ECLI:NL:RBOBR:2020:5818

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
8133418 CV EXPL 19-10279
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengewone omstandigheden in luchtvaartrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 3 december 2020, hebben eisers, bestaande uit vier personen, een vordering ingesteld tegen Ryanair DAC wegens de annulering van hun vlucht FR9272 van Eindhoven naar Stansted op 28 september 2018. De eisers claimen compensatie op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op financiële compensatie van € 1.000,00 per passagier, en additionele kosten van € 717,89 die zij hebben gemaakt als gevolg van de annulering. Ryanair voert aan dat de annulering het gevolg was van een staking van het personeel, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid is die hen vrijstelt van compensatie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt en dat de Nederlandse rechter bevoegd is. De rechter oordeelt dat Ryanair niet heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De staking van het personeel valt binnen de risicosfeer van de luchtvaartmaatschappij en kan niet als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. De rechter wijst de vordering van eisers tot betaling van de compensatie van € 1.000,00 toe, evenals een deel van de gevorderde additionele kosten.

De rechter oordeelt verder dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet zijn onderbouwd en wijst deze af. De proceskosten komen voor rekening van Ryanair, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De totale te betalen som aan eisers bedraagt € 1.497,21, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij annuleringen en de rechten van passagiers onder de Europese regelgeving.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 8133418
Rolnummer : 19-10279
Uitspraak : 3 december 2020
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421
in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

2. [eiser 2] ,

3. [eiser 3] ,

4. [eiser 4] ,

allen wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: Flight Claim (ARAG Legal services B.V.),
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;
het verweerschrift met producties;
de conclusie van repliek met een productie.
e conclusie van dupliek met een productie.
en akte uitlating producties van de zijde van eisers.
1.2.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
Eisers hadden een vlucht geboekt voor 28 september 2018 om 08:00 uur met vluchtnummer FR9272 van Eindhoven Airport naar Stansted Airport (Verenigd Koninkrijk).
Vlucht FR9272 is geannuleerd.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen het volgende. Aangezien vlucht FR9272 is geannuleerd, hebben zij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer
Sturgeonen
Nelsonrecht op financiële compensatie van € 1.000,00. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake. Ook als gevolg van de annulering gemaakte additionele kosten van € 717,89 dient verweerster te voldoen.
3.2.
Op grond van het voorgaande vorderen eisers betaling van een hoofdsom van € 1.717,89, te vermeerderen met de wettelijke rente, € 257,68 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente, en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3.
Verweerster voert, samengevat, het volgende verweer.
Er is sprake geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Op 28 september 2018 staakte (een deel van) het personeel. Deze staking is aan te merken als een buitengewone omstandigheid die niet inherent is aan de dagelijkse activiteiten van verweerster. Verweerster had geen controle over deze buitengewone omstandigheid. De annulering kon ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet worden voorkomen.
De door eisers gevorderde additionele kosten zijn onvoldoende onderbouwd en moeten daarom worden afgewezen. De tickets voor de alternatieve vlucht komen niet voor vergoeding in aanmerking. Als een luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat zij contact heeft opgenomen met een passagier die zijn of haar contactgegevens heeft achtergelaten en heeft voorgesteld de uit hoofde van artikel 8 van de Verordening vereiste bijstand te verlenen, maar deze passagier niettemin zelf voor bijstand of vervangend vervoer heeft gezorgd, mag de luchtvaartmaatschappij daaruit concluderen dat zij niet verantwoordelijk is voor extra kosten die de passagier heeft gemaakt en mag zij beslissen deze niet terug te betalen. Eisers hadden hoe dan ook een voertuig moeten parkeren; de parkeerkosten zijn niet ontstaan als gevolg van de annulering van de vlucht. Eisers hebben het alternatief vervoer niet onderbouwd. Zij hebben wel gebruik gemaakt van de retourvlucht. Hierdoor kan ten hoogste vergoeding van de heenvlucht worden toegewezen. Voor zover restitutie nog niet heeft plaatsgevonden, dient restitutie in mindering te strekken op eventueel andere alternatieve vervoerskosten voor zover deze worden toegewezen.
Voor zover het verweer niet wordt gevolgd wijst verweerster erop dat zij op grond van artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden niet is gehouden de proceskosten en buitengerechtelijke kosten van eisers te voldoen. Op grond van dit artikel geldt dat vorderingen die voortvloeien uit de vervoersovereenkomst direct bij haar ingediend moeten worden zonder tussenkomst van een derde partij met inachtneming van een termijn van 28 dagen waarbinnen zij op de vordering kan reageren. Na deze 28 dagen kunnen eisers vervolgens een derde inschakelen om de vordering te innen. Omdat eisers van deze mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt, moeten de gevorderde buitengerechtelijke kosten en de proceskosten worden afgewezen. De buitengerechtelijke kosten moeten voorts worden afgewezen omdat de gemachtigde van eisers niet meer werkzaamheden heeft verricht dan het sturen van een enkele sommatiebrief.
3.4.
Primair verzoekt verweerster daarom de vordering af te wijzen met veroordeling van eisers in de proceskosten en nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de hoofdsom de gevorderde wettelijke rente en de vordering voor (overige) kosten te worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt.
4.2.
Voorts wordt vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Meer specifiek is, gelet op het Rehder-arrest (ECLI:EU:C:2009:439, Hof van Justitie EG/EU, 09-07-2009, C-204/08), de kantonrechter te Eindhoven bevoegd, omdat de overeengekomen plaats van vertrek Eindhoven is.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of verweerster terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vooropgesteld wordt dat eisers in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht hebben op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 250,00 per passagier.
4.4.
De luchtvervoerder is niet verplicht de compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.5.
Verweerster heeft enkel aangevoerd dat zij op het moment van staking in onderhandeling was met de vakbonden, maar hieruit volgt niet dat per definitie de staking voor verweerster niet voorzienbaar was en ook niet dat verweerster er daadwerkelijk geen invloed op had om de staking te voorkomen. Een staking van het eigen personeel ligt in beginsel in de risicosfeer van verweerster en bijzondere omstandigheden om van dit beginsel af te wijken zijn niet gesteld of gebleken. Dit betekent dat verweerster niet heeft aangetoond dat de annulering van vlucht FR9272 is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De uitspraken van andere Europese rechters waarnaar verweerster heeft verwezen, leiden niet tot een ander oordeel. Deze uitspraken betreffen andere stakingen en de annulering van andere vluchten. Ook het beroep op artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, kan niet tot een ander oordeel leiden. Op grond van het zogeheten
Krüsemann-arrest (ECLI:EU:C:2018:258) dient immers per geval te worden beoordeeld of sprake is van een bijzondere omstandigheid. Het beroep van verweerster op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, kan dan ook niet slagen. De vordering van eisers tot betaling van een compensatie van € 1.000,00 zal worden toegewezen.
4.6.1.
Tegenover de gemotiveerde betwisting door eisers heeft verweerster haar stelling dat zij eisers de in artikel 8 lid 1 van de Verordening genoemde keuzes heeft aangeboden, onvoldoende onderbouwd. Ingevolge artikel 5 lid 1 sub a en b van de Verordening hebben passagiers bij annulering van hun vlucht recht op bijstand als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de Verordening. De volgende kosten worden, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, beoordeeld als noodzakelijk, passend en redelijk teneinde het verzuim van de luchtvaartmaatschappij om de verzorging van de passagier voor haar rekening te nemen, goed te maken (zie de uitspraak van HvJ EU inzake
McDonagh/Ryanair(C-12/11 ECLI:EU:C:2013:43)):
- € 371,45 kosten vervangende heenvlucht Schiphol - Londen;
- € 49,50 parkeerkosten;
Totaal € 420,95.
4.6.2.
Het gevorderde bedrag van € 144,42 aan ‘
vervoerskosten’wordt afgewezen. Het had op de weg van eisers gelegen om – mede gelet op het verweer van verweerster – een nadere toelichting te verstrekken, teneinde de kantonrechter in staat te stellen te beoordelen of de gevorderde kosten betrekking hebben op de verplichting tot verzorging, en zo ja, of deze kosten noodzakelijk, passend en redelijk zijn geweest. Nu eisers dit niet hebben gedaan, komt dit voor hun risico. Geoordeeld wordt daarom dat het onduidelijk is gebleven waarop de gevorderde additionele vergoeding precies ziet en hoe de hoogte van het bedrag tot stand is gekomen. De overige in de conclusie van repliek door eisers omschreven kosten voor een taxirit en tickets voor een tattoo-evenement zijn niet gevorderd en kunnen daarom ook niet worden toegewezen.
4.6.3.
Eisers vorderen op grond van de Verordening ook terugbetaling van de ticketkosten van de geannuleerde (heen)vlucht. De stelling van verweerster dat de gevorderde kosten de heen- en terugvlucht betreffen en dat wel gebruik is gemaakt van de terugvlucht, hebben eisers niet betwist. De vordering zal worden toegewezen voor een bedrag van € 76,26, zijnde de helft van het gevorderde bedrag.
4.7.
Tegen de gevorderde wettelijke rente is door verweerster geen afzonderlijk inhoudelijk verweer gevoerd, zodat deze ook zal worden toegewezen.
4.8.
De buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat de verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.9.
Verweerster voert aan dat zij op grond van artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden niet gehouden is om de door eiser gevorderde proceskosten te voldoen. Bij beschikking van 11 juli 2019 in een soortgelijke zaak (ECLI:NL:RBOBR:2019:4890) is al geoordeeld dat artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van verweerster als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt. Het artikel wordt daarom vernietigd en moet buiten toepassing blijven. De proceskosten komen voor rekening van verweerster omdat zij ongelijk krijgt. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag nadat verweerster schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt verweerster om aan eisers te betalen de som van € 1.497,21, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 februari 2019 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt verweerster in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisers tot vandaag vastgesteld op € 231,00 aan griffierecht en € 360,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de vijftiende dag waarop verweerster schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand tot aan de dag van voldoening;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 3 december 2020.