ECLI:NL:RBOBR:2020:5308
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Nuenen
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, een vrijstaande woning in Nuenen. De heffingsambtenaar van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten had op 28 februari 2019 de waarde van de woning vastgesteld op € 524.000 per waardepeildatum 1 januari 2018, wat leidde tot een aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het kalenderjaar 2019. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling en beroep ingesteld nadat het bezwaar was afgewezen op 20 november 2019.
Tijdens de zitting op 1 oktober 2020 heeft eiser een lagere waarde van € 480.000 bepleit, maar deze waarde niet onderbouwd met een taxatierapport. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door het overleggen van een taxatierapport en vergelijkingsobjecten. Eiser heeft verschillende argumenten aangevoerd, waaronder de vergelijking met andere woningen en de stijging van de waarde ten opzichte van het vorige belastingjaar, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan en dat de vastgestelde waarde van € 524.000 niet te hoog is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.