ECLI:NL:RBOBR:2020:7002

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
SHE20/2006
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een rectificatieverzoek op basis van de AVG en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. Eiseres had een verzoek tot rectificatie van haar persoonsgegevens ingediend, dat door verweerder bij besluit van 25 september 2019 was afgewezen. Eiseres had ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat door verweerder niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 oktober 2020, waarbij eiseres aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat verweerder tijdig had beslist op het verzoek tot rectificatie en dat er geen aanleiding was voor het toekennen van schadevergoeding vanwege overschrijding van de beslistermijn. Eiseres had geen beroepsgrond aangevoerd tegen de afwijzing van het verzoek om rectificatie van haar persoonsgegevens. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de inbreuk op haar persoonsgegevens had geleid tot schade. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat verweerder geen ondubbelzinnige toezegging had gedaan dat de zaak zonder tussenkomst van de rechter zou worden opgelost.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/2006

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het bij brief van 30 augustus 2019 door eiseres ingediende verzoek tot rectificatie van haar persoonsgegevens afgewezen.
Bij besluit van 11 juni 2020 (het bestreden besluit), aangevuld bij besluit van 25 juni 2020, heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en beslist dat de in een brief van 17 april 2016 vermelde persoonsgegevens (naam en postcode) van eiseres gerectificeerd worden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder ook het door eiseres in haar brief van 30 augustus 2019 ingediende verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 oktober 2020. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 7 april 2016 stuurt verweerder eiseres een brief naar aanleiding van een gesprek tussen twee medewerkers van verweerder en eiseres.
2. Op 18 september 2018 heeft eiseres verweerder verzocht om een overzicht van haar meldingen over parkeeroverlast in 2016 en van de momenten waarop toezicht is geweest in de Lorrainelaan in verband met overlast van een caravan.
3. Verweerder heeft in de brief van 14 november 2018 (verstuurd op 15 november 2018) gereageerd op het verzoek.
4. Op 30 augustus 2019 heeft eiseres verweerder verzocht om rectificatie van haar persoonsgegevens. Het gaat om haar persoonsgegevens in de brieven van verweerder van
7 april 2016 en 14 november 2018. Ook stelt eiseres verweerder aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden door de handelwijze van medewerkers van verweerder.
5. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiseres gesteld dat zij schade heeft geleden omdat een e-mailbericht van eiseres aan verweerder van 15 januari 2017 zonder haar toestemming en zonder dat haar e-mailadres daarin onleesbaar is gemaakt, in een hoger beroepsdossier van verweerder is gekomen en vervolgens bij de buren van eiseres terecht is gekomen.
Toepasselijk recht
6. Zowel op het verzoek om rectificatie als het verzoek om schadevergoeding is de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (de Algemene Verordening Gegevensbescherming; de AVG) van toepassing. De AVG is vanaf 25 mei 2018 rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat en heeft onmiddellijke werking.
7. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Omvang van het geschil bij de bestuursrechter
8. De vraag die moet worden beantwoord is of eiseres recht heeft op een schadevergoeding vanwege overtreding van de beslistermijn en schending van de AVG.
Tijdigheid van het primaire besluit
9. Eiseres voert aan dat het primaire besluit te laat is genomen. Op 30 augustus 2019 heeft zij een verzoek tot rectificatie van haar persoonsgegevens gedaan en is de beslistermijn gaan lopen. Eiseres stelt dat zij op 11 en 27 oktober 2019 verweerder een schriftelijke ingebrekestelling heeft gestuurd. Pas op 7 november 2019 heeft verweerder gereageerd. Dit is te laat. Zij heeft daarom recht op een schadevergoeding, aldus nog steeds eiseres.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het besluit in de brief van
25 september 2019 tijdig heeft beslist op het bij brief van 30 augustus 2019 door eiseres ingediende verzoek. Verweerder heeft bij dat besluit het door eiseres ingediende verzoek tot rectificatie afgewezen. De afwijzing bestaat eruit dat verweerder weigert de gegevens te rectificeren, omdat zij niet langer met eiseres over de betreffende materie wil communiceren.
11. Omdat verweerder op tijd heeft gereageerd op het verzoek, is er geen reden voor het toekennen van een schadevergoeding vanwege overschrijding van de beslistermijn.
Overtreding AVG door gegevens van derden aan eiseres te verstrekken
12. Eiseres heeft geen beroepsgrond aangevoerd tegen de afwijzing van het verzoek om rectificatie van haar eigen persoonsgegevens in (de lijst bij) de brief van 14 november 2018.
13. Voor zover eiseres heeft gesteld dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de AVG omdat deze lijst met mutaties ook een adres van iemand anders en meldingen van derden bevatte, oordeelt de rechtbank dat eiseres geen relevant persoonlijk procesbelang heeft bij de beoordeling van die stelling.
Overtreding AVG door een e-mail van eiseres door te sturen
14. Eiseres voert aan dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld door een e-mailbericht van haar in een hoger beroepsdossier te voegen, waardoor het e-mailadres bij haar buren terecht is gekomen. Eiseres stelt dat zij schade heeft geleden die bestaat uit aantasting van haar woongenot, schending van haar eer en goede naam, inbreuk op haar privacy en gederfde levensvreugde.
15. Voor zover eiseres heeft verzocht om vergoeding van materiële of immateriële schade als gevolg van een handelen in strijd met de AVG door verweerder, wijst de rechtbank dit verzoek af. Verlies van controle over persoonsgegevens is een aantasting van een persoonlijkheidsrecht. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde inbreuk heeft geleid tot schade, dat wil zeggen, dat de inbreuk heeft geleid tot de aantasting van de integriteit in haar persoon en dat de gevolgen van de inbreuk haar rechtstreeks hebben getroffen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 1 april 2020 met vindplaats ECLI:NL:RVS:2020:899). Eiseres heeft ter zitting opgemerkt dat zij al voordat het e-mailadres bij haar buren bekend werd door hen werd gestalkt. Dit is dus geen schade als gevolg van het verlies van de controle over haar e-mailadres. Zij heeft haar schade ook overigens niet onderbouwd met verifieerbare gegevens. Deze onderbouwing mocht wel van haar verwacht worden, omdat een inbreuk op de AVG niet zonder meer een aantasting van de integriteit van een persoon impliceert en daarmee tot vergoedbare schade leidt (zie de hiervoor genoemde uitspraak van de ABRvS).
Vertrouwensbeginsel
16. Eiseres voert ten slotte aan dat zij erop mocht vertrouwen dat de zaak zonder tussenkomst van de rechter beslecht zou worden en zij met verweerder tot een oplossing zou komen. Verweerder heeft haar immers gevraagd de fouten in de beslissing op bezwaar van 11 juni 2020 en de als gevolg daarvan geleden schade op papier te zetten en heeft niet aangegeven dat ze maar naar de rechter moest. Verweerder is daarmee ingegaan op het voorstel van eiseres om de zaak zonder tussenkomst van de rechter te regelen, aldus eiseres.
17. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Met de aan eiseres gestelde vraag om de veronderstelde fouten op papier te zetten heeft verweerder geen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging gedaan, op grond waarvan eiseres de gerechtvaardigde verwachting mocht hebben dat verweerder haar op alle door haar gestelde punten tegemoet zou komen (zie als voorbeeld van vaste rechtspraak over dit criterium de uitspraak van de ABRvS van 26 november 2008, met vindplaats ECLI:NL:RVS:2008:BG5360). Uit de door verweerder aan eiseres gestelde vraag blijkt alleen van de bereidheid om (nogmaals) naar haar bezwaren/opmerkingen te kijken. Dat heeft verweerder ook gedaan, blijkens het gewijzigde besluit van 25 juni 2020.
18. Het beroep is ongegrond.
19. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om schadevergoeding af.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.S. Verstraelen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2020.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE

AVG
Artikel 4, aanhef en onder 1
„persoonsgegevens”: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
Artikel 12, derde lid
De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene onverwijld en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek krachtens de artikelen 15 tot en met 22 informatie over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van een dergelijke verlenging. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, wordt de informatie indien mogelijk elektronisch verstrekt, tenzij de betrokkene anderszins verzoekt.
Artikel 16
De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen. Met inachtneming van de doeleinden van de verwerking heeft de betrokkene het recht vervollediging van onvolledige persoonsgegevens te verkrijgen, onder meer door een aanvullende verklaring te verstrekken.
Artikel 82
1. Eenieder die materiële of immateriële schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op deze verordening, heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker schadevergoeding te ontvangen voor de geleden schade.
2. Elke verwerkingsverantwoordelijke die bij verwerking is betrokken, is aansprakelijk voor de schade die wordt veroorzaakt door verwerking die inbreuk maakt op deze verordening. Een verwerker is slechts aansprakelijk voor de schade die door verwerking is veroorzaakt wanneer bij de verwerking niet is voldaan aan de specifiek tot verwerkers gerichte verplichtingen van deze verordening of buiten dan wel in strijd met de rechtmatige instructies van de verwerkingsverantwoordelijke is gehandeld.
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 34
Een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Burgerlijk Wetboek
Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder bVoor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
[…]
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
[…]