Uitspraak
[naam] en [naam], te Sprundel, gemachtigde: mr. D. Pool (derde-partij) en
de Minister van Milieu en Wonen, te Den Haag, gemachtigde: mr. dr. J.R.C. Tieman.
- Eiseres exploiteert een varkenshouderij aan de [adres] op een bouwperceel van ca. 1.665 ha. Hiervoor is op 16 januari 2007 een revisievergunning verleend. Dit is de huidige vergunning. Een latere revisievergunning van 15 mei 2014 is door de rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigd. Deze uitspraak is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in een uitspraak van 9 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3748.)
- Eiseres wil haar bedrijf uitbreiden van 4.837 vleesvarkens, 648 opfokzeugen en
- Hiervoor heeft zij op 9 juni 2016 een aanvraag ingediend bij verweerder. De aanvraag ziet op de activiteiten bouwen, uitvoeren van een werk, afwijken van het bestemmingsplan en milieu (revisie). Het gaat om een type c-inrichting als bedoeld in bijlage I, onderdeel C, categorie 8 en categorie 28.4.c.1 van het Bor met een IPPC-installatie, want er worden meer dan 2.000 vleesvarkens gehouden.
- Op basis van de aanvraag worden er twee typen luchtwassers in het bedrijf toegepast, de biologische combiwasser BWL 2009.12 en de chemische combiwasser BWL 2006.14.
- Voor het voorgenomen project is op 21 maart 2016 een Natuurbeschermingswet-vergunning verleend. Die is onherroepelijk.
- Verweerder heeft een positief ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Hiertegen hebben eiseres en de derde-partij zienswijzen ingediend.
- Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit buiten behandeling gesteld omdat eiseres weigerde de aanvraag aan te vullen met een stalderingsbewijs.
- Op 15 juli 2017 is de Verordening ruimte 2014 (VR2014) van de provincie Noord-Brabant gewijzigd in de Verordening ruimte Noord-Brabant (VrNB). Hierbij zijn in artikel 26 de stalderingsregeling en in artikel 35 een rechtstreeks werkende stalderingsregeling opgenomen. De VrNB voorziet niet in overgangsrecht voor vergunningaanvragen die voor die datum zijn ingediend, zoals de aanvraag van eiseres.
- Op 3 april 2018 is het rapport ‘Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen’ (verder: de Evaluatie) van Wageningen University & Research (WUR) naar de Tweede Kamer gestuurd. Op 1 mei 2018 is de internetconsultatie Regeling tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij en de Regeling geurhinder en veehouderij (periodieke actualisatie emissiefactoren voor ammoniak en geur) gepubliceerd. Op 20 juli 2018 is de gewijzigde Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) in werking getreden. Hierbij zijn de emissiefactoren voor de combiluchtwassers die door eiseres zijn aangevraagd, gewijzigd ten opzichte van de geuremissiefactoren in de Rgv zoals die gold ten tijde van de aanvraag.
- de aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de VrNB (13 juli 2017) én
- deze aanvraag voldoet aan de artikelen 4.10, 6.3 en 7.3 van de VrNB én
- het gaat om een veehouderij met een bouwperceel (na uitbreiding) van maximaal
- Rapport 1081, Melse et.al. ‘Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen. Deel 1: Oriënterend onderzoek naar werking gecombineerde luchtwassers en verschillen tussen geurlaboratoria’, Wageningen, maart 2018.
- Rapport 1082, Melse et.al. ‘Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen. Deel 2: Steekproef rendement luchtwassers in de praktijk’, Wageningen, maart 2018.
De rechtbank is echter ook van oordeel dat op basis van de steekproef, de bevindingen van de WUR over het werkingsprincipe van de combiwassers en de overige metingen, de Minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voldoende aannemelijk is dat de combiwassers niet het geurverwijderingsrendement halen waar de oude Rgv van uit ging. Eiseres betwist dat ook niet. De Minister heeft een voldoende verklaring gegeven voor de verkeerde bepaling van de rendementen van combiwassers in de oude Rgv. Dit kan zijn veroorzaakt doordat de rendementen veelal in Duitsland zijn bepaald onder andere omstandigheden (andere stallen met een hogere ventilatiecapaciteit). Ook dit heeft eiseres onvoldoende betwist.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.837,50.
Wet ruimtelijke ordening
Verordening ruimte 2014 zoals geldend op 22 augustus 2018
6.3, eerste lid, en artikel
7.3, eerste lid, (veehouderij) bepaalt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Stalderingsgebied' dat de vestiging van of de omschakeling naar een hokdierhouderij alleen is toegestaan als bewijs is overlegd dat:
6.3, tweede lid, onder a en artikel
7.3, tweede lid, onder a (veehouderij) bepaalt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Stalderingsgebied' dat een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen het bouwperceel voor een hokdierhouderij, door het oprichten of het in gebruik nemen van een gebouw als dierenverblijf, alleen is toegestaan als bewijs is overlegd dat:
2, derde lid, wordt onder een bestaand dierenverblijf in het eerste en tweede lid verstaan een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren.
6.3, tweede lid, en artikel
7.3, tweede lid, gelden de volgende bepalingen:
6.3, derde lid, en artikel
7.3, derde lid;
3.1, derde lid, inpasbaar is in de omgeving;
4.1en artikel
25.1geldt voor veehouderijen de regel dat geen toename is toegestaan van de oppervlakte van bestaande gebouwen en de oppervlakte van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behoudens indien er sprake is van een grondgebonden veehouderij als bedoeld in artikel
25.1, tweede lid.
26.1, tweede lid geldt binnen de aanduiding 'Stalderingsgebied' dat een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwperceel voor een hokdierhouderij, door het oprichten van een gebouw of het in gebruik nemen van een gebouw voor het houden van hokdieren, alleen is toegestaan als bewijs is overlegd dat:
4.1, onder c, artikel
6.3, tweede lid, onder b, en artikel
7.3, tweede lid, onder b, geldt voor veehouderijen de regel dat binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
2, derde lid, wordt onder onder de bestaande oppervlakte van een dierenverblijf in het eerste lid verstaan de oppervlakte dierenverblijf die:
2, derde lid, wordt onder de oppervlakte van bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het tweede lid, verstaan de oppervlakte die:
26.1, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing.