ECLI:NL:RBOBR:2020:4820

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
C/01/359917 / KG ZA 20-361
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot voortgezet onderwijs na eerdere uitschrijving en de gevolgen van de onderwijsovereenkomst

In deze zaak heeft een leerling, aangeduid als [eiser], een kort geding aangespannen tegen de stichting ROC Summa College, vertegenwoordigd door Ster College, omdat hij niet meer werd toegelaten tot havo 5. De leerling had eerder een onderwijsovereenkomst gesloten voor het volgen van voortgezet algemeen onderwijs voor volwassenen (vavo), maar was in 2018 verwijderd vanwege onvoldoende studieprestaties en lesverzuim. Ondanks eerdere kansen om zijn studie voort te zetten, heeft hij niet voldaan aan de gemaakte afspraken en is hij niet geslaagd voor zijn eindexamen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Ster College in redelijkheid tot de beslissing kon komen om [eiser] niet opnieuw toe te laten tot havo 5, gezien zijn eerdere prestaties en de gemaakte afspraken. De voorzieningenrechter heeft het belang van [eiser] om onderwijs te volgen erkend, maar ook de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/359917 / KG ZA 20-361
Vonnis in kort geding van 20 augustus 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J. van de Wiel te Eindhoven,
procederend met toevoeging verleend door de Raad voor Rechtsbijstand met kenmerk 1JA0683,
tegen
de stichting
ROC SUMMA COLLEGE,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. T.F.M. Wijgergans te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en Ster College worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 juli 2020 met 19 producties;
  • de producties 1 tot en met 16 van Ster College ingekomen bij de rechtbank op 6 augustus 2020;
  • de mondelinge behandeling op 7 augustus 2020 via een Skype-verbinding;
  • de pleitnota van [eiser] ;
  • de pleitnota van Ster College.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het Ster College is binnen de stichting ROC Summa College de organisatorische eenheid voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs zoals bedoeld in artikel 7.3.1. lid 1 onder a van de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web).
2.2.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1999, en Ster College hebben op 12 juli 2016 een onderwijsovereenkomst gesloten zoals bedoeld in artikel 8.1.3. Web voor het traject Havo 4 natuur en gezondheid met 1 augustus 2016 als startdatum en 31 juli 2018 als einddatum.
2.3.
[eiser] is in 2017 niet bevorderd naar havo 5. [eiser] en Ster College hebben op 12 juli 2017 een tweede onderwijsovereenkomst gesloten, maar nu voor het traject Havo 4 economie en maatschappij met als startdatum 1 augustus 2017 en 31 juli 2019 als geplande einddatum. Op deze tweede onderwijsovereenkomst zijn de Algemene voorwaarden bij de onderwijsovereenkomst VAVO Summa College van toepassing verklaard (hierna: de algemene voorwaarden).
2.4.
Artikel 12 van de algemene voorwaarden bepaalt onder meer:

1. Deze overeenkomst treedt na ondertekening van het Opleidingsblad in werking en wordt aangegaan voor de overeengekomen duur van de Opleiding zoals vermeld op het Opleidingsblad.
2. Naast een beëindiging als bedoeld in artikel 11, eindigt deze overeenkomst tussentijds en daarmee indien van toepassing de inschrijving van de Student, zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst is vereist:
[…]
e. indien de Student er niet in is geslaagd binnen de vastgestelde examengelegenheden het examen te behalen.
3. Indien de Student de Opleiding niet binnen de overeengekomen duur van de Opleiding met succes blijkt te (hebben) kunnen afronden, kunnen de Student en de Instelling in overleg besluiten tot verlenging van de Onderwijsovereenkomst middels uitgifte van een nieuw Opleidingsblad. Nadere afspraken daartoe worden schriftelijk vastgelegd in een addendum bij de overeenkomst als bedoeld in artikel 3 lid 3.
2.5.
In het studiejaar 2018-2019 is [eiser] aan havo 5 begonnen. Bij brief van 5 december 2018 heeft de heer [naam manager Vavo] (hierna: [naam manager Vavo] ), manager Vavo van het Ster Collega, [eiser] onder meer als volgt bericht:

Geachte meneer [eiser] ,
Uw coördinator, mevrouw [naam coördinator] , heeft geconstateerd dat u grote nalatigheid vertoont in uw studie en studiegedrag:

Extreem groot lesverzuim (ongeoorloofd; ca. 25% op school geweest)

Zeer slechte resultaten in TW 1[toetsweek, vzr.]
en grote achterstand bij PWS[profielwerkstuk, vzr]

Geen naleving van gemaakte afspraken na de eerste waarschuwingsbrief

Geen gevolg gegeven aan de uitnodiging voor een gesprek op 3 december 2018
Hierbij deel ik u als gevolg daarvan mee, dat ik u per 19 december a.s. als student van het VAVO verwijder. Uw onderwijsovereenkomst met het Ster College wordt hiermee verbroken.
2.6.
Op 19 december 2018 is er een gesprek geweest tussen [eiser] en mevrouw [naam coördinator] , studiecoördinator (hierna: [naam coördinator] ). Bij dat gesprek waren ook de moeder van [eiser] aanwezig en de heer [naam medewerker Jeugd Veilig Verder] van Jeugd Veilig Verder. Naar aanleiding van dat gesprek heeft mevrouw [naam coördinator] dezelfde dag de docenten en mentor van [eiser] per e-mail als volgt bericht:

Vanmorgen heb een gesprek met [eiser] gevoerd. Bij dat gesprek waren ook zijn moeder en [naam medewerker Jeugd Veilig Verder] van Jeugd Veilig Verder aanwezig. [eiser] kreeg twee weken geleden van mij brief 3: verwijderingsbrief. Hij had de mogelijkheid in beroep te gaan en die kans heeft hij gegrepen. Ik heb van [eiser] en [naam medewerker Jeugd Veilig Verder] informatie gekregen die van belang is voor mijn besluit: hij krijgt de kans door te gaan met zijn studie, maar hij moet zich houden aan de gemaakte afspraken.
Afspraken:

[eiser] moet in TW2 laten zien, dat hij in staat is betere resultaten te behalen dan in TW 1.

NA TW2 rondt hij ook de luistertoetsen Duits en Engels af. Hij weet, dat er een rooster komt voor die luistertoetsen.

In TW 2 maakt hij de rekentoets. Die maakte hij niet in havo 4.

Eind januari/Begin februari volgt een evaluatie: bij tegenvallende resultaten krijgt hij een mbo-advies. Hij zal zich dan moeten aanmelden voor een mbo. Als de resultaten meevallen en de achterstand (gemiste SE’s[schoolexamens, vzr.])
niet oploopt, dan gaat hij door naar de volgende ronde: TW 3.

Hij gaat vanaf nu de lessen weer volgen en in de lessen is hij geen storende factor. Bovendien brengt hij studiematerialen mee en bereidt zich voor op de lessen. Coaching mag hij weer inzetten op het moment dat de docent dat toestaat: coaching is immers lesondersteuning en geen bijles of vervanging van gemiste lessen. Hij moet krediet opbouwen.

Het PWS zal hij niet maken. Daarvoor krijgt hij pas toestemming als in juni 2019 blijkt, dat hij geslaagd zou zijn met een afgerond PWS.

Als hij het volhoudt tot en met de centrale examens, maar zakt, dan is het afhankelijk van o.a. zijn resultaten of hij mag terugkeren in havo 5, of niet.

[eiser] raadpleegt Fronter voortaan frequent, o.a. om nieuwsberichten niet te missen.

[eiser] gaat als een volwassene studeren: zelf initiatief nemen, communiceren en niet meer achteroverleunen en afwachten.
Ik informeer de docenten en mentor over bovenstaande, zodat zij weten aan welke afspraken [eiser] zich moet houden om ingeschreven te blijven.
2.7.
[eiser] heeft [naam coördinator] op 20 februari 2019 de volgende e-mail (onderwerp: ‘Thuis situatie’) gestuurd:

Beste mevrouw [naam coördinator] ,
Hierbij wil ik graag aangeven dat ik zojuist een gesprek heb gehad met mijn mentor.
Zoals u misschien al weet zit[ik]
in een zeer moeilijke situatie waarin ik zelf weinig wat aan kan doen (mijn mentor weet er meer van). Ik maak me echt zorgen om mijn school. Graag zou ik mijn diploma halen en ik ben zeer gemotiveerd maar door privé omstandigheden lukt het gewoon echt niet om me te focussen op school.
Toch wil ik graag mijn diploma halen. Mijn mentor heeft met mij bekeken welke vakken ik nog moet inhalen. Het gaat om Duits (SE1), Engels mondeling (SE2) en NE presentatie (SE2). Ook zou ik heel graag Ne (SE1) herkansen omdat ik hiervoor een 2,3 heb gehaald. Ik begrijp dat door mijn aanwezigheid geen recht heb op herkansing maar ik zou het zeer op prijs stellen als ik dit zou mogen doen.
Mijn plan is om alle toetsen in toetsweek 3 te maken. Dit heb ik ook zo met mijn mentor besproken en hij adviseerde mij om dit met u te bespreken.
Mocht u meer willen weten over mijn situatie thuis dan weet mijn mentor hier meer van en anders kan ik het zelf komen uitleggen.
Ik hoop spoedig van u te horen.Alvast bedankt voor de moeite.
Met vriendelijke groet,
[eiser]
2.8.
[naam coördinator] heeft daarop die diezelfde dag gereageerd:

Beste [eiser] ,
Je vergist je wat betreft het aantal in te halen SE’s: het zijn er op dit moment vier, namelijk:
TW 1 Duits
MSE Engels
MSE Nederlands literatuur
MSE Duits
Met vier gemiste SE’s zit je aan de grens. Regel het inhalen correct en op tijd: vier inhaalformulieren. De mondelinge SE’s moeten afgerond zijn voor aanvang van de inhaalperiode (schriftelijke SE’s).
TW3 moet nog afgerond worden. Laten we hopen, dat je dan alle SE’s maakt.
Op dit moment is er geen sprake van herkansingen. Daarvoor heb ik meer gegevens nodig, o.a. deelname aan TW3 en de cijfers die je dan voor de SE’s haalt. Daarna ga ik overleggen met meneer [naam manager Vavo] . Hij en ik nemen dan gezamenlijk een besluit. Dit betekent, dat je op maandag 1 april aan mij mag komen vragen, of je alle gemiste SE’s mag inhalen en of er nog meer mogelijk is. Houd er rekening mee, dat je niets mag herkansen.
Je zult hoe dan ook je uiterste best moeten doen voor TW 3. Er hangt veel van de resultaten af. Ook het besluit, of je volgend jaar mag terugkomen, of niet.
2.9.
Op vrijdag 10 mei 2019 was [eiser] afwezig bij het examen Duits. [naam coördinator] heeft [eiser] per e-mail gevraagd naar de reden van zijn afwezigheid en aangegeven dat het inhalen van een gemist examen niet vanzelfsprekend is.
2.10.
Op vrijdag 21 juni 2019 heeft [eiser] [naam coördinator] per e-mail verzocht om een gesprek. In de e-mail geeft [eiser] aan dat hij al eerder een e-mail heeft gestuurd om een afspraak te maken en daarop niets van [naam coördinator] heeft vernomen. [naam coördinator] heeft [eiser] dezelfde dag als volgt geantwoord:

Beste [eiser] ,
Ik heb eerder geen mail van jou ontvangen (verkeerd e-mailadres gebruikt?); je had ook naar me toe kunnen komen. Jij hebt niet gereageerd in de examenperiode op mijn ingesproken berichten. Je bent niet eens naar school gekomen op woensdag 12 juni om een herexamen te regelen, zodat je kon laten zien, dat je wel gemotiveerd was om in ieder geval een vak af te ronden.
Een afspraak maken voor een gesprek is niet nodig. Waarom niet? Je krijgt geen toestemming om terug te keren op het Ster College in havo 5. Je hebt heel veel kansen gekregen in havo 4 en havo 5. Je zou eerder dit jaar al uitgeschreven worden, maar op de valreep hebben we dat ongedaan gemaakt om je de allerlaatste kans te geven te laten zien dat je het meende met je studie. We maakten toen afspraken in aanwezigheid van [naam medewerker Jeugd Veilig Verder] en jouw moeder, maar je bent die zeer belangrijke afspraken niet nagekomen. Bovendien heb je weer niet gecommuniceerd, terwijl je beloofde dat voortaan wel te doen.
Jouw cijferlijst (SE + CE[centraal eindexamen, vzr.])
is dramatisch slecht. Jouw studiehouding ook. Ik weet dat er thuis bijzondere omstandigheden zijn. Toch ben jij beslist niet de enige student op het Ster College met lastige omstandigheden.
Anderen komen wel naar school, communiceren en halen het diploma, of in ieder geval diverse certificaten. Jij blijft net als in voorgaande jaren weg.
Ons besluit staat vast: je mag niet terugkomen. We maken dan ook geen afspraak voor een gesprek. Dat gesprek hebben we op 19 december 2018 al gevoerd.
Advies:
Ga naar mbo. Werk aan je studiehouding.
Ik stuur deze mail ook naar jouw mentor, naar mevrouw [naam mentor] en naar de decanen: mevrouw [naam decaan 1] en mevrouw [naam decaan 2] . Waarom de decanen? Je zult een van hen nodig hebben om je aan te melden bij mbo. Ik vermoed, dat je dat nog niet hebt gedaan. Vraag aan de decaan wat je nodig hebt om je aan te melden.
[e-mailadressen decanen]
Vriendelijke groet van
Mevrouw [naam coördinator]
Coördinator H5 + V6
2.11.
Hierna is er een e-mailwisseling geweest tussen [eiser] en [naam manager Vavo] over het besluit van het Ster College dat [eiser] niet nogmaals wordt toegelaten tot het leerjaar havo 5. Op 5 juli 2019 heeft [naam manager Vavo] aan [eiser] per e-mail meegedeeld dat en waarom Ster College niet op haar besluit terugkomt. In de e-mail staat onder meer:

Ik heb moeten constateren dat je je niet aan de gemaakte afspraken hebt gehouden. In december 2018 heb je bij hoge uitzondering alsnog de kans gekregen ingeschreven te blijven en je diploma te behalen.
Daarna zijn er in bijzijn van je moeder en je begeleider afspraken gemaakt waaraan je je in geen enkel opzicht hebt gehouden.
De ongelukken kunnen slechts een deel van de slechte resultaten verklaren.
Maar vooral heb je beloofd te allen tijde te communiceren als er calamiteiten of belemmeringen waren. Dat heb je niet gedaan.
Ik hoop dat je een geschikte vervolgopleiding vindt.
2.12.
Hierna heeft mr. Van de Wiel bij brief van 30 september 2019 contact met het Ster College opgenomen en onder meer verzocht om op het besluit terug te komen. Daarop heeft [naam manager Vavo] bij brief en e-mail van 4 oktober 2019 voor zover relevant als volgt gereageerd:

Ik kan u melden dat ik niet in ga op uw verzoek de heer [eiser] alsnog toe te laten op de opleiding havo van het Ster College.
[…]
De heer [eiser] heeft reeds in december 2018 een brief ontvangen waarin staat dat hij verwijderd zou worden. Daarna heeft hij een gesprek gehad met mevrouw [naam coördinator] en zijn begeleider, de heer [naam medewerker Jeugd Veilig Verder] , waarin afspraken zijn gemaakt en waarbij de verwijdering werd opgeschort (als hij zich aan de afspraken zou houden). Hij heeft zich daar niet aan gehouden. Daarin is verwezen in bovenstaande mail (van niet terugkeer).
Bovendien kan ik verwijzen naar de studentenmap (zie op de website van het Ster College-vavo) op pagina 8 waarin staat dat de maximale inschrijvingsduur voor een 2 jarig traject 3 jaar is. [eiser] heeft havo 4 2x gedaan en hav 5 1x.
Dus hij heeft de maximale inschrijvingsduur van 3 jaar bereikt.
Bovenstaande betreft het definitieve besluit van de opleiding. Indien u zich niet kunt verenigen met dit besluit, kunt u een formele klacht indienen bij onze Klachtencommissie middels het digitale klachtenformulier opwww.summacollege.nl
2.13.
[eiser] heeft een formele klacht ingediend. De Klachtencommissie heeft de klacht tijdens een zitting op 22 november 2019 behandeld. De Klachtencommissie heeft op 10 december 2019 een advies afgegeven en geoordeeld dat het besluit [eiser] niet opnieuw toe te laten tot havo 5 in stand kan blijven. Bij brief van 11 december 2019 heeft [naam manager Vavo] namens het Ster College meegedeeld het besluit in stand te laten.
2.14.
[eiser] heeft vervolgens bij de rechtbank Oost-Brabant, afdeling bestuursrecht, beroep ingesteld tegen de beslissing van 11 december 2019 (zaaknummer SHE 20/244). Bij uitspraak van 12 mei 2020 heeft de rechtbank geconcludeerd dat de beslissing van 11 december 2019 niet is genomen door een bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en niet als een besluit in de zin van de Awb kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft zich op die grond onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] verzoekt de voorzieningenrechter Ster College bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen hem vanaf de aanvang van het schooljaar 2020-2021, althans een andere in goede justitie te bepalen datum, toe te laten tot het volgen van onderwijs en het afleggen van toetsen en examens in Havo 5, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 250,00 per dag dat [eiser] niet wordt toegelaten, tot een maximum van € 10.000,00, althans een zodanige voorlopige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren.
3.2.
[eiser] legt kort weergegeven aan zijn vordering ten grondslag dat op grond van de tussen partijen geldende onderwijsovereenkomst van Ster College als redelijk handelend en bekwaam onderwijsinstituut mag worden verwacht dat zij hem onderwijs biedt en hem een redelijke kans biedt om alsnog zijn diploma te behalen. [eiser] heeft redenen aangevoerd, waarmee Ster College bekend was, waaruit blijkt dat hij in het schooljaar 2018-2019 met veel obstakels te maken had, gelegen in zijn medische situatie en in de thuissituatie, die hem het volgen van onderwijs en behalen van voldoende resultaten, moeilijk hebben gemaakt. Een redelijke uitleg van de onderwijsovereenkomst in het kader van het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs zou met zich moeten brengen dat Ster College [eiser] dan ook alsnog een reële mogelijkheid biedt om havo 5 over te doen nu immers duidelijk was dat [eiser] daar wegens privéomstandigheden buiten zijn schuld, in het schooljaar 2018-2019 niet goed toe in staat was.
3.3.
Ster College voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Ster College heeft gesteld dat het [eiser] aan een spoedeisend belang ontbreekt. De voorzieningenrechter deelt dat standpunt niet en acht wel een spoedeisend belang aanwezig op grond van de volgende overwegingen.
4.2.
Volgens [eiser] heeft hij een spoedeisend belang omdat hij al een jaar onderwijs heeft gemist en hij zo snel mogelijk weer aan het onderwijs en de toetsen wil gaan deelnemen en dat het nieuwe schooljaar op 24 augustus 2020 begint.
Ster College stelt dat niet duidelijk is wat [eiser] in de tussenliggende periode heeft gedaan en dat [eiser] zich ook bij voor een mbo-opleiding of bij een ander opleidingsinstituut had kunnen inschrijven en dat Ster College dat ook aan [eiser] heeft geadviseerd.
4.3.
De voorzieningenrechter begrijpt dat het er [eiser] om gaat toe te worden gelaten tot havo 5 (bij het Ster College). Ter zitting heeft hij verklaard zijn havodiploma te willen behalen om vervolgens te kunnen doorstromen naar het hoger beroepsonderwijs.
Ter zitting is van de zijde van Ster College aangegeven dat hij zich naast aan te melden voor een mbo-opleiding er ook voor had kunnen kiezen contact op te nemen met een andere instelling die voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (hierna: vavo-onderwijs) aanbiedt. Dat Ster College dit laatste eerder aan [eiser] heeft meegedeeld blijkt niet uit de overgelegde stukken en verhoudt zich ook moeilijk met haar ter zitting nader toegelichte standpunt dat zij niet verwacht dat [eiser] in staat is het havodiploma te behalen.
Wat hier ook van zij, duidelijk is dat [eiser] het nodige in het werk heeft gezet om weer te worden toegelaten tot havo 5 bij het Ster College, inclusief een procedure bij de bestuursrechter met als uitkomst dat het een civielrechtelijk geschil betreft waarin de bestuursrechter niets voor hem kan betekenen.
Ook als [eiser] direct na de uitspraak van de bestuursrechter in mei 2020 een civiele bodemprocedure zou hebben gestart dan is het zeer waarschijnlijk dat daarin niet eerder een eindbeslissing volgt dan ruim nadat het eerstvolgende schooljaar van start is gegaan.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op het belang van [eiser] om het door hem gewenste voortgezet onderwijs te volgen – niet in geschil is dat [eiser] aan het einde van schooljaar 2017-2018 is bevorderd naar havo 5 – van hem niet kan worden gevergd dat hij die uitkomst afwacht.
Rutte-route
4.4.
Ster College heeft gesteld dat waar het gaat om de deelname door [eiser] aan het vavo-onderwijs sprake is van de zogeheten Rutte-route. In dat verband heeft zij gewezen op artikel 3 lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo) waarin volgens haar is bepaald dat de maximale termijn voor een dergelijke inschrijving ten hoogste de periode van de resterende cursusduur van de opleiding waarvoor de student aan de school is ingeschreven vermeerderd met één jaar en dat deze termijn in het geval van [eiser] is verstreken.
[eiser] heeft de stelling dat in zijn geval sprake is van de Rutte-route niet betwist zodat de voorzieningenrechter daarvan uitgaat. In ieder geval staat in de overgelegde onderwijsovereenkomsten (productie 1 en 3 van Ster College) bij bekostiging: ‘Rutte Route VT’.
4.5.
De voorzieningenrechter begrijpt dat Ster College met de term Rutte-route doelt op het bepaalde in artikel 25a Wvo over ‘de samenwerking tussen VO-scholen onderling en met BVE-instellingen ter bevordering van doelmatig en doeltreffend onderwijs’, waarbij Ster College is aan te merken als de BVE-instelling. Lid 1 en lid 2 van dat artikel luiden:
Lid 1

Het bevoegd gezag kan leerlingen in de gelegenheid stellen in het kader van het onderwijs waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven:
a. ook onderwijs te ontvangen dat een school van een ander bevoegd gezag of een instelling voor educatie en beroepsonderwijs verzorgt, of
b. deel te nemen aan een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid onder a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en die opleiding met een examen af te sluiten.
Lid 2

Het eerste lid vindt uitsluitend toepassing met het doel:
a. leerlingen met bijzondere kenmerken beter in staat te stellen een diploma als bedoeld in deze wet te behalen,
b. leerlingen meer kansen te geven om vervolgonderwijs met gunstig resultaat te volgen, of
c. onderwijsvoorzieningen doelmatiger te gebruiken.
Partijen hebben overigens niet aangegeven aan welke school voor voortgezet onderwijs [eiser] dan is ingeschreven.
4.6.
De voorzieningenrechter begrijpt voorts dat Ster College met de verwijzing naar artikel 3 lid 2 Wvo bedoelt te verwijzen naar artikel 3 lid 2 van het Besluit samenwerking VO-BVE ( (hierna: het Besluit) over de voorwaarden om als ingeschrevene in het voortgezet onderwijs deel te kunnen nemen aan het vavo-onderwijs. Artikel 3 Wvo gaat namelijk over een ander onderwerp, te weten de verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven. Artikel 3 leden 1 en 2 van het Besluit luiden:
Lid 1
“Het bevoegd gezag van een school kan de volgende leerlingen in de gelegenheid stellen in het kader van het onderwijs waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven, deel te nemen aan een opleiding VAVO en die opleiding met een examen af te sluiten:
a.
leerlingen van 16 en 17 jaar die naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben een diploma of volgend diploma als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de WVO te behalen indien zij VAVO volgen in plaats van voortgezet onderwijs;
b.
leerlingen van 18 jaar of ouder die ononderbroken in het voortgezet onderwijs of daarmee op grond van de Leerplichtwet 1969 gelijkgesteld onderwijs ingeschreven zijn geweest en die naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben om een diploma of volgend diploma als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de WVO te behalen indien zij VAVO volgen in plaats van voortgezet onderwijs.”
Lid 2
“Het eerste lid, aanhef en onder b, vindt ten aanzien van de daar bedoelde leerlingen toepassing voor ten hoogste de periode van de resterende cursusduur van de opleiding waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven, vermeerderd met een jaar.”
4.7.
[eiser] was op het moment dat hij vavo-onderwijs bij het Ster College ging volgen nog geen achttien jaar oud zodat het bepaalde in lid 2 niet op hem van toepassing is. Ook al zou dat wel zo zijn, dan valt niet in te zien dat er een wettelijk beletsel bestaat om [eiser] toe te laten tot havo 5. Het vavo-onderwijs staat in beginsel open voor studenten van 18 jaar en ouder. Wel is bij een reguliere inschrijving en toelating geen sprake meer van de Rutte-route en zal [eiser] in dat geval in beginsel zelf de kosten van zijn onderwijs moeten dragen en kan de bekostiging die school voor voortgezet onderwijs voor hem ontvangt niet meer (deels) worden overgedragen (art. 25a Wvo lid 3 jo. art. 99 lid 8 Wvo).
4.8.
De voorzieningenrechter neemt bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt dat het Ster College in beginsel zelf bepaalt wat de maximale verblijfsduur van een leerling/student is. Zij heeft er onbetwist op gewezen dat voor een tweejarige opleiding (havo 4 en havo 5) een maximale duur geldt van drie jaar. Echter zoals de Klachtencommissie in haar advies al overwoog onder 4.1. (productie 12 van de zijde van [eiser] ) bestaat (kennelijk) de mogelijkheid hiervan af te wijken.
Uit het advies blijkt dat Ster College in die procedure niet heeft aangevoerd dat dit niet mogelijk is. Dit heeft zij wel gedaan in de onderhavige procedure, maar daar beriep het Ster College zich op een gestelde wettelijke onmogelijkheid (die zoals onder 4.7. is overwogen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet bestaat).
Ook maakt de voorzieningenrechter uit e-mails van [naam coördinator] en [eiser] op dat Ster College het scenario dat [eiser] een
tweedemaal havo 5 zou doen niet bij voorbaat uitsloot. [naam coördinator] schreef immers op 18 december 2018:

Als hij het volhoudt tot en met de centrale examens, maar zakt, dan is het afhankelijk van o.a. zijn resultaten of hij mag terugkeren in havo 5, of niet.
en op 20 februari 2019:
“Je zult hoe dan ook je uiterste best moeten doen voor TW 3. Er hangt veel van de resultaten af. Ook het besluit, of je volgend jaar mag terugkomen, of niet.
4.9.
De tussen partijen gesloten onderwijsovereenkomst is naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter tot een einde gekomen nu vaststaat dat [eiser] zijn eindexamen niet heeft behaald en eind juli 2019 ook de overeengekomen duur van de opleiding is bereikt. De te beantwoorden rechtsvraag is dan of Ster College gehouden is [eiser] opnieuw
toe te latendan wel gehouden is gevolg te geven aan het bepaalde in artikel 12 lid 3 van de algemene voorwaarden ( [eiser] heeft immers vóór 31 juli 2019 verzocht om nogmaals havo 5 te mogen doen). Daarbij is beslissend of Ster College bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen [eiser] niet opnieuw toe te laten. [1]
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Ster College dat kon doen. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.10.
Ster College heeft onbetwist gesteld dat zij van haar leerlingen verwacht dat zij de lessen bijwonen, aan toetsen deelnemen en zich in geval van ziekte of andere geldige redenen bij Ster College afmelden. Ook heeft zij onbetwist gesteld dat van haar studenten een grote mate van zelfstandigheid en discipline wordt verwacht. Voorts hebben [eiser] en Ster College in december 2018 afgesproken dat – ter afwending van zijn verwijdering – [eiser] zijn lessen zou gaan volgen en voorbereiden en dat hij als een volwassene zou gaan studeren: “
zelf initiatief nemen, communiceren en niet meer achteroverleunen en afwachten”.
4.11.
Uit het door Ster College overgelegde ‘jaaroverzicht deelnemerwaarnemingen’ (productie 10) blijkt dat [eiser] in het laatste kwartaal van 2018 meer niet dan wel aanwezig was waarbij in verreweg de meeste gevallen [eiser] Ster College niet heeft bericht wat de reden van zijn afwezigheid was.
Nadat in december 2018 afspraken zijn gemaakt lijkt de deelname van de lessen beter te gaan maar is er geen (reguliere) schoolweek te vinden waarin [eiser]
allelesuren heeft gevolgd dan wel dat hij de lessen louter om geoorloofde redenen niet bijwoonde.
Hieruit blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende dat [eiser] zich niet aan de met Ster College gemaakte afspraken hield waaronder de afspraak dat hij met de school zou communiceren.
Zijn stelling dat hij dat wel heeft gedaan heeft hij onvoldoende onderbouwd. In een e-mail van 4 juli 2019 aan [naam manager Vavo] schrijft [eiser] zelf: “
Ik ben nog steeds gemotiveerd en dat is belangrijk voor volgend jaar voor mij on[d]
anks alles. Beter communiceren met school zou ook een goede factor zijn en eventuele afspraken maken onderling met mijn mentor en mevrouw [naam coördinator] .
4.12.
Het is niet zo dat [eiser] helemaal niet communiceerde. Op 20 februari 2019 heeft [eiser] per e-mail aan [naam coördinator] laten dat het hem door privé-omstandigheden “
gewoon echt niet[lukt]
om me te focussen op school”. In de e-mail van [naam coördinator] die daarop volgt gaat zij niet in op deze mededeling van [eiser] . Ook blijkt uit een overgelegd WhatsApp-gesprek van 7 mei 2019 dat [eiser] zijn mentor op de hoogte stelde van een ongeluk in zijn vakantie “
waardoor heel mijn focus op leren weg is en[ik]
tot de dag van vandaag nog steeds niet kan leren” maar dat hij desondanks toch zijn best ging doen voor zijn examens.
4.13.
[eiser] stuurde dit bericht ná afloop van de meivakantie (volgens het door Ster College overgelegde overzicht van 19 april 2019 tot 6 mei 2019). De examens begonnen vanaf 9 mei 2019.
[eiser] heeft niet, althans onvoldoende concreet gesteld dat hij in de periode 7 januari 2019 tot 18 april 2019 met Ster College over de reden van zijn afwezigheid communiceerde. Hij heeft ook geen stukken overgelegd waaruit dat blijkt, anders dan twee WhatsApp-berichten van 18 en 26 februari 2019 aan zijn mentor. In het eerste bericht geeft hij (achteraf) aan dat hij het vijfde lesuur heeft gemist omdat hij zich niet lekker voelde en op 26 februari 2019 laat hij weten dat hij zich heeft ziek gemeld, maar dat nog niet is doorgevoerd. Dit vindt de voorzieningenrechter onvoldoende om aan te nemen dat hij Ster College op de andere dagen dat hij afwezig was zonder geldige reden daarvoor, vooraf of later, Ster College wel heeft ingelicht.
4.14.
Dat de thuissituatie van [eiser] problematisch was is door Ster College niet betwist. Dit blijkt ook uit het door [eiser] overgelegde gezinsplan van Jeugd Veilig Verder van 22 januari 2019.
Op 20 februari 2019 heeft [eiser] een signaal aan [naam coördinator] afgegeven dat het vanwege de thuissituatie van [eiser] opnieuw niet de goede kant op ging. Of Ster College daarop actie heeft ondernomen is de voorzieningenrechter niet duidelijk. Hij is wel van oordeel dat gelet op de omstandigheid dat sprake is van volwassenenonderwijs, de leeftijd van [eiser] en het bestaan van voldoende duidelijke afspraken over de door Ster College gewenste studiehouding van [eiser] het in eerste instantie aan [eiser] was om over zijn situatie duidelijk bij Ster College aan de bel te (blijven) trekken.
De door [eiser] gestelde omstandigheden leveren naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen excuus op om
zonder(enig) bericht veelvuldig van school weg te blijven. Dit geldt zeker voor de door [eiser] gestelde fysieke beperkingen als gevolg van twee (scooter)ongevallen in 2018 en 2019, waarbij uit niets blijkt dat in 2019 wederom sprake was van een scooterongeval (wel van een onfortuinlijke en pijnlijke botsing bij het voetballen).
4.15.
Ster College heeft aangegeven dat het niet verschijnen op het eindexamen Duits en vooral het daarover niet communiceren [eiser] valt aan te rekenen en heeft meegewogen bij haar besluit [eiser] niet te laten terugkeren.
De voorzieningenrechter acht het voorshands niet geloofwaardig dat [eiser] [naam coördinator] hierover wel degelijk een e-mail heeft gestuurd of willen sturen. [naam coördinator] heeft op 10 mei 2019 een e-mail naar [eiser] gestuurd waarin staat dat zij hem telefonisch niet kon bereiken en waarin zij hem vraagt uit te leggen waarom hij er niet was. Deze e-mail is gestuurd naar het e-mailadres dat [eiser] gebruikte als hij e-mails stuurde naar [naam coördinator] . [eiser] had enkel een antwoordmail hoeven sturen. Nog meer had het voor de hand gelegen dat hij [naam coördinator] telefonisch zou hebben benaderd. Dat [eiser] dat heeft geprobeerd is gesteld noch gebleken.
4.16.
Ster College verwacht van haar studenten een actieve houding en inzet, waarbij zij deelnemen aan lessen en andere activiteiten. Uit de overgelegde stukken blijkt en zoals hierboven is overwogen schort het daar bij [eiser] aan.
[eiser] is in havo 4 gedoubleerd en is vervolgens net – in ieder geval niet ruim – overgegaan naar havo 5. Ster College heeft in een eerder stadium door de e-mails van [naam coördinator] richting [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aangegeven dat hij op het randje zat en krediet moest opbouwen (ook en juist voor het geval hij zou zakken).
De door [eiser] behaalde resultaten zijn fors onder de maat. Het hoogstbehaalde cijfer tijdens de eindexamens in 2019 was een 4,5 voor wiskunde A, het laagste een 2,5 voor management en organisatie. [eiser] heeft niet weersproken dat hij niet heeft geprobeerd om het gemiste eindexamen Duits te herkansen. Dat geeft geen blijk van de door [eiser] gestelde motivatie zijn opleiding af te ronden.
Ook blijkt uit productie 9 van de zijde van [eiser] (een e-mail van de heer [naam medewerker WijEindhoven] van WijEindhoven aan mr. Van de Wiel) dat in december 2017 – dus in het tweede jaar dat [eiser] havo 4 deed – afspraken zijn gemaakt over zijn studiehouding en lesbezoek, zaken die kennelijk verbetering behoefden.
Gelet op deze achtergrond kan niet worden gezegd dat Ster College niet in redelijkheid tot haar besluit kon komen [eiser] hem niet (nogmaals) tot havo 5 toe te laten, ook als rekening wordt gehouden met een moeilijke thuissituatie.
4.17.
Een afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. Dat [eiser] er belang bij heeft zijn opleiding af te ronden is duidelijk. Het is echter niet zo dat hij in het geheel geen vervolgopleiding meer kan gaan volgen. Onbetwist is gesteld dat hij zich voor een mbo-opleiding kan inschrijven. Ook via een afgeronde mbo-opleiding kan [eiser] doorstromen – zij het met vertraging – naar een opleiding voor hbo-onderwijs. [eiser] heeft aangegeven niet naar het mbo te willen omdat hij zo snel mogelijk naar het hbo wil. Als hij dat niet wil dan staat nog steeds de mogelijkheid open dat hij andere onderwijsinstellingen voor vavo-onderwijs in oostelijk Noord-Brabant benadert en om toelating verzoekt waarbij hij kan aantonen dat hij bij het Ster College van havo 4 naar havo 5 is bevorderd.
Ster College hanteert een maximumduur waar het gaat om de deelname aan het traject havo 4 en havo 5. De ratio daarachter heeft Ster College verder niet toegelicht, echter het is de voorzieningenrechter bekend dat scholen in het voortgezet onderwijs een maximumverblijfsduur (in de bovenbouw) hanteren. Ster College heeft ook benadrukt dat zij onvoldoende perspectief ziet waar het gaat om het succesvol afronden door [eiser] van havo 5. De voorzieningenrechter ziet daarvoor ook voldoende aanknopingspunten, ook als ervan zou moeten worden uitgegaan van een verbeterde thuissituatie zoals [eiser] stelt.
4.18.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.19.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ster College worden begroot op € 656,00 griffierecht en € 980,00 als bijdrage in het salaris van de advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Ster College tot op heden begroot op € 656,00 griffierecht en € 980,00 als bijdrage in het salaris van de advocaat;
5.3.
verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2020.

Voetnoten

1.Vgl. P.J.J. Zoontjes,