1.1Bij het bestreden besluit is het primaire besluit na heroverweging, met verwijzing naar het nadere advies van de SAOZ, door verweerder gehandhaafd.
Verweerder legt - kort gezegd - aan het bestreden besluit ten grondslag dat een rechtstreeks causaal verband tussen de door eiser aangevoerde schadeoorzaken en de gestelde schade ontbreekt. Het gevoerde waterbeheer staat niet in rechtstreeks verband met de gesteld geleden schade. De hevige neerslag van eind mei en begin juni 2016 wordt door verweerder als schadeveroorzakende gebeurtenis aangemerkt.
2. In beroep stelt eiser - kort gezegd - dat het bestreden besluit niet op de juiste gronden is genomen. Ter onderbouwing heeft eiser een advies van dr. Van Bakel van de De Bakelse Stroom (DBS) van 18 mei 2020 overgelegd met de titel “Analyse van de hydrologische situatie in 2016 van de landbouwpercelen [bedrijf] te [vestigingsplaats] ”. In zijn rapport trekt Van Bakel de volgende conclusies:
1. Op basis van de meteorologische gegevens van juni 2016 is de kans op langdurige inundatie (langer dan 2 dagen) van de landbouwpercelen in de regio Budel niet aannemelijk.
2. Op basis van een regionale analyse is langdurige inundatie (langer dan 2 dagen) van landbouwpercelen in juni 2016 niet aannemelijk.
3. Door het niet maximaal verlagen van de stuwen direct na 2 juni 2016 en het niet op winterpeil zetten nadat de afvoerpiek van 2 juni zou zijn afgevoerd, is de waterstand in de voor de ontwatering van schadepercelen relevante watergangen in juni 2016 zeker 30 cm hoger geweest dan hij zou zijn geweest bij maximaal verlagen van de stuwen en vervolgens op winterpeil stellen.
4. De inundatie van de schadepercelen is verlengd doordat het geïnundeerde water op de schadepercelen door het niet verlagen van de stuwen niet kon terugstromen.
5. Door het niet verlagen van de stuwen naar winterpeil is de grondwaterstand in de schadepercelen in de dagen na 2 juni 2016 minder snel gezakt in vergelijking met de situatie met winterpeilen.
6. Door de langere inundatieduur en de hogere grondwaterstand is er (extra) natschade op de schadepercelen opgetreden.
7. Het feit dat in 2016 schade is uitgekeerd (aan [naam] ) voor vergelijkbare percelen in de nabije omgeving is een indirect bewijs dat niet alle natschade in 2016 kan worden geweten aan overmacht (de extreme neerslag van begin juni) maar ook aan door het waterschap uitgevoerde maatregelen.
Ook doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
3. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij de tweede aanvraag van eiser, nadat de eerdere was afgewezen, zo ruim en welwillend mogelijk heeft opgevat. De SAOZ heeft alle mogelijke oorzaken (nogmaals) bekeken en gewogen en is tot een gedegen advies gekomen, dat door verweerder is overgenomen. De stellingen van Van Bakel in beroep wijken echter af van de aanvraag. Immers, eiser stelt zich daarmee op het standpunt dat de waterschade (uitsluitend) is veroorzaakt door ontoereikend waterbeheer c.q. een schending van de zorgplicht ten tijde van de wateroverlast in de zomer van 2016. Schending van de zorgplicht zou een onrechtmatige daad (kunnen) opleveren, en valt daarmee buiten het stelsel van nadeelcompensatie.
4. Nadeelcompensatie is geregeld in artikel 7.14 van de Waterwet, dat in de bijlage is opgenomen en de Verordening schadevergoeding Waterschap de Dommel 2015 (de Verordening).