Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 1 april 2020 in de zaak tussen
Stichting de Dorpsraad Maarheeze, te Maarheeze, eiser 1
Stichting Brabantse Milieufederatie, te Tilburg, eiseres
het college van gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, verweerder
Refresco Benelux B.V., te Maarheeze (gemachtigde: mr. M.C. de Smidt).
Procesverloop
Overwegingen
Beleidsregel
Uit de ten behoeve van de aanvraag uitgevoerde effectbeoordeling op Natura 2000-gebieden blijkt dat in de dichtbijgelegen delen van het NNB de grondwaterstand 5 tot 10 centimeter is gedaald (afbeelding 5.1). In het rapport is alleen gekeken naar de effecten van de aangevraagde onttrekking op Natura 2000-gebieden. Ondanks de door eiseres ingediende zienswijze is onvoldoende onderzocht wat de effecten op Natura 2000-gebieden en NNB-gebieden zijn en is niet gekeken naar de cumulatie van onttrekkingen, maar alleen naar de effecten van de onttrekking door Refresco. Ook zijn alleen de vergunde onttrekkingen voor beregening in het rekenmodel opgenomen, maar niet de meldingsplichtige en vergunningsvrije onttrekkingen. In droge gebieden kan een kleine daling van de grondwaterstand grote gevolgen hebben. Bij de verlening van de vergunning is voorts ten onrechte geen rekening gehouden met langere perioden van droogte die als gevolg van klimaatverandering verwacht mogen worden. Daarom is met het uitgevoerde onderzoek onvoldoende gemotiveerd dat het bestreden besluit geen kwantitatieve effecten heeft op het grondwaterlichaam, aldus eiseres.
De rechtbank heeft ook afbeelding 5.1 bezien, waarnaar eiseres verwijst. Deze afbeelding toont een afname van de grondwaterstanden die verder reikt, en waarbij in ieder geval visvijver ’t Tipke wordt geconfronteerd met een daling van de grondwaterstand van tussen de 5 en 10 centimeter. Dit is echter een weergave van het effect op de grondwaterstand in het freatisch pakket van de aangevraagde grondwateronttrekking ten opzichte van de situatie waarin er helemaal geen grondwaterwinning zou plaatsvinden. Bij de gevraagde vergunning gaat het echter om een uitbreiding van de onttrekking die al vergund is.
19.1 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen aanleiding hoeven zienom aanvullende voorwaarden te stellen aan de hoeveelheid en het gebruik per bron. Waarvoor het onttrokken grondwater precies wordt gebruikt is met het oog op de doelstellingen van de Waterwet niet van belang. De hoeveelheid water die uit de vier ondiepe bronnen en de diepe bron mag worden onttrokken ligt vast. Omdat er maar één diepe bron is kan het gebruik van die bron op bronniveau worden gemeten. De vier ondiepe bronnen liggen allemaal in hetzelfde ondiepe pakket, zodat een noodzaak voor bemeting per bron afwezig is. Deze beroepsgrond slaagt niet
Beslissing
- draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak mede te delen of hij de geconstateerde gebreken wil herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om, binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, de gebreken te herstellen, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- bepaalt dat afdeling 3.4 van de Awb buiten toepassing blijft op de voorbereiding van het nieuwe besluit;
- houdt iedere verdere beslissing aan.