Wettelijk kader:
Het toepasselijk wettelijk kader luidt als volgt.
artikel 2.1 van de Waterwet
De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
artikel 6.4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Waterwet
Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van gedeputeerde staten grondwater te onttrekken of water te infiltreren ten behoeve van een bodemenergiesysteem.
artikel 6.21 van de Waterwet
Een vergunning wordt geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11.
Artikel 6.26, derde lid, van de Waterwet
Een vergunning voor het infiltreren van water wordt slechts verleend, indien er geen gevaar is voor verontreiniging van het grondwater. Bij de beoordeling van dat gevaar worden de krachtens artikel 12 van de Wet bodembescherming gestelde regels in acht genomen.
1. De schade aan een onroerende zaak, veroorzaakt door het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water krachtens een watervergunning, wordt, voorzover dit redelijkerwijze kan worden gevergd, door de vergunninghouder ondervangen.
2 Voorzover de schade niet is ondervangen, is de vergunninghouder desgevorderd verplicht jegens ieder die enig recht op het gebruik of het genot van de onroerende zaak heeft, die schade te vergoeden.
3 Niettemin kan een eigenaar van de onroerende zaak, indien door de aard of de omvang van de schade de eigendom van die zaak voor hem van te geringe betekenis is geworden, vorderen dat de vergunninghouder de onroerende zaak in eigendom overneemt. De vordering kan worden gedaan zowel bij niet-aanvaarding van een als schadevergoeding aangeboden som als na aanvaarding daarvan.
4 Vorderingen, op grond van dit artikel staan ter kennisneming van de rechtbank binnen wier rechtsgebied de onroerende zaak of het grootste gedeelte daarvan is gelegen.
1. Hij, die op grond van artikel 7.18, eerste, tweede of derde lid, een vordering kan doen met betrekking tot schade in verband met een watervergunning voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water als bedoeld in artikel 6.4 of 6.5, onderdeel b, dan wel krachtens een verordening van een waterschap, kan eerst aan gedeputeerde staten van de provincie waarin de in artikel 7.18 bedoelde onroerende zaak geheel of grotendeels is gelegen verzoeken een onderzoek in te stellen.
2 Indien een onroerende zaak is gelegen in een gebied waarin de grondwaterstand invloed ondergaat van meer dan één onttrekking en blijkens het onderzoek niet of niet binnen redelijke termijn is vast te stellen door welke onttrekking de schade die de onroerende zaak ondervindt wordt veroorzaakt, kennen gedeputeerde staten de rechthebbende ten aanzien van die onroerende zaak op zijn verzoek een vergoeding van de kosten van ondervanging van de schade dan wel een schadevergoeding toe. De rechthebbende is in dat geval gehouden tot overdracht van de rechten welke hij tegenover derden mocht kunnen doen gelden.
Een vergunning voor de onttrekking van grondwater voor openbare drinkwatervoorziening of voor industriële toepassingen moet op grond van artikel 2 van de Beleidsregel grondwaterbeheer Noord-Brabant aan de volgende eisen voldoen:
a. het bedrijf of de onttrekking ligt binnen de bebouwde kom;
b. uit de aanvraag moet blijken dat het gebruik van grondwater noodzakelijk is;
c. de toepassing moet mede voor menselijke consumptie zijn;
d. de putten zijn maximaal 80 meter diep tenzij:
1. sprake is van een verplaatsing op gelijke diepte en een gelijk niveau van bescherming;
2 onderzoek is gedaan naar het effect van de winning op de bij de grondwaterwinning betrokken belangen;
e. indien een verplaatsing als bedoeld onder d niet mogelijk is wordt de uitbreiding van een diepere winning overwogen mits onderzocht is of:
1. het mogelijk is de totale toegestane vergunningscapaciteit te verminderen;
2 de inzet van grootschalige alternatieven zoals de zuivering van oppervlaktewater mogelijk is;
3 kleinschalige alternatieven op het niveau van individuele grondwateronttrekkers mogelijk zijn;
f. met de onttrekking bedraagt de totale vergunde onttrekking in Noord-Brabant voor de openbare drinkwatervoorziening en industrie maximaal 250 miljoen m³ per jaar.