Uitspraak
1.Procesverloop
2.De beoordeling
3.Beslissing
geenvoorziening open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb).
Rechtbank Oost-Brabant
Op 10 december 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, die zich had gewend tot de voorzieningenrechter. Verzoeker had op 8 september 2020 verzocht om directe inschrijving voor de masteropleiding Chemical Engineering aan de Technische Universiteit Eindhoven (TUE) voor het studiejaar 2020/2021. De voorzieningenrechter verklaarde zich echter op 12 november 2020 onbevoegd om het verzoek te behandelen, wat leidde tot de wraking door verzoeker op 1 december 2020.
De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking na een einduitspraak. De beslissing van de rechter was al genomen, en verzoeker kon niet meer in het wrakingsverzoek worden ontvangen. De wet voorziet in een mondelinge behandeling voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar in dit geval was dat niet aan de orde, gezien de eerdere uitspraak.
De wrakingskamer, bestaande uit voorzitter mr. H.M.H. de Koning en leden mrs. T. van de Woestijne en J.J. Janssen, heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van griffier mr. J.T. Lenting. Tegen deze beslissing staat voorziening open, zoals vermeld in artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.