ECLI:NL:RBOBR:2020:4109

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
8588513 en 8588528
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling beloning bewindvoerder en mentor van gehuwden met economische eenheid

In deze beschikking van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch, gedateerd 14 augustus 2020, wordt de beloning van een bewindvoerder en mentor voor twee gehuwden besproken. De bewindvoerder/mentor verzoekt om een afzonderlijke beloning voor elk van de gehuwden, omdat zij op verschillende adressen in twee gemeenten wonen. De kantonrechter stelt echter vast dat de betrokkenen, als gehuwden, per definitie een economische eenheid vormen, wat betekent dat de beloning niet op andere wijze kan worden vastgesteld, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die de omvang van de werkzaamheden van de bewindvoerder/mentor beïnvloeden.

De kantonrechter heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en het verzoekschrift van de bewindvoerder/mentor. De bewindvoerder/mentor heeft aangevoerd dat de gemeenten Boxtel en ’s-Hertogenbosch de betrokkenen niet als economische eenheid beschouwen, wat leidt tot problemen bij het aanvragen van bijzondere bijstand. De kantonrechter wijst erop dat de redenen die door de bewindvoerder/mentor zijn aangevoerd niet wijzen op extra werkzaamheden die de bewindvoerder/mentor moet verrichten. De kantonrechter concludeert dat de oplossing voor de problemen met de gemeenten niet kan zijn dat de beloning op andere wijze wordt vastgesteld.

De kantonrechter wijst het verzoek tot wijziging van de beloning af, maar geeft aan dat de extra tijd die de bewindvoerder/mentor moet besteden aan overleg met de gemeenten en de bank mogelijk aanleiding kan zijn voor een eenmalige extra beloning. De bewindvoerder/mentor kan een nieuw verzoek indienen met een urenverantwoording. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Y.S. Klerk, kantonrechter, en kan door belanghebbenden worden aangevochten bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Toezicht
BM nummers : [dossier nummer]
zaaknummers : 8588513 UE VERZ 20-2802 en 8588528 UE VERZ 20-2803
MK

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:

[naam] ,

Kvk-nummer [nummer] ,
[adres 1] ,
hierna te noemen: verzoeker,
met betrekking tot

[naam] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] ,
en
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] ,
hierna beiden te noemen: betrokkenen.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de beschikkingen van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch d.d. 14 mei 2020 (inzake 8472306 TE VERZ 20-510, 8472501 TE VERZ 20-512, 8472412 TE VERZ 20-511 en 8472567 TE VERZ 20-513) en de aan die beschikkingen ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift met bijlagen, per e-mail ontvangen op 17 juni 2020;
  • het e-mailbericht met bijlage, ontvangen op 30 juni 2020;
  • de brief van de griffier aan verzoeker d.d. 23 juli 2020;
  • de schriftelijke reactie, per e-mail ontvangen op 24 juli 2020.

beoordeling

Bij beschikkingen van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch d.d. 14 mei 2020 zijn ten behoeve van beide betrokkenen een bewind en een mentorschap ingesteld vanwege hun lichamelijke of geestelijke toestand. [naam] is tot bewindvoerder en mentor benoemd. In deze beschikkingen is de beloning van [naam] vastgesteld conform artikel 6 lid 2, artikel 5 en artikel 2 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de Regeling), in onderlinge samenhang. Daartoe is overwogen dat betrokkenen een economische eenheid vormen, omdat zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd.
Verzoeker vraagt nadere vaststelling van de beloning conform artikel 5 in samenhang met artikel 2 lid 2 onder a van de Regeling met terugwerkende kracht tot 15 mei 2020 (dat wil zeggen het enkelvoudige tarief bij een bewind en mentorschap). Aan het verzoek ligt – kort samengevat – ten grondslag dat betrokkenen, nu zij gescheiden wonen, geen gezamenlijke huishouding voeren.
Bij brief van 23 juli 2020 is de bewindvoerder erop gewezen dat betrokkenen, omdat zij met elkaar gehuwd zijn, per definitie een economische eenheid vormen en dat de kantonrechter alleen wegens, door de bewindvoerder aan te tonen, uitzonderlijke omstandigheden de beloning op andere wijze kan vaststellen.
In haar reactie heeft verzoeker haar verzoek als volgt gemotiveerd. Betrokkenen staan beiden ingeschreven op een eigen adres in twee verschillende gemeentes, Boxtel en ’s-Hertogenbosch. Beide gemeentes zien de bewinden en mentorschappen als afzonderlijke zaken. Betrokkenen worden door de gemeentes niet aangemerkt als economische eenheid, waardoor verzoeker ten aanzien van beide betrokkenen in zowel de gemeente Boxtel als de gemeente ’s-Hertogenbosch afzonderlijk bijstand en bijzondere bijstand moet aanvragen. De door de kantonrechter afgegeven beschikkingen van 14 mei 2020 (meer specifiek de daarin vastgestelde beloning) worden niet geaccepteerd. Verzoeker schrijft te hebben overwogen de financiën van betrokkenen volledig te splitsen. In dat geval dienen er twee afzonderlijke rekeningen te worden geopend (één ten name van de heer [naam] en één ten name van mevrouw [naam] ). Volgens verzoeker is ook die optie met de huidige beschikkingen niet mogelijk en gaat de bank hiermee niet akkoord. Verzoeker schrijft dat de problematiek groter wordt: gemeentes zijn weigerachtig in het toekennen van (bijzondere) bijstand met terugwerkende kracht en er is sprake van één (grote) schuld met oplopende kosten.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Voor zover verzoeker zich (nog altijd) op het standpunt stelt dat betrokkenen geen economische eenheid vormen omdat zij geen gezamenlijke huishouding voeren, benadrukt de kantonrechter nogmaals dat dit standpunt niet juist is, nu dit in artikel 6 lid 1 van de Regeling
(“twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwdofop andere wijze een economische eenheid vormen”)expliciet is bepaald.
Op grond van artikel 6 lid 13, artikel 5 en artikel 2 lid 6 van de Regeling in onderlinge samenhang kan de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de bewindvoerder en mentor op andere wijze vaststellen. Naar het oordeel van de kantonrechter moet het dan gaan om omstandigheden die van invloed zijn op de omvang van de werkzaamheden van de bewindvoerder en mentor. Het moet dus gaan om extra inspanningen van de bewindvoerder en mentor of juist om minder werkzaamheden dan bij een normaal bewind en mentorschap. De redenen die verzoeker aan haar verzoek tot wijziging van de jaarbeloning ten grondslag legt, zien echter niet op extra werkzaamheden die verzoeker moet verrichten om uitvoering te geven aan haar taken als bewindvoerder en mentor. De betreffende gemeentes maken er een probleem van bijzondere bijstand te verlenen in verband met de beloning zoals deze door de kantonrechter is vastgesteld. De oplossing voor dat probleem kan echter niet zijn dat de kantonrechter dan maar de jaarbeloning op andere wijze vaststelt, terwijl de tekst van artikel 6 lid 1 van de Regeling duidelijk is. Het komt de kantonrechter voor dat de beide gemeentes in onderling overleg dit probleem moeten oplossen, bijvoorbeeld door de kosten van de bijzondere bijstand voor de beloning van de bewindvoerder en mentor te delen.
De kantonrechter zal het verzoek tot wijziging van de vaststelling van de jaarbeloning daarom afwijzen.
De kantonrechter wijst verzoeker er nog wel op dat de extra tijd die zij moet besteden aan het overleg met de betrokkene gemeentes en met de bank voor de kantonrechter een reden kunnen zijn eenmalig een extra beloning vast te stellen, naast de vastgestelde jaarbeloning. Verzoeker kan daartoe een nieuw, goed onderbouwd verzoek indienen met daarbij een urenverantwoording.

beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.S. Klerk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op
de griffier, de kantonrechter,
verzenddatum:
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch:
door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.