ECLI:NL:RBOBR:2020:683

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
19/1732
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvraag voor maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 wegens gebruikelijke hulp en mantelzorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mill en Sint Hubert. De eiser had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding en dagbesteding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd afgewezen omdat de gemeente van mening was dat de benodigde zorg al werd verleend door de echtgenote van de eiser, die als mantelzorger fungeert. De rechtbank oordeelde dat de zorg die de echtgenote verleent, kan worden aangemerkt als gebruikelijke hulp en mantelzorg, waarvoor de gemeente geen maatwerkvoorziening hoeft te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn beperkingen in zelfredzaamheid en participatie kan verminderen met de hulp van zijn echtgenote, en dat er geen noodzaak is voor een pgb. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/1732

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 februari 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Heek),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mill en Sint Hubert, verweerder
(gemachtigde: mr. L.M.W. Roelofs en S. Petronilia).

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een maatwerkvoorziening (in de vorm van een persoonsgebonden budget) voor individuele begeleiding en dagbesteding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 20 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser (met aanvulling van de motivering) ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2019. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen en mevrouw [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is geboren op [geboortedag] 1954. Hij is gehuwd en woont samen met zijn echtgenote in Mill. Eiser heeft verschillende gezondheidsproblemen (incontinentie, diabetes, hartproblematiek en slecht zicht) en is meervoudig gehandicapt, waardoor hij belemmerd wordt in het dagelijks leven. Zijn echtgenote ondersteunt en helpt hem op allerlei gebieden. Het gaat om alle voorkomende handelingen zoals gebruikelijke zorg, begeleiding, medische handelingen en dagbesteding.
2. Op 14 mei 2018 is een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp voor eisers echtgenote, en individuele begeleiding en dagbesteding voor eiser (te verlenen door eisers echtgenote) op grond van de Wmo 2015. Daarbij wordt aangegeven dat de individuele begeleiding bestaat uit begeleiding van eiser naar afspraken met dokters en fysiotherapeuten, revalidatie, hulp bij het innemen van medicatie en maaltijdverzorging. De dagbesteding bestaat uit wandelen onder toezicht en het opbouwen van sociale contacten.
3. Op 6 juni 2018 heeft een huisbezoek plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder op 13 juni 2018 medisch advies gevraagd bij Treve. In het navolgende haalt de rechtbank zowel de adviezen aan die ten aanzien van eiser als die ten aanzien van zijn echtgenote zijn uitgebracht. Hoewel in deze zaak alleen de aanvraag van eiser ter beoordeling voorligt, bestaat er samenhang tussen beide aanvragen, omdat de hulpbehoefte van eisers echtgenote voortkomt uit eisers problemen.
Adviezen voorafgaand aan besluitvorming
4. De heer [naam] (hierna: [naam] ), arts in dienst van Treve, heeft op 19 juli 2018 een medisch advies uitgebracht. Dit advies heeft betrekking op de echtgenote van eiser. [naam] heeft daarvoor een huisbezoek afgelegd. [naam] schrijft bij de beantwoording van de door verweerder gestelde vragen dat er bij de echtgenote van eiser geen sprake is van ziekte, maar dat zij wel in een toestand van overbelasting dreigt te komen als ze geen verlichting krijgt van haar huishoudelijke taken.
4.1
Verder heeft [naam] in het rapport het volgende vermeld:
“Het gaat bij cliënte niet om gezondheidsproblemen bij haar zelf, maar de zorg voor haar echtgenoot is zo omvangrijk dat het teveel is om dat te doen naast de huishoudelijke taken. De echtgenoot kan zich deels zelfstandig verzorgen, maar dat brengt een hoop extra schoonmaak- en opruimwerk voor cliënte met zich mee, vanwege het slechte zien. (…) Ook andere gedetailleerde dingen in de zelfzorg kan hij niet zelf doen, zoals zich aankleden, Dat doet hij op het gevoel, maar hij kan niet zien of hij bijvoorbeeld een bloes scheef heeft dichtgeknoopt, of hij wel de juiste kledingcombinatie aan heeft enz. (…) De bovengenoemde problematiek zal (…) aanwezig blijven.
Extra werk voor cliënte wordt veroorzaakt door de incontinentie van meneer.
Cliënte is ook tijd kwijt met ziekenhuisbezoeken, het wisselt wel wat maar het is iets minder dan gemiddeld een keer per week. Daarnaast neemt cliënte veel van de zorg van haar man op zich: noteert dagelijks de bloedsuikerwaarden, moet bijhouden hoeveel centiliters
urine hij plast, moet zorgen dat de nagels kort blijven (want hij mag zich niet verwonden in verband met de stofwisselingsziekte), zijn voeten controleren op wondjes, de schoenen op steentjes e.d. Ze moet iedere dag een half uur met hem wandelen (dat zal na het warme weer
geleidelijk worden opgebouwd) aangezien hij vanwege de visus niet naar de revalidatie kan. Ze moet ook zorgen dat hij de juiste medicatie op het juiste tijdstip krijgt toegediend, ook past ze de medicatie aan, opgeleide van de bloedbepalingen.
Cliënte heeft dit altijd gedaan, maar tot voor kort was er de dochter die een deel van de huishoudelijke taken van haar overnam. Dat liep altijd goed. Daarom wil cliënte het liefst voortzetting van de ondersteuning van haar dochter. Die is ook goed op de hoogte van het reilen en zijlen in het huis, is dat al 19 jaar gewend. Maar omdat ze niet meer in huis woont zou er vergoeding vanuit de PGB moeten plaatsvinden. (…)
Er woont een zoon van 29 jaar in huis. Deze zoon studeert (…), daarnaast heeft hij gezondheidsklachten (…). De zoon kan wel gebruikelijke zorg leveren, maar dat kan hij niet volledig. Dit is vanwege zijn studie, maar ook omdat hij mantelzorger is voor de verstandelijk beperkte broer van zijn vader (…). De gebruikelijke zorg die de zoon kan verlenen voor cliënte is door dit alles niet toereikend voor cliënte om daarmee uit te komen.”
4.2
[naam] heeft op verzoek van verweerder op 19 juli 2018 nog een medisch advies
uitgebracht, dat betrekking heeft op de aanvraag voor begeleiding en dagbesteding. Ook voor dit advies heeft [naam] zijn bevindingen van het huisbezoek gebruikt, en verder op gericht lichamelijk onderzoek en observatie en een oriënterend/gericht psychisch onderzoek.
[naam] ziet een indicatie voor de gevraagde voorziening. Eiser heeft te kampen met de gevolgen van een bedrijfsongeval in 1999. Zo kan hij alleen zitten met een kussen in de rug. Los daarvan heeft hij sinds 10 jaar een stofwisselingsziekte in een ernstige, slecht te behandelen vorm. Deze ziekte gaat gepaard met veel orgaanschade (hart en vaten), stoornissen in het tast- en temperatuurgevoel van de handen en er is een zeer slechte visus. Een ander gevolg van de stofwisselingsziekte is dat eiser continu incontinent is voor urine en soms voor ontlasting.
4.3
Het rapport vermeldt verder met betrekking tot de vraag of een maatwerkvoorziening dagbesteding en/of begeleiding is geïndiceerd het volgende:
“Ja. Dagbesteding is vanwege de handicaps een probleem. Maar hij wil en kan (vanwege het slechte zien) dat niet buitenshuis doen. Een gebruikelijke dagbesteding is tamelijk zinloos in de bekende vorm aangezien hij door het slechte zien nergens aan kan meedoen. Er moet daarbij rekening worden gehouden met dat er allerlei bijkomende problematiek is. Hij kan alleen zitten op een voor hem geschikte stoel, hij kan niet bij alle soorten licht aanwezig zijn (…). Versnaperingen die vaak bij dagbesteding worden verstrekt (…) kan hij niet nemen in verband met de problemen van het spijsverteringssysteem. Hij moet zich aan een strikt dieet houden (…).
Een aangepaste vorm van dagbesteding in huis ( wat al veel problemen van het reizen wegneemt) is wel mogelijk aangezien daar door echtgenote en oude bekenden van cliënt de dagbesteding op voor hem geschikte manier kan plaatsvinden. De dagbesteding zal voor het grootste deel bestaan uit het doen van spelletjes die hij al sinds lang graag doet en waaraan hij gewend is.
De individuele begeleiding bestaat uit praktische hulp en assistentie die de gehele dag door wordt verricht door echtgenote. Een deel daarvan is revaliderende begeleiding, zoals wandelen. Cliënt kan vanwege zijn problematiek niet naar een revalidatiebehandeling, daarom moet cliëntes echtgenote dat zelf doen. Ze doet dat met name door hem in beweging te houden. Dat moet dus naast de dagbesteding worden gedaan. De individuele begeleiding staat dus los van de dagbesteding.”
5. Vervolgens heeft verweerder op 31 juli 2018 een aanvullend advies door een indicatieadviseur gevraagd bij Treve. [naam] , indicatieadviseur in dienst van Treve, heeft op verzoek van verweerder op 3 oktober 2018 een advies uitgebracht dat betrekking heeft op de aanvraag voor huishouden en begeleiding/dagbesteding van eisers echtgenote. Hierin staat het volgende:
“(…) In het plan dat door belanghebbende is aangeleverd (14-5-2018) staan de volgende doelen beschreven, de invulling van onderstaande punten zijn besproken tijdens het huisbezoek en aangevuld door belanghebbende:
Huishoudelijke ondersteuning:
Schoon en leefbaar huis, schoon wasgoed;
Individuele begeleiding
ondersteuning bij doktersbezoek, afspraken, fysiotherapie, revalidatie, hulp bij innemen medicatie, maaltijdverzorging
Dagbesteding:
Revalidatie middels wandelen, op individueel niveau (in verband met diabetes en energieverbruik en beperkt zicht), aan arm van belanghebbende
Sociale contacten opbouwen. (…)
Blh. geeft aan partner te ondersteunen met de persoonlijke verzorging, ze controleert zijn kleren op netheid, controleert of er geen wondjes op de voeten zijn ontstaan en ondersteunt bij de medicatie, om de 4 uur insuline spuiten op vaste tijdstippen.
Wanneer blh. alleen weg gaat voor een korte boodschap/afspraak, is zoon veelal thuis en houdt toezicht op partner. Wanneer dit niet mogelijk is, dan blijft partner alleen thuis, partner geeft aan onzeker te zijn door beperkt zicht hoe de huistelefoon op te nemen, of te handelen wanneer de deurbel gaat. Blh. zorgt ervoor dat er voldoende eten/drinken in
het bereik van partner aanwezig is, hij kan dit zelf nuttigen wanneer hij aanvoelt dat dit nodig is.
Zoon [naam] , ( [geboortedag] -1989) woont ten tijde van het huisbezoek nog thuis, in een latere correspondentie laat partner weten dat zoon uitwonend is. (…)

Aanwezige hulpmiddelen en voorzieningen.

(…) Low Vision heeft hulpmiddelen verstrekt voor partner m.b.t. zijn beperkte visus; aangepast beeldscherm, aangepaste bril.
Partner heeft een pas voor collectief aanvullend vervoer, blh. kan meereizen. Blh. geeft aan dat zij hier niet graag gebruik van maken doordat partner klachten krijgt van lang zitten.

Eigen mogelijkheden en mogelijkheden sociale omgeving

Er zijn wel eigen mogelijkheden binnen de sociale omgeving beschikbaar die een bijdrage kunnen leveren bij het oplossen van het probleem.
- Blh. levert momenteel al een bijdrage in het huishouden en zorgtaken voor partner.
- Ondersteunen/meegaan met doktersbezoeken valt niet onder individuele begeleiding, als blh. niet als partner mee wil gaan, kunnen er vaardigheden geleerd worden om hier meer zelfredzaam in te worden (zie voorliggende voorzieningen).
- Sociale contacten opbouwen kan partner samen oppakken met blh., dit is wat redelijkerwijs van partners onderling verwacht mag worden, hier hoeft geen individuele begeleiding, geboden door blh. zelf, voor worden ingezet. Het aanleren van vaardigheden (zie voorliggende voorzieningen) kan de zelfredzaamheid van partner vergroten.
- Hulpmiddel zoals een loopstok kan partner ondersteunen bij het wandelen.

Voorliggende voorzieningen

Er zijn wel algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve of wettelijke voorliggende voorzieningen beschikbaar die een bijdrage kunnen leveren bij het oplossen van het probleem.
Zorgverzekeringswet:
- Ondersteunen met medicatie toedienen is persoonlijke verzorging, dit valt onder de zorgverzekeringswet.
- Fysiotherapie
- Koninklijke Visio Expertisecentrum, (…) Mogelijkheden bij Visio: (intensieve) revalidatie, omgaan met visuele beperking (emotioneel en sociaal), oriëntatie en mobiliteit, persoonlijke verzorging, sport en beweging en communicatie.

Conclusie en advies

Een maatwerk voorziening voor huishoudelijke hulp is tijdelijk noodzakelijk (…)
Een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding en dagbesteding is niet noodzakelijk omdat tijdens onderzoek is gebleken dat er voorliggende oplossingen zijn.
Blh. wenst ondersteuning vanuit de Wmo op het gebied van huishouding, individuele begeleiding en dagbesteding gezien de zorg voor partner welke bekend is met een visuele beperking. De zorgtaken voor partner ervaart blh. als intensief, echter zijn er veel voorliggende voorzieningen nog niet ingezet en hierbij kan ook zoon, in het kader van gebruikelijke hulp ondersteunen. (…)”
Het primaire besluit en bezwaar
6. In het besluit van 30 oktober 2018 heeft verweerder aan eisers echtgenote een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp (HH1) in de vorm van een persoonsgebonden budget toegekend voor 90 minuten per week ingaande op 5 november 2018 en eindigend op 21 april 2019. Hierover gaat het beroep niet. Deze voorziening is inmiddels ingetrokken omdat eiseres hiervan geen gebruik wilde maken.
7. In het besluit van 27 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van individuele begeleiding en dagbesteding afgewezen op grond van artikel 10, eerste lid, sub a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Uit het onderzoek is namelijk gebleken dat een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding en dagbesteding niet noodzakelijk is. Tijdens het onderzoek is gebleken dat er voorliggende oplossingen zijn, aldus verweerder. Met de inzet van de voorliggende voorzieningen kan eiser meer vaardigheden aanleren om zijn zelfredzaamheid te vergroten en eisers echtgenote te ontlasten.
8. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Hij stelt in zijn bezwaarschrift dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen met een beroep op voorliggende voorzieningen. Verweerder is daarbij zonder motivering afgeweken van het advies van [naam] . In het advies worden de aandoeningen genoemd en door de gevolgen daarvan worden de twee indicaties aanwezig geacht voor de maatwerkvoorziening. De stoornissen kunnen niet meer herstellen en er wordt geen verbetering meer verwacht in het functioneren. Verder stelt eiser dat de indicatie-adviseur alleen lijkt te rapporteren over de aanvraag van zijn echtgenote en niet over hem. In ieder geval neemt de adviseur (een niet-medicus) wel een medisch standpunt in; [naam] acht een medische indicatie aanwezig voor de gevraagde voorziening en de adviseur wijkt daarvan af, hetgeen niet is toegestaan. Als het medisch advies niet duidelijk genoeg was, dan had verweerder aan [naam] om toelichting moeten vragen. De adviseur veronderstelt in haar advies ook medische geschiktheid van voorliggende voorzieningen. Daar kan zij niets over zeggen en het is ook niet juist.
Het toedienen van medicatie via de Zorgverzekeringswet (Zvw) is in eisers situatie geen valide argument, gezien de vele zorgmomenten en variabele tijden, en de stipte tijden waarop de handeling moet kunnen worden verricht. De fysiotherapie is onduidelijk. Revalidatiebehandeling blijkt voorts niet mogelijk volgens het rapport van de heer [naam] .
Verweerder suggereert verder een voorliggende voorziening in de vorm van visuele hulpmiddelen van LowVision. Maar daarvan valt niets te verwachten. Low Vision heeft al onderzoek gedaan in opdracht van de professor oogheelkunde die eiser behandelt en de mogelijke voorzieningen zijn getroffen. Tijdens het wandelen is er verder niet alleen het probleem van het slechte zicht maar ook de noodzaak voor eventueel direct ingrijpen tijdens het wandelen vanwege de diabetes. In deze situatie valt een doktersbezoek wel onder individuele begeleiding, gezien ook de grote omvang van de overige zorg die de echtgenote van eiser al heeft. Datzelfde geldt voor sociale contacten. De zelfredzaamheid van eiser kan niet vergroot worden door voorliggende voorzieningen.
het bestreden besluit
9. De onafhankelijke commissie behandeling bezwaarschriften van de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert en van de gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie CGM heeft verweerder geadviseerd het bestreden besluit in stand te laten met verbetering van de motivering. In het advies overweegt de commissie het volgende:
“(…) De commissie is met het college van mening dat een deel van de werkzaamheden die door de echtgenote van bezwaarde worden uitgevoerd valt onder gebruikelijke hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid van de echtgenote mag worden verwacht. Hieronder valt bij voorbeeld samen spelletjes doen en samen familie bezoeken. (…)
De commissie overweegt dat het feit dat de echtgenote van bezwaarde geen gebruik maakt van voorliggende voorzieningen niet wegneemt dat er voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn. Namens bezwaarde is gesteld dat niet alle werkzaamheden die zijn echtgenote voor hem verricht onder gebruikelijke hulp vallen. De commissie is het daar mee eens. Voor zover de echtgenote van bezwaarde werkzaamheden verricht die niet kunnen worden aangemerkt als gebruikelijke hulp is er naar het oordeel van de
commissie sprake van mantelzorg, ook als daarvoor (deels) voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn. De echtgenote van bezwaarde heeft immers niet gesteld dat zij zal stoppen met de zorgverlening als hiervoor geen PGB wordt verstrekt; zij wil de zorg zelf blijven uitvoeren (ECLI:NL:CRVB:2017:3209). Nu de door bezwaarde ondervonden beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie worden weggenomen of verminderd met de door zijn partner verleende gebruikelijke zorg en mantelzorg, heeft het college gelet op artikel 2.3.5. lid 3 Wmo terecht beslist dat geen maatwerkvoorziening ter compensatie van deze beperkingen wordt verstrekt(…) Tijdens de hoorzitting is namens het college gesteld dat er tevens sprake is van gebruikelijke zorg door de echtgenote, waarbij de commissie zich aansluit. Daarnaast is de commissie van mening dat er sprake is van mantelzorg zoals bedoeld in artikel 1.1.1 Wmo. (…)”
10. In het besluit van 20 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Voor de motivering van het besluit verwijst verweerder naar het advies van de commissie bezwaarschriften. Een deel van de zorg die de echtgenote van eiser verricht valt onder gebruikelijke hulp. Voor zover de werkzaamheden niet onder gebruikelijke hulp vallen, is sprake van mantelzorg, ook als daarvoor (deels) voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn.
Beoordeling van het beroep
11. In beroep stelt eiser dat aan hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding en dagbesteding is toegekend. Voor eiser zijn geen passende voorliggende voorzieningen voorhanden en de door de echtgenote van eiser verrichte werkzaamheden kunnen niet als gebruikelijke zorg of mantelzorg worden aangemerkt. Eiser verwijst voor de beschrijving van de voor hem benodigde zorg naar de uiteenzetting hiervan in het bezwaarschrift dat is bijgevoegd. Eiser stelt verder dat in het bestreden besluit niet is ingegaan op zijn stelling in bezwaar dat er geen geschikte voorliggende voorzieningen voorhanden zijn.
12. Verweerder onderkent de gezondheidsproblemen/medische aandoeningen van eiser. De zorgtaken die zijn echtgenote voor hem verricht dienen volgens verweerder echter als gebruikelijke hulp en mantelzorg te worden aangemerkt. Uit onderzoek is gebleken dat de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie van eiser worden weggenomen of verminderd door de hulp en ondersteuning van zijn echtgenote. De hulp en ondersteuning die de echtgenote van eiser aan hem verleent, wordt volgens verweerder in het kader van de Wmo 2015 aangemerkt als zorg die men redelijkerwijs van partners voor elkaar mag verwachten (gebruikelijke zorg) en mantelzorg. Voor mantelzorg heeft verweerder geen compensatieplicht en kan verstrekking van een maatwerkvoorziening worden geweigerd. Overigens zijn er ook voorliggende voorzieningen. Er is daarom geen reden om een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget voor individuele begeleiding en dagbesteding toe te kennen, aldus verweerder.
13. De rechtbank merkt op dat in de Wmo 2015 onder gebruikelijke hulp wordt verstaan: de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van eisers echtgenote en zoon.
Mantelzorg is hulp ten behoeve van – in dit geval – zelfredzaamheid en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie (artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015).
14. Op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 verstrekt verweerder een maatwerkvoorziening ter compensatie van beperkingen in zelfredzaamheid of participatie, voor zover de cliënt deze beperkingen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
14. De Wmo 2015 heeft dus als uitgangspunt dat iemand die problemen ervaart in zelfredzaamheid en/of participatie, allereerst probeert op eigen kracht of met gebruikelijke hulp deze beperkingen te verminderen en dat – indien beschikbaar – vervolgens mantelzorg of hulp van andere personen moet worden gebruikt om beperkingen te verminderen. Pas als die wegen niet tot (voldoende) compensatie van de beperkingen leiden, komt iemand in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
14. Ook de toepasselijke gemeentelijke Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Mill en Sint Hubert 2018 (Verordening) hanteert deze volgorde. In artikel 10, eerste lid, van de Verordening staat:
“Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:
i. op eigen kracht en/of:
ii. met gebruikelijke hulp en/of;
iii. met mantelzorg en/of;
iv. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk en/of;
v. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;
vi. met gebruikmaking van algemene voorzieningen.”
En artikel 12, derde lid, van de Verordening vermeldt dat geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen.
17. Uit het voorgaande volgt dat de vraag of sprake is van adequaat compenserende voorliggende voorzieningen voor de beoordeling van het beroep niet ter zake doet, voor zover eiser zijn beperkingen kan wegnemen met behulp van gebruikelijke hulp en mantelzorg, zoals door verweerder in het bestreden besluit geconcludeerd.
17. Uit de uiteenzetting van eiser van de zorg die aan hem verleend wordt, leidt de rechtbank af dat een deel van de zorgtaken medisch van aard is. Zo bestaat een deel van de verzorging uit bloed prikken, benodigde medicatie berekenen en deze op het juiste tijdstip toedienen. Voor medische zorgtaken is de Zorgverzekeringswet een voorliggende voorziening, zodat verweerder op grond van de Wmo 2015 niet tot het bieden van een voorziening verplicht is. Eiser voert misschien terecht aan dat de medische zorg die hij nodig heeft niet door een zorgverzekeraar geleverd kan worden omdat deze zorg niet goed planbaar is, maar zoals ter zitting opgemerkt, voorziet de zorgverzekeringswet net als de Wmo 2015 in de mogelijkheid om een persoonsgebonden budget aan te vragen.
17. Eiser stelt dat hij niet zelfredzaam is als het gaat om afspraken bij artsen. Zijn echtgenote gaat altijd mee. Eiser heeft dit aangemerkt als individuele begeleiding, waarvoor volgens hem een maatwerkvoorziening hoort te worden getroffen. De rechtbank is het daar niet mee eens. Het vergezellen c.q. begeleiden van eiser op doktersbezoek is zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen mag worden verwacht van eisers echtgenote. Verweerder hoeft hiervoor dus geen voorziening te treffen. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor het onderhouden en/of het opbouwen van sociale contacten.
17. Voor zover eiser erop wijst dat zijn echtgenote hem helpt bij revalidatie door met hem te wandelen, omdat hij daartoe zelf niet in staat is vanwege zijn slechte zicht en diabetes is de rechtbank van oordeel dat samen wandelen in beginsel ook te beschouwen is als gebruikelijke hulp die echtgenoten onderling van elkaar mogen verwachten. Hetzelfde geldt voor ondersteuning bij het aangaan en onderhouden van sociale contacten. Voor zover de ondersteuning van de echtgenote van eiser bij het wandelen de gebruikelijke hulp te boven gaat, is het in ieder geval aan te merken als mantelzorg. Zoals uit de hierboven weergegeven regels volgt, wordt geen voorziening getroffen als mantelzorg eisers problemen al kan verminderen of opheffen.
17. De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep is dus ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T.C. Wijsman, voorzitter, en mr. M.G.P.A. Burghoorn en mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 10 februari 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.