouders.
De grondslag voor toewijzing van affectieschade is, zoals hierboven al aangehaald, opgenomen in artikel 6:108 van het BW. De wetgever heeft hierbij expliciet niet bedoeld om aan zussen en broers affectieschade toe te kennen, behalve in uitzonderlijke gevallen. Het gegeven dat broer en zus in de weekeinden samen onder één dak woonden en zij dagelijks met elkaar belden, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderscheidend van andere personen die hun broer of zus als gevolg van een misdrijf verliezen om aan te nemen dat hier sprake is van een uitzonderlijk geval zoals hier bedoeld. Daarvoor had de wetgever bijvoorbeeld een situatie voor ogen waarbij broers of zussen met zijn tweeën een gezamenlijk huishouden voerden. De rechtbank verwijst verder naar de rechtsoverwegingen ten aanzien van affectieschade in het vonnis van de rechtbank Limburg van 30 juli 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:5621.
De rechtbank zal de vordering [benadeelde 3] daarom afwijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen ten aanzien van de vorderingen van
[benadeelde 1]en
[benadeelde 2]tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2020 tot de dag van volledige voldoening.
De rechtbank acht het - met de verdediging - illusoir dat verdachte in staat zal zijn binnen een redelijke termijn aan zijn verplichtingen te voldoen, nu de duur van de aan hem op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in de gegeven situatie onbepaald is, maar naar verwachting langdurig zal zijn gezien de door de deskundigen beschreven complexe problematiek. Daarmee zou normaliter de op te leggen gijzeling, die immers is bedoeld als drukmiddel voor betalingsonwilligen, een punitief karakter krijgen, hetgeen de rechtbank ongewenst acht. De rechtbank houdt met het genoemde rekening door te bepalen dat bij gebreke van betaling van de aan de Staat te betalen bedragen slechts één dag gijzeling wordt toegepast.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen keukenmes vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp, de bankpas, aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 38d, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

doodslag.

- verklaart verdachte hiervoor
nietstrafbaar en

ontslaat hem van alle rechtsvervolging.

- legt op de volgende maatregelen:

Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging;

Maatregel van schadevergoeding van € 21.781,69 subsidiair 1 dag gijzeling.Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde 1] , van een bedrag van €21.781,69 (zegge: éénentwintigduizend zevenhonderdéénentachtig euro en negenenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 1.781,69 aan materiële schade en een bedrag van€ 20.000,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde 1] , van een bedrag van € 21.781,69 (zegge: éénentwintigduizend zevenhonderdéénentachtig euro en negenenzestig cent), bestaande uit € 1.781,69 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de
Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te
vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting
tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot
betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 17,86, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Maatregel van schadevergoeding van € 18.643,69 subsidiair 1 dag gijzeling.Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde 2] , van een bedrag van € 18.643,69 (zegge: achttienduizend zeshonderdendrieënveertig euro en negenenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 1.143,69 aan materiële schade en € 17.500,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde 2] , van een bedrag van € 18.643,69 (zegge: achttienduizend zeshonderdendrieënveertig euro en negenenzestig cent), bestaande uit € 1.143,69 aan materiële schade en€ 17.500,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.

Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 23,10, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] af.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen goed, te weten: 1 STK keukenmes met geel handvat.
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomen goed, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen: 1 STK Bankpas ING, Doc.nummer: [nummer] , aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. C.M. Zandbergen, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. te Bogt, griffier,
en is uitgesproken op 22 januari 2021.

Bewijsbijlage

Bewijsmiddelen


Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 19 april 2020, p. 264-265, voor zover inhoudende:
(…)
Op zondag 19 april 2020 omstreeks 07.46 uur, was ik, [verbalisant 1] , samen met collega [verbalisant 2] , in dienst van de politie eenheid Oost-Brabant.
(…)
Op voornoemde dag, datum en tijd hoorde ik dat door het Operationeel Centrum te ‘s-Hertogenbosch (hierna afgekort naar OC), de melding aan de collega's van de 13.01 werd gegeven om te gaan naar Oss, de Julianasingel, kruising Saal van Zwanenbergsingel. Daar zou een ongeval letsel hebben plaatsgevonden en er zou een fietser in de berm liggen.
(…)
Ik hoorde dat er een pasje in het telefoonhoesje van het slachtoffer zat. Ik zag dat dit hoesje opengeklapt op een rugzak lag. Deze rugzak lag ongeveer anderhalve meter naast het slachtoffer in het gras. Ik zag dat er een geel pasje inzat en heb deze zonder de telefoon aan te raken eruit gehaald. Ik zag dat het pasje een OV chipkaart was met daarop een foto van de houder en de naam: [slachtoffer] [geboortedatum] . Ik zag dat de foto overeenkwam met het slachtoffer. Ik raadpleegde daarop de politiesystemen en stelde daarmee de volledige personalia vast, welke onderaan dit verbaal is weergegeven.
(…)
Overledene: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , overleden op 19 april 2020 te Oss

De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 januari 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Ik ging op 19 april 2020 mijn huis uit. Ik heb een mes meegenomen van huis. Dat was het mes dat op de bagagedrager van mijn fiets is aangetroffen.

NFI Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet-natuurlijke dood van 28 april 2020 door Dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, p. 544 t/m 554, voor zover inhoudende:
(…)

7. Conclusie

Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] , 18 jaren oud, wordt het intreden van de dood verklaard door het gevolg van 1 steekletsel door de rug met als gevolg functiestoornissen van de ademhaling en de linkerlong, substantieel bloedverlies met daardoor algehele weefselschade en inademing van bloed.

Een proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 21 april 2020, p. 521 t/m 530, voor zover inhoudende:
(…)
Plaatsing stoffelijk overschot [slachtoffer] in koelcel
Het stoffelijk overschot werd na de schouw, verpakt in een zwart gekleurde transportzak voorzien van het SIN AANP3707NL en werd op zondag 19 april 2020 om 13:45 uur geplaatst in koelcel 2 van het mortuarium [mortuarium] .

Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] van 19 april 2020, p. 242-251, voor zover inhoudende:
(…)
Op de grond, een paar meter vanaf de locatie waar [verdachte ] had gezeten zagen wij een zwarte damesfiets liggen. Wij zagen dat op de bagagedrager van die fiets twee tassen gebonden zaten. Een zwarte rugzak en een oranje boodschappentas. Ik [verbalisant 5] vroeg aan [verdachte ] : "Van wie is die fiets". Ik hoorde hem daarop zeggen: "Van mij".
(…)
Toen ik hier mee bezig was zag ik pas dat tussen de rubberen snelbinders van de fiets een groot zilverkleurig vleesmes gestoken zat. De tassen en het mes heb ik in ons dienstvoertuig gezet waarna we met deze goederen en [verdachte ] naar het bureau van politie in Oss zijn gereden voor onderzoek naar verdere hulpverlening.

Een proces-verbaal forensisch onderzoek aan verdachte [adres 2] van 12 mei 2020, p. 557 t/m 587, voor zover inhoudende:
(…)
Forensisch onderzoek
Omschrijving onderzoekslocatie
Het onderzoek aan de fiets en het mes werd uitgevoerd in een afgesloten ruimte op de begane grond van het politiebureau te Oss en het onderzoek aan de verdachte werd uitgevoerd in de afgesloten bezoekersruimte.
Bevindingen
Onderzoek fiets en mes
Wij zagen de fiets in voornoemde ruimte staan. (foto 01) Op de bagagedrager van deze fiets zagen wij een zilverkleurig mes. (foto 02) Wij zagen een op bloed gelijkende substantie op het heft van dit mes. (foto 03 t/m 10) Dit mes werd door ons veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van spoor identificatie nummer (SIN)AAN00001NL .
(…)

Een NFI rapport onderzoek biologische sporen mes van 20 mei 2020, door ing. J.L.W. Dieltjes, p. 617 t/m 622, voor zover inhoudende:
(…)
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
(…)
Bemonsteringen van het mes AAN0000INL (aanvraag 003)
(…)
AAN00001NL#04 bemonstering met bloed van de punt van het lemmet aan beide zijden
AAN00001NL#05 bemonstering met bloed van de snijrand van het lemmet aan beide zijden
AANG5739NL referentiemonster bloed afkomstig van het stoffelijk overschot AANP3707NL van het slachtoffer [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2001)
(…)
Resultaten, interpretatie en conclusie
(…)
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Voor van het berekenen van de bewijskracht (zie ook het kader 'Bewijskracht van het resultaat van vergelijkend DNA-onderzoek' aan het einde van dit rapport) van de overeenkomsten tussen de DNA-profielen van slachtoffer [slachtoffer] / verdachte [verdachte ] en de DNA-mengprofielen van bemonsteringen AAN00001NL#04 en AAN00001#05 zijn de volgende aannames gedaan:
- Bemonsteringen AAN00001NL#04 en AAN00001NL#05 bevatten DNA van twee personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan slachtoffer [slachtoffer]
/ verdachte [verdachte ] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder de volgende hypotheseparen:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] en één
willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte ] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 3: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
Bewijskracht ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer]
De DNA-mengprofielen van bemonsteringen AAN00001NL#04 en AAN00001NL#05 zijn elk
meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer
hypothese 3 waar is.
(…)

Een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Julianasingel Oss) van verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en [verbalisant 9] van 7 juli 2020, p. 509-519, voor zover inhoudende:
(…)
Rugzak:
In de grasberm naast het fietspad zagen wij een rugzak. Tegen de rugzak lag een hoofdtelefoon (foto 8 en 9). De rugzak en hoofdtelefoon werden door ons op een steriel laken gelegd (foto 10). Wij zagen dat het een zwarte rugzak betrof met oranje accenten en voorzien van een opdruk, Basic-Fit. Tussen het linker hengsel/schouderband van de rugzak en de rits van de rugzak zagen wij een beschadiging. Wij zagen dat de beschadiging door de rugzak heen was. Wij zagen dat het een scherprandige beschadiging was en dat de stof nog niet was gerafeld. De beschadiging werd door ons opgemeten en had een lengte van circa 1,5 centimeter (foto 11 t/m 14). Vervolgens werd de rugzak door ons geopend. In de rugzak bevonden zich alleen persoonlijke goederen welke wij verpakt hebben in een papieren zak. De rugzak werd door ons verpakt in een steriel laken, verzegeld en voorzien van sin: AAND7698NL .
(…)

Een bijlage NFI rapport DNA-profielcluster 48819, p. 621, voor zover inhoudende:
(…)
omschrijving onderzoeksmateriaal een referentiekaart van
[verdachte ] (geboren op [datum] 1994)
DNA-identiteitszegel WAAD6859NL

Een NFI rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident met dodelijke afloop in Oss op 19 april 2020 van 16 juli 2020, door ing. J.L.W. Dieltjes, p. 631 t/m 635, voor zover inhoudende:
(…)
DNA-onderzoek
(…)
AAND7698NL#03 Bemonstering van een bloedspoor op de rechter schouderband
(…)
Tabel 1 DNA-profielen van personen betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Naam
Geboortedatum
AANG5739NL
slachtoffer [slachtoffer]
[geboortedatum]
WAAD6859NL
verdachte [verdachte ]
[geboortedatum]
Interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
(…)
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Voor onderstaande bemonstering is de bewijskracht berekend.
AAND7698NL#03 (bloed rechter schouderband)
(…)
DNA-profiel AAND7698NL#03 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het
bloed afkomstig is van verdachte [verdachte ] , dan wanneer het bloed afkomstig is van een willekeurige niet aan de verdachte verwante persoon.
(…)

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] van 19 april 2020, p. 291-295, voor zover inhoudende:
(…)
Door mij verbalisant zijn beelden bekeken welke zijn genomen van de benzinepomp de Shell, gelegen aan de Nieuwe Hescheweg 55 te Oss. De beelden zijn heel klein te bekijken, of uitvergroot, in beide gevallen is het lastig te zien. Ik verbalisant spreek over een schim in de vorm van witte bewegingen in beeld.
(…)
Het tijdstip wat in beeld te zien is, daarvan weten we dat dit niet overeenkomt met de werkelijke tijd, deze tijd op beeld is 1 uur en 4 minuten vroeger dan de werkelijke tijd, hiervan is door een collega van VGA een afzonderlijk proces-verbaal gemaakt.
(…)
Correctie in tijdstip beelden Shell, p. 469
In proces-verbaal van bevindingen 23, uitkijken camerabeelden Shell, wordt gesteld dat de in beeld weergegeven tijd niet klopt maar dat het eigenlijk 1 uur en 4 minuten vroeger is. Dat klopt niet. In het proces-verbaal wordt verwezen naar een daarover afzonderlijk opgemaakt proces-verbaal van verbalisanten van de dienst Verkeersongevallenanalyse. In het proces-verbaal [nummer] wordt de afwijking tussen tijd op beeld en werkelijke tijd nauwkeurig beschreven en zelfs met foto vastgelegd: “Hieruit maken wij op dat de tijd van het camerasysteem 1 uur 2 minuten en 2 seconden afwijkt van de werkelijke tijd. De tijd van het camerasysteem ligt vóór op de werkelijke tijd.”
2020/04/19 06:36:33
Ik verbalisant zie ter hoogte van de paal van de benzinepomp beweging van iemand ter hoogte van waar het fietspad ligt aan de Hescheweg. Ik zie een schim bewegen, het betreft een persoon met duidelijk witte contrasten onderin, en met een donkerkleurige bovenkant. Ik verbalisant zie vooral het witte bewegen. Door de achtergronden van het beeld, lijkt de schim op te gaan in het beeld en zie je soms alleen een oplichting van iets wits wat beweegt. Deze persoon lijkt zich te voet te bewegen, en loopt vanaf het fietspad aan de Hescheweg in de richting van de kruising met stoplichten aan de Julianasingel te Oss.
(…)
2020/04/19 06:39:02
Ik verbalisant zie vanuit links in beeld een fietser vanuit de Hescheweg fietsen in de richting van de kruising met de Julianasingel. Deze persoon zie ik als die ter hoogte is van de woning/gebouw met lichte stenen en een donker dak.
2020/04/19 06:39:08
Ik verbalisant zie de door mij eerder beschreven schim een rennende beweging maken achter de door mij verbalisant beschreven fietser (06:39:02 tijdstip op beeld).
2020/04/19 06:39:10
Ik verbalisant zie de eerder beschreven fietser (06:39:02 tijdstip op beeld) voor mij verbalisant rechts in beeld het fietspad aan de Julianasingel in rijden in de richting van de Ruwaardsingel, de schim die door mij verbalisant eerder beschreven is zie ik nog rennend over wat lijkt op een groenstrook rennen in de richting van de fietser.
2020/04/19 06:39:16
Ik verbalisant zie rechts bovenin beeld ter hoogte van de bomen dat de fietser inhoudt/stopt en dat de door mij eerder beschreven schim nabij de fietser is, de fietser lijkt stil te staan, ik verbalisant zie in elk geval geen fietser meer bewegen.
(…)
2020/04/19 06:40:03
Ik verbalisant zie de door mij eerder beschreven schim verplaatsen in de richting van de
Hescheweg, mogelijk naar de plek waar een fiets is neergezet. Deze schim verdwijnt voor mij verbalisant uit beeld, mede door de positie van de paal van de benzinepomp waardoor die hoek van de camera niet meer te zien is.
(…)

Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 10] van 19 april 2020, p. 309 t/m 316, voor zover inhoudende:
(…)
Ik, verbalisant [verbalisant 10] ben gevraagd om de beelden te bekijken die zijn gemaakt vanaf het [adres 1] . De eigenaar van de beelden is benzinepomp [naam] , gelegen aan dit adres. Er is in het bijzijn van mij gebeld met de eigenaar van deze beelden om na te gaan of het tijdstip op beeld overeen komt met de werkelijke tijd. De eigenaar werd gevraagd op 21 april 2020 om 10:44 uur te controleren wat het tijdstip is op beeld van het camerasysteem. Ik hoorde zeggen; 10:44 uur. Hiermee kan vastgesteld worden dat het tijdstip op beeld overeen komt met het tijdstip in werkelijkheid.
(…)

Sun, Apr 19,2020 AM07:34:56

Ik zie een persoon op de fiets voorbij rijden, komende uit de richting Heesch , gaande in de richting Oss. De persoon rijdt op een damesfiets en draagt witte schoenen, een lichtkleurige broek, en een donkere jas. De persoon lijkt een muts of capuchon te dragen. De persoon lijkt te groot ten opzichte van de fiets, de knieën van de persoon komen tot aan het stuur. Qua signalement komt deze persoon overeen met de verdachte: [verdachte ] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
(…)
Sun, Apr 19,2020 AM07:38:53
Ik zie een persoon op de fiets voorbij rijden, komende uit de richting Heesch , gaande in de richting Oss. De persoon lijkt een man op een damesfiets. De persoon draagt een zwarte pet, met de klep van de pet naar voren wijzend. Op de fiets is een fietstas te zien. De fietstas is te zien aan de linkerzijde van de fiets. De fietstas lijkt wit, of gedeeltelijk wit van kleur. De fiets is een model damesfiets. De persoon draagt lichtkleurige schoenen, de pet is donker, mogelijk zwart van kleur. De persoon draagt donkerkleurige bovenkleding. De onderkleding lijkt een lichtblauwe broek, mogelijk een spijkerbroek. De persoon lijkt zonder handen aan het stuur te fietsen. De fietser rijdt vrij snel voorbij, mogelijk een fiets met trapondersteuning/elektrisch. Qua signalement komt deze persoon overeen met het slachtoffer: [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
(…)

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 19 april 2020, p. 266-271, voor zover inhoudende:
(…)
Ik verbalisant heb vervolgens een verband gelegd tussen het incident op de Julianasingel te Oss en het aantreffen van [verdachte ] gezien het onder hem aangetroffen mes, bloed op zijn kleding en zijn fiets. Daarop heb ik met toestemming van [verdachte ] een foto van hem gemaakt en ik heb deze foto gedeeld met de collega's op de plaats delict. Vervolgens hoorde ik verbalisant [verbalisant 6] dat de kledingkleurcombinatie, donkerkleurige jas, lichte kleur broek, witte schoenen, overeenkwam met camerabeelden gemaakt bij het Shell station aan de Nieuwe Hescheweg/Julianasingel te Oss.
(…)

Een proces-verbaal van verhoor getuige van verbalisant [verbalisant 2] van 19 april 2020, p. 143-145, voor zover inhoudende:
(…)
Omstreeks 07.40 uur reed ik over de Dr. Saal van Zwanenbergsingel te Oss, komende uit de richting van de rotonde met de Joannes Zwijssenlaan en gaande in de richting van de kruising Dr. Saal van Zwanenbergsingel met de Julianasingel en de Ruwaardsingel.
(…)
Ik zag aan de rechterzijde in de berm een man liggen.
(…)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, onderzoeksnaam [onderzoeksnaam] , genummerd [nummer] .