ECLI:NL:RBOBR:2020:6460
Rechtbank Oost-Brabant
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekster en UWV
Op 24 december 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) betreffende een verzoek om proceskostenveroordeling. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid niet wijzigde. Na een nieuw besluit van het UWV op 14 oktober 2020, waarbij verzoekster een IVA-uitkering werd toegekend, trok zij haar beroep in en verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Het UWV had in zijn brief van 16 november 2020 aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de kosten van de beroepsfase. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van verzoekster, wat leidde tot de intrekking van het beroep. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 525 voor de rechtsbijstand in de beroepsfase.
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat het UWV ook het griffierecht aan verzoekster moet vergoeden, aangezien het beroep is ingetrokken omdat het UWV geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet in te stellen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.