4.4.[A.] is in de gelegenheid gesteld om na de comparitie na antwoord (mondelinge behandeling van 16 mei 2019) bij akte een lijst van de bestaande klanten en een korte toelichting daarop te geven. Vervolgens mocht EBI daarop (kort) reageren.
[A.] heeft een akte van 18 pagina’s en naast de lijst van bestaande klanten nog vier producties in het geding willen brengen. EBI heeft daarop geantwoord en zeven producties willen overleggen.
De kantonrechter zal bij de beoordeling alleen de lijst waarom is verzocht en de korte toelichting daarop (tot randnummer 6 van de akte van [A.] ) betrekken. De antwoordakte van EBI zal tot randnummer 9 (met de daarbij behorende producties) bij de beoordeling worden betrokken. De overige randnummers van beide aktes en de overige producties zullen wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.
Vergoeding na beëindiging agentuurovereenkomst
4.4.1.Partijen zijn het erover eens dat een agent na de beëindiging van de agentuurovereenkomst in beginsel recht heeft op een beëindigingsvergoeding.
4.4.2.Volgens EBI kan [A.] echter geen aanspraak maken op die beëindigingsvergoeding omdat de overeenkomst is beëindigd wegens een aan [A.] te wijten dringende reden.
Wat er ook van het verweer van EBI zij, er kan naar het oordeel van de kantonrechter geen rekening mee worden gehouden omdat het te laat is opgeworpen. Naar Duits recht geldt dat met een opzegging wegens een dringende reden in de zin van § 89b lid 2 sub 2 HGB niet langer dan twee maanden mag worden gewacht nadat de principaal (EBI) bekend is geworden met het feit op grond waarvan met onmiddellijke ingang wordt opgezegd wegens een dringende reden. EBI is door de e-mail van 19 januari 2018 bekend geworden met de (door haar veronderstelde) dringende reden. Het tijdsverloop van bijna vier maanden is te lang. Dat EBI wellicht rekening heeft willen houden met de gezondheidstoestand van [A.] maakt dat niet anders. Ook inhoudelijk zou het verweer van EBI niet slagen: weliswaar roept de e-mail van 19 januari 2018 bepaalde vragen op, maar zonder verdere context en zonder te weten wat de aanloop naar en het vervolg op deze e-mail is geweest, is dit nog onvoldoende om een dringende reden aanwezig te achten. De conclusie luidt daarom dat [A.] recht heeft op een klantenvergoeding.
4.5.1.Vervolgens moet op waarde worden geschat welk voordeel EBI heeft bij de mogelijkheid om de door [A.] tot stand gebrachte klantrelaties te kunnen blijven gebruiken, zonder daarover provisie te zijn verschuldigd. Als uitgangspunt voor de berekening van de aanspraak heeft te gelden dat [A.] op grond van § 5 (1) van de agentuurovereenkomst recht heeft op een provisievergoeding van 19% van de brutomarge die door EBI is gerealiseerd op de transacties waarvoor EBI op grond van § 4 van de agentuurovereenkomst provisie-plichtig was. Dit bedrag wordt gecorrigeerd met:
- de duur van het voordeel dat principaal naar verwachting aan de transacties met de genoemde klanten kan ontlenen
- het verloop van het klantenbestand
- de versnelde ontvangst van provisie-inkomsten door de agent die in één keer een vergoeding krijgt uitgekeerd.
4.5.2.[A.] is op 17 januari 2018 in een coma geraakt waaruit hij niet meer is ontwaakt. Dat brengt als uitgangspunt voor de berekening op basis van de bruto-provisie die de agent met nieuwe en geïntensiveerde klanten heeft verdiend in de laatste twaalf maanden mee dat dit de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 omvat en niet, zoals EBI meent, een periode van twaalf maanden die eindigt op 29 mei 2018. Dit sluit aan bij de formulering van § 89b lid 2 HGB, waarin over ‘Tätigkeit’ (activiteit) wordt gesproken.
4.5.3.De basis van de berekeningsmethode wordt gevormd door de nieuwe en geïntensiveerde klanten van [A.] . Met een terugloop van klanten wordt hierbij geen rekening gehouden.
4.5.4.Partijen verschillen van mening over de vraag welke nieuwe klanten [A.] heeft aangebracht en welke bestaande klanten hij met 50% heeft geïntensiveerd. Wat de nieuwe klanten betreft gaat het met name om [klant F.] . Volgens EBI heeft zij deze klant tijdens een beurs binnengehaald en heeft zij met deze klant een overkoepelend contract gesloten dat zij als productie 12 heeft overgelegd. Uit deze in de Duitse taal gestelde productie kan zonder een duidelijke nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden vastgesteld dat de afzonderlijke franchisenemers van [klant F.] verplicht zijn hun producten bij EBI te betrekken. Het was de taak van [A.] om bij de franchisenemers van [klant F.] op bezoek te gaan en omzet te genereren.
Dat betekent dat de door [A.] verdiende provisie voor de transacties met de [klant F.] franchisenemers ook in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van de klantenvergoeding.
4.5.5.Op basis van de als productie 5 bij dagvaarding overgelegde lijst, die door de kantonrechter tot uitgangspunt wordt genomen voor de berekening van de klantenvergoeding, heeft [A.] in 2017 een omzet van € 382.133,91 gerealiseerd. De door EBI gerealiseerde brutomarge daarop bedraagt volgens diezelfde lijst € 198.480,49. De door [A.] in 2017 ontvangen provisie bedraagt dan € 37.711,29 (19% x € 198.480,49).
4.6.1.In deze fase moet worden beoordeeld of er redenen zijn om het hiervoor vastgestelde voordeel in verband met de billijkheid aan te passen, gelet op alle omstandigheden die in dit geschil een rol spelen.
4.6.2.EBI heeft in dat verband aangevoerd dat moet worden meegewogen dat zij vanaf het moment dat [A.] in coma is geraakt aan hem een ziektekostenvergoeding in de zin van § 9 van de agentuurovereenkomst is gaan betalen. Zij heeft aan ziektegeldvergoeding een bedrag van € 9.577,83 aan [A.] betaald. Volgens EBI behoort dat bedrag naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in mindering te strekken op de berekende klantenvergoeding.
4.6.3.De kantonrechter volgt EBI hierin niet. De aard van de ziektegeldvergoeding, een vergoeding bij ziekte, is een geheel andere dan die van de klantenvergoeding, een vergoeding bij beëindiging van de agentuurovereenkomst. De vergoedingen zijn in de agentuurovereenkomst in verschillende paragrafen vastgelegd. Uit de agentuurovereenkomst volgt niet dat er enige samenhang tussen deze vergoedingen bestaat. Er bestaat daarom geen aanleiding de ziektegeldvergoeding in mindering te brengen op de klantenvergoeding.
4.6.4.In de agentuurovereenkomst is vastgelegd dat de omzet de laatste 12 maanden voor aanvang van de overeenkomst € 696.000,00 bedroeg. Volgens EBI bedroeg de omzet in het jaar 2017 € 723.642,47. Voor zover EBI heeft bepleit om een correctie wegens omzetdaling toe te passen is daar geen grond toe. De enkele omstandigheid dat de omzet is gedaald, is onvoldoende om tot een dergelijke correctie over te gaan.
4.6.5.Uitgaande van een periode van vier jaar dat EBI voordeel zal genieten van de transacties met de nieuwe en geïntensiveerde klanten, een verloop van 20% per jaar en een rente aftrek van 5% voor de versnelde ontvangst van provisie-inkomsten, kan het voordeel van EBI worden gekwantificeerd op een bedrag van:
1e jaar € 37.711,29 -/- 20% € 30.169,04
2e jaar € 30.169,04 -/- 20% € 24.135,24
3e jaar € 24.135,24 -/- 20% € 19.308,20
4e jaar € 19.308,20 -/- 20%
€ 15.446,56
€ 89.059,04
-/-5 %
€ 4.452,95
€ 84.606,09