Uitspraak
de schriftelijke reactie van de rechter d.d. 24 augustus 2020;
de schriftelijke reactie van verzoeker naar aanleiding van de reactie van de rechter op het wrakingsverzoek d.d. 2 september 2020;
het verstekvonnis d.d. 28 mei 2020.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 17 september 2020 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker tegen mr. W.M. Callemeijn, kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven. Het wrakingsverzoek is ingediend in het kader van een civiele procedure waarin verzoeker betrokken was bij een verstekvonnis dat op 28 mei 2020 was uitgesproken. Verzoeker betoogde dat de rechter niet onbevooroordeeld kon oordelen in de verzetprocedure, omdat hij de vordering van de tegenpartij zonder nader onderzoek had toegewezen.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek tijdig is ingediend, conform artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. Het uitgangspunt is dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De wrakingskamer concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat de rechter vooringenomen was. De beslissing van de rechter om de vordering van de tegenpartij toe te wijzen, kan niet worden aangemerkt als een grond voor wraking. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af, omdat de bezwaren van verzoeker niet voldoende onderbouwd zijn en de beoordeling van de rechterlijke beslissing voorbehouden is aan de rechter in de verzetzaak. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.