ECLI:NL:RBOBR:2020:4044

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
8534228 en 8540328
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ontslag op staande voet en ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Starskin Group B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [verweerster]. Starskin had [verweerster] op 10 april 2020 op staande voet ontslagen, maar de kantonrechter oordeelde dat dit ontslag niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden aanwezig was. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet vernietigd moest worden, omdat de redenen die Starskin had aangevoerd onvoldoende waren om een dringende reden aan te nemen. De kantonrechter wees de vordering van Starskin tot schadevergoeding af en oordeelde dat [verweerster] recht had op loonbetaling vanaf 10 april 2020 tot de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Daarnaast heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 september 2020, omdat er sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter oordeelde dat herplaatsing van [verweerster] niet mogelijk was, gezien de omstandigheden en de communicatieproblemen tussen partijen. Starskin werd veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 300,00 aan [verweerster]. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummers: 8534228 / EJ VERZ 20-259 en 8540328 / EJ VERZ 20-264
Beschikking van 16 juli 2020
in de zaken van:
Starskin Group B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verzoekster,
verweerster met betrekking tot het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. B. Vleer,
tegen:
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
verzoekster met betrekking tot het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A. Vincent.
Partijen worden hierna Starskin en [verweerster] genoemd.

1.Het procesverloop

In de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 26 mei 2020 ter griffie ingekomen verzoekschrift;
  • het op 27 mei 2020 ter griffie ontvangen verzoekschrift namens [verweerster] ;
  • het op 15 juni 2020 ontvangen bericht dat het verzoekschrift namens [verweerster] moet worden aangemerkt als verweerschrift waarbij ook een zelfstandig tegenverzoek is ingesteld. [verweerster] heeft hierin ook een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen;
  • het op 18 juni 2020 ontvangen verweerschrift namens Starskin;
  • de op 23 juni 2020 ontvangen aanvullende productie (37) namens Starskin;
  • de aantekeningen van de griffier van de zitting via een Skype-verbinding van
  • ten slotte is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

In de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
2.1.
Starskin is een Nederlandse holding met meerdere dochterbedrijven. Zij houdt zich samengevat bezig met de ontwikkeling van en het (laten) produceren van verzorgingsproducten van het eigen merk Starskin en de im- en export en distributie hiervan.
2.2.
[verweerster] is per 1 februari 2020 in dienst getreden bij Starskin op haar hoofdkantoor in Eindhoven. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft een looptijd van 12 maanden en een einddatum van 31 januari 2021. [verweerster] is in dienst getreden als ‘Digital and Corporate Communication Manager’.
2.3.
Op 23 maart 2020 sluit Starskin het hoofdkantoor in verband met het coronavirus. Iedereen wordt verplicht thuis te werken.
2.4.
Op 6 april 2020 verzoekt Starskin [verweerster] om op 7 april 2020 naar kantoor te komen voor een bespreking.
2.5.
Tijdens het gesprek van 7 april 2020 op het kantoor van Starskin wordt het functioneren van [verweerster] besproken.
2.6.
Starskin heeft [verweerster] op 10 april 2020 op staande voet ontslagen.

3.Het verzoek en het tegenverzoek

3.1.
Starskin verzoekt [verweerster] te veroordelen aan Starskin een gefixeerde schadevergoeding te betalen van € 7.100,69, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt Starskin ten grondslag dat [verweerster] schadeplichtig is jegens Starskin op grond van artikel 7:677 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De reden hiervoor is dat Starskin de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd wegens een door schuld of opzet van [verweerster] veroorzaakte dringende reden.
3.3.
De kantonrechter begrijpt uit de formulering in punt 2 van het verweerschrift van [verweerster] dat [verweerster] heeft bedoeld tegen het verzoekschrift van Starskin een verweerschrift met een zelfstandig tegenverzoek in te dienen; het verzoekschrift moet volgens [verweerster] immers als verweerschrift worden beschouwd. Het verzoekschrift van 27 mei 2020 zal dan ook zo worden aangemerkt en niet als verzoekschrift van [verweerster] .
3.4.
[verweerster] verweert zich tegen deze verzoeken. Zij heeft primair verzocht:
  • het ontslag op staande voet te vernietigen;
  • haar toe te laten tot de werkvloer om de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten;
  • Starskin te veroordelen tot betaling van loon vanaf 10 april 2020, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente.
Subsidiair en meer subsidiair heeft [verweerster] verzocht Starskin te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding en een transitievergoeding.
[verweerster] stelt daarnaast dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.
3.5.
Gelijktijdig verzoekt [verweerster] om op grond van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt in dit kader om:
  • doorbetaling van het loon;
  • verstrekking van salarisspecificaties vanaf april 2020 op straffe van een dwangsom;
  • betaling van de wettelijke verhoging wegens vertraging in de uitbetaling van het loon;
  • betaling van de wettelijke rente over bovenstaande bedragen.
[verweerster] verzoekt dit tevens in de hoofdzaak, voor zover niet bij voorlopige voorziening toegewezen.
3.6.
[verweerster] voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Er is geen sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet omdat er geen dringende reden aanwezig is en het ontslag ook niet onverwijld gegeven is. Zij betwist dat zij taken niet heeft uitgevoerd en instructies niet heeft opgevolgd. Voor zover wordt bedoeld dat de opgedragen taken niet naar wens zijn uitgevoerd, dan had het op de weg van Starskin gelegen dit bespreekbaar te maken en haar daarbij te begeleiden, bijvoorbeeld door een verbetertraject te starten. [verweerster] was bereid om werkzaamheden te verrichten, maar dit was door toedoen van Starskin (het onterecht gegeven ontslag op staande voet) niet mogelijk.
3.7.
Starskin is het niet eens met het tegenverzoek van [verweerster] en heeft een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gedaan, indien het ontslag op staande voet wordt vernietigd.
3.8.
Starskin legt aan dit ontbindingsverzoek ten grondslag dat – kort gezegd – sprake is van:
  • primair verwijtbaar handelen van [verweerster] ;
  • subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding;
  • meer subsidiair een combinatie van verwijtbaar handelen, een verstoorde arbeidsrelatie en disfunctioneren.
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair is de situatie zodanig dat van Starskin redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.9.
Ter onderbouwing van de primaire grondslag heeft Starskin het volgende naar voren gebracht. [verweerster] voert haar werkzaamheden niet uit en volgt instructies niet op. Tijdens een gesprek over haar functioneren heeft [verweerster] geweigerd vragen te beantwoorden en inzicht te geven in haar tijdsbesteding. Deze ontwijkende reacties, haar passieve houding en weigerachtige gedrag zijn niet acceptabel en gezien de huidige crisissituatie en het belang van haar functie verwijtbaar.
Subsidiair is de arbeidsrelatie ernstig verstoord door handelen van [verweerster] . De communicatie tussen partijen is snel bergafwaarts gegaan. Het gesprek van 7 april 2020 is door [verweerster] zelfs opgenomen.
Ten slotte functioneert [verweerster] niet naar behoren. Door het ontbreken van een verbeterplan is er geen sprake van een voldragen ‘d-grond’, maar in combinatie met het verwijtbare handelen van [verweerster] en de verstoring van de arbeidsrelatie is er wel sprake van een gecumuleerde voldragen ontslaggrond.
4. De beoordeling
Inleidende opmerkingen
4.1.
De samenhang van het verzoek van Starskin met het tegenverzoek van [verweerster] is aanleiding deze verzoeken samen te behandelen.
4.2.
Zowel Starskin als [verweerster] hebben hun (tegen)verzoeken tijdig ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd door het ontslag op staande voet.
Ontslag op staande voet
4.3.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of het ontslag op staande voet in stand kan blijven. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. Hieronder wordt dit toegelicht.
4.4.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Bij de beoordeling of er een dringende reden voor het ontslag is, wordt dus alleen gekeken naar de redenen die meteen bij het ontslag aan [verweerster] zijn genoemd. Of deze redenen voldoende dringend zijn, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang.
4.5.
In de ontslagbrief van 10 april 2020 schrijft Starskin:

Since the end of February it has been an ongoing process of you not following up on clearly given instructions, tasks, and requests”.Waarna, samengevat, de volgende voorbeelden genoemd worden ter onderbouwing.
[verweerster] heeft niet gereageerd op reacties op posts.
Ze heeft de Facebook advertenties ondanks herhaaldelijk verzoek niet gestopt.
Ze weigert inzicht te geven in de ‘time spend on tasks’.
Starskin heeft geen reactie gehad op opmerkingen en taken in reactie op de agenda van [verweerster] .
Ze heeft niets voor K-Glo gepost terwijl dit wel was afgesproken.
[verweerster] heeft zich niet gehouden aan het door haarzelf vastgestelde tijdstip van het posten op social media, waardoor haar collega’s voor niets zaten te wachten.
Ze heeft geen plan gemaakt om K-Glo op Bol.com te promoten.
Verderop in de brief geeft Starskin nog het volgende aan.
“You have had the occasion to tell your side of the story on last Tuesday 7th April, however this has not led to a different conclusion. The fact that you refuse to give any answers and/or explain yourself and/or report to us on what you are spending your time as we requested several times before and even in the meeting had made it clear for us that the loss of trust makes it impossible to maintain your employment.”
4.6.
[verweerster] heeft de zeven klachten over haar functioneren betwist. Zij onderbouwt haar verweer als volgt.
Uit productie 8 en 9 bij verweerschrift blijkt dat ze hier wel op heeft gereageerd.
Zij had niet de juiste autorisatie om de advertenties te verwijderen.
Ze heeft een overzicht van activiteiten gestuurd. Zij heeft haar leidinggevende in de cc van haar e-mails gezet om inzicht te geven, maar is hiermee gestopt toen werd aangegeven dat zij dit te vaak deed.
Zij heeft de opmerkingen en taken verwerkt en uitgevoerd en dit teruggekoppeld.
Vanwege een technische fout zijn geen dagelijkse posts verschenen.
Dit klopt, maar de posts werden geautomatiseerd gedaan op het moment waarop de meeste volgers actief waren.
Ze heeft geen introductie van K-Glo gehad, waardoor het voor haar vanwege gebrek aan kennis niet mogelijk was een advertentie te maken.
Daar komt bij dat als [verweerster] dingen niet gedaan heeft, dit komt doordat zij daar geen tijd voor had. Ze geeft aan dat ze ook meermaals om hulp heeft gevraagd maar die niet heeft gekregen.
Met betrekking tot het gesprek op 7 april 2020 stelt [verweerster] dat zij de vragen al eerder schriftelijk had beantwoord en zich tijdens het gesprek niet comfortabel voelde.
4.7.
Aan Starskin kan worden toegegeven dat [verweerster] op sommige punten steken heeft laten vallen. Zo heeft zij niet in de gaten gehad dat de dagelijkse posts voor K-Glo niet werden verstuurd, terwijl het wel een van haar taken was om op reacties hierop te reageren. Ook is het op zijn minst onhandig dat zij een tijdstip afspreekt voor het plaatsen van posts op social media en zich daar zelf vervolgens niet aan houdt. Aan de andere kant staat vast dat zij de meeste genoemde taken wel
deelsheeft uitgevoerd. Zo zijn er wel posts verschenen, maar minder dan afgesproken en heeft zij wel inzicht gegeven in haar werkzaamheden, maar dan zonder tijdsaanduiding. Ook staat vast dat zij geen introductie in K-Glo heeft gehad, maar alleen productinformatie over Starskin heeft ontvangen, wat de reden kan zijn van enige miscommunicatie.
Alhoewel [verweerster] mogelijk een te passieve houding kan worden verweten, levert bovenstaande geen dringende reden op die het ontslag op staande voet rechtvaardigt. Starskin heeft onvoldoende onderbouwd dat [verweerster]
opzettelijkhaar taken niet uitvoerde, er lijkt eerder een discussie te bestaan over de manier waarop [verweerster] haar werkzaamheden uitvoerde. Van werkweigering is dan ook geen sprake. Wat betreft het in ernstige mate missen van de bekwaamheid die vereist is voor de functie is geen sprake, althans dat is - gezien hetgeen [verweerster] daartegen heeft ingebracht - onvoldoende onderbouwd, en ook overigens is van een dringende reden niet gebleken.
Uit de transcriptie en de geluidsopname van het gesprek van 7 april 2020 blijkt dat de communicatie tussen partijen tijdens dit gesprek erg moeizaam was.
[verweerster] heeft tijdens de zitting toegelicht dat zij tijdens het gesprek het gevoel had in een hoek gedreven te worden door Starskin en daarom niet teveel op de inhoud in te willen gaan. Dit heeft zij tijdens het gesprek blijkens de transcriptie ook onder woorden geprobeerd te brengen door te zeggen: “
I don’t wish to say anything because you already have the perception about me that I have not done anything.” Onder deze omstandigheden kon Starskin de opstelling van [verweerster] tijdens het gesprek in redelijkheid niet opvatten als een weigering antwoord te geven op vragen, maar had zij er rekening mee moeten houden dat het gedrag van [verweerster] ook een uiting van onmacht zou kunnen zijn.
4.8.
Gezien het voorgaande zal het gegeven ontslag op staande voet worden vernietigd wegens het ontbreken van een dringende reden. Dit heeft tot gevolg dat de vordering van Starskin om [verweerster] te veroordelen tot het betalen van een gefixeerde schadevergoeding wordt afgewezen.
Loonbetaling
4.9.
De vordering van [verweerster] tot betaling van het loon wordt toegewezen vanaf 10 april 2020 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd. Starskin heeft haar stelling dat [verweerster] “niet intrinsiek bereid en beschikbaar is geweest haar werkzaamheden te hervatten” niet onderbouwd, terwijl het door het onterecht gegeven ontslag op staande voet aan Starskin te wijten is dat [verweerster] haar werkzaamheden niet heeft uitgevoerd.
4.10.
De maximale wettelijke verhoging wordt ook toegewezen. De kantonrechter ziet, gezien het onterecht gegeven ontslag op staande voet en de impact hiervan voor [verweerster] , geen reden om de wettelijke verhoging vanwege het te laat betalen van het loon te matigen. Starskin heeft de crisissituatie waarin zij zegt zich te bevinden ook niet onderbouwd met bijvoorbeeld informatie over haar financiële situatie.
4.11.
De wettelijke rente over het loon en de wettelijke verhoging worden vanaf iedere datum van verschuldigdheid toegewezen.
Uit Hof Leeuwarden 12 november 2012 (LJN BX9673) volgt dat de werkgever direct na afloop van het tijdvak bedoeld in artikel 7:623 zonder nadere ingebrekestelling in verzuim is, zodat vanaf die datum wettelijke rente verschuldigd is over het achterstallig loon.
De wettelijke verhoging is verschuldigd indien het in geld vastgesteld loon niet binnen drie dagen na de door art. 7:623 en 7:624 lid 1 BW toegestane termijn is betaald. In deze zaak is dat binnen drie dagen na de laatste dag van de maand waarover het loon verschuldigd is. Voor de verschuldigdheid van de wettelijke verhoging is, gelet op de fatale wettelijke termijn, geen aanzegging of ingebrekestelling nodig (zie Hof ’s-Hertogenbosch 13 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:969). De werkgever verkeert na het verstrijken van die termijn in verzuim en is vanaf dan de wettelijke rente over deze verhoging verschuldigd.
Salarisspecificaties
4.12.
[verweerster] verzoekt - blijkens punt 58 van het verweerschrift thans in de hoofdzaak - verstrekking van de salarisspecificaties vanaf april 2020, op straffe van een dwangsom. Starskin heeft hier niet op gereageerd. Het verzoek tot het verstrekken van de salarisspecificaties wordt, gelet op artikel 7:626 BW, toegewezen. Nu niet is gebleken van enig weigerachtig gedrag van Starskin ten opzichte van het verstrekken van de specificaties, wordt het verzoek om een dwangsom vast te stellen afgewezen.
Wedertewerkstelling
4.13.
Gelet op wat verder in deze beschikking wordt overwogen over het eindigen van het dienstverband, ziet de kantonrechter geen aanleiding om Starskin te veroordelen om [verweerster] weder tewerk te stellen.
Subsidiaire tegenverzoeken [verweerster]
4.14.
Omdat het primaire tegenverzoek van [verweerster] in de hoofdzaak (vernietiging van het ontslag op staande voet) wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan het subsidiair en meer subsidiair verzochte.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.15.
De kantonrechter stelt vast dat er geen sprake is van een opzegverbod.
4.16.
Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
Ontbinding op grond van verwijtbaar handelen
4.17.
Starskin voert allereerst aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in het verwijtbaar handelen van [verweerster] (de zogenoemde e-grond). Starskin heeft wat betreft het verwijtbaar handelen verwezen naar de feiten waarmee zij ook het bestaan van een dringende reden heeft onderbouwd (hiervoor onder 4.5.).
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Starskin in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.18.
Bij de beoordeling van een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen of nalaten wordt niet getoetst aan onkunde of onmacht van de werknemer maar aan onwil of moedwil. De werkgever moet onderbouwen, en bij gemotiveerde betwisting bewijzen, dat de werknemer zich niet wil aanpassen en dat niet kan worden volstaan met een minder ingrijpende disciplinaire maatregel dan ontslag, of dat het verweten handelen of nalaten zo ernstig is dat een disciplinaire maatregel niets zal veranderen aan de noodzaak van ontslag. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Starskin hiervoor onvoldoende aangevoerd.
In 4.7. van deze beschikking is al geconstateerd dat [verweerster] op sommige punten steken heeft laten vallen. Er is echter geen sprake van werkweigering, maar er bestaat eerder discussie over de manier waarop [verweerster] haar werkzaamheden uitvoerde. Ook kan niet worden gezegd dat [verweerster] zich niet wil aanpassen, zij heeft immers meermaals om hulp gevraagd.
De feiten die Starskin ter onderbouwing van het verwijtbaar handelen aanvoert, zijn grotendeels terug te voeren op vermeend disfunctioneren van [verweerster] . Hiervoor bestaat de ontbindingsgrond wegens ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid (de ‘d-grond’), waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat de werkgever de werknemer van het disfunctioneren tijdig in kennis heeft gesteld en hem in voldoende mate in gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren. Toewijzing van ontbinding op grond van verwijtbaar handelen, terwijl feitelijk sprake is van disfunctioneren, zou erop neerkomen dat aan [verweerster] de waarborgen die gelden voor de d-grond worden onthouden. De gestelde feiten kunnen dan ook niet leiden tot een voldragen e-grond.
Eventuele verwijtbare handelingen van [verweerster] (bijvoorbeeld het niet controleren van het geautomatiseerd online gaan van posts) zijn daarnaast onvoldoende om een voldragen e‑grond te kunnen aannemen. De vereiste ernst, waardoor van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, ontbreekt.
Ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsrelatie
4.19.
Starskin voert daarnaast aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in de verstoorde arbeidsrelatie tussen partijen. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Starskin in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.20.
Partijen zijn het erover eens dat in de korte tijd dat [verweerster] werkzaam is bij Starskin, de communicatie tussen hen snel is verslechterd. [verweerster] geeft aan dat de baan niet is wat zij ervan verwachtte, terwijl bij Starskin snel twijfels zijn gerezen over de geschiktheid van [verweerster] .
Door het thuiswerken in verband met het coronavirus en de twijfels over de output, waarbij vast staat dat het [verweerster] niet was opgevallen dat haar posts niet live gingen in verband met een technische fout, is het niet gek dat Starskin haar op kantoor uitnodigde voor een gesprek. De opstelling van beide partijen in dit gesprek laat echter te wensen over. Zo opent de heer [naam CEO Starskin] , CEO van Starskin, het gesprek na een korte introductie met de zin “
So. I have to say that your behaviour is unbelievable”Ook na het gesprek heeft Starskin niet geprobeerd de situatie te de-escaleren, maar heeft zij de situatie verergerd door [verweerster] op staande voet te ontslaan. Dat het vertrouwen ook aan de kant van [verweerster] weg is, heeft zij tijdens de zitting bevestigd en blijkt daarnaast uit het feit dat zij het gesprek van
7 april 2020 heimelijk heeft opgenomen. Een samenwerking met de heer [naam CEO Starskin] ziet [verweerster] desgevraagd niet zitten, terwijl hij nu een deel van haar taken uitvoert en hier als CEO ook in de toekomst bij betrokken zou blijven. Ten slotte is daar nog de e-mail van Starskin aan de collega’s in Eindhoven over het vertrek van [verweerster] . Hierin staat:
“Because of totally unacceptable behaviour and work attitude as per immediate effect [verweerster] has been fired.”Het spreekt voor zich dat dit een terugkeer van [verweerster] op de werkvloer ernstig bemoeilijkt.
Naar het oordeel van de kantonrechter is gezien alle hiervoor vermelde omstandigheden sprake van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat voorzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van Starskin kan worden gevergd. Dit levert een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op.
4.21.
Herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn is, gelet op de omvang van Starskin (20 werknemers, waarvan 17 in Eindhoven werkzaam zijn) en het onvermijdelijke contact met de heer [naam CEO Starskin] , niet mogelijk.
4.22.
De conclusie is dat het verzoek van Starskin tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden toegewezen.
Opzegbeding in arbeidsovereenkomst
4.23.
[verweerster] heeft nog aangevoerd dat er geen opzegbeding is overeengekomen. De kantonrechter begrijpt dit als een beroep op artikel 7:671b lid 10, onderdeel a, waarin staat dat aan de werknemer een vergoeding kan worden toegekend voor de resterende duur van de arbeidsovereenkomst indien wordt ontbonden terwijl er niet tussentijds kon worden opgezegd.
[verweerster] heeft in dit verband naar voren gebracht dat het in de arbeidsovereenkomst opgenomen tussentijdsopzegbeding
ineffectiveis verklaard en dus niet meer geldt tussen partijen. In de e-mail van Starskin van 18 december 2019 over het opzegbeding staat namelijk het volgende.
“As mentioned in our conversation, I hereby confirm that Starskin Group B.V. has no intention to terminate the contract during the period of the labour agreement as attached in this e-mail.”
Daarnaast heeft zij nooit begrepen dat het zou gaan om een tussentijdsopzegbeding. Zij heeft in ieder geval niet de wil gehad om dit overeen te komen en dit was Starskin ook bekend, aldus [verweerster] .
4.24.
De door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst heeft tussen hen dwingende bewijskracht (volgens artikel 157 Rv). Dit wil zeggen dat de kantonrechter in beginsel uitgaat van wat er in de arbeidsovereenkomst staat. Dat is het volgende.
“Either party may terminate the Employment Contract as per the last day of any calendar month by providing written notice to the other party with due observance to the statutory notice period.”
Hieruit blijkt duidelijk dat sprake is van een tussentijdsopzegbeding.
Wat [verweerster] heeft aangevoerd, acht de kantonrechter onvoldoende om aan te nemen dat er geen opzegbeding is overeengekomen. Dat zij niet de wil had om dit overeen te komen, is onvoldoende onderbouwd. Ook is niet onderbouwd op grond waarvan dit duidelijk had moeten zijn voor Starskin. Hierbij is van belang dat het beding in duidelijke bewoordingen is opgenomen en niet voor meerdere uitleg vatbaar is. Dat [verweerster] mogelijk niet heeft begrepen dat Starskin deze bevoegdheid zonder dit beding niet had gehad, maakt dit niet anders. Zij heeft immers zonder van tevoren om uitleg te vragen de arbeidsovereenkomst ondertekend en is daarmee akkoord gegaan met de inhoud daarvan.
Met Starskin is de kantonrechter van mening dat de e-mail van 18 december 2019 in het licht moet worden gelezen van eerdere correspondentie over het aanvragen van een hypotheek door [verweerster] .
[verweerster] heeft namelijk gevraagd om aanpassing van de arbeidsovereenkomst op het punt van het opzegbeding, vanwege opmerkingen van haar hypotheekadviseur hierover. Het antwoord van Starskin luidde als volgt.
“Why is the mortgage advisor asking? If you have any issue to require the mortgage based on the contract, I’m happy to confirm by e-mail that we have no intention to terminate the contract during the period of the contract. By writing this, I will send a separate e-mail to confirm this anyway.
Is this sufficient? Otherwise I have to discuss it with [naam] and the sign off will be end of this year.”
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt hieruit dat een intentie werd uitgesproken de arbeidsovereenkomst niet op te zeggen, geen garantie. Als [verweerster] het opzegbeding uit het contract wilde hebben, moest dit intern overlegd worden. [verweerster] mocht er dus naar aanleiding van dit bericht niet op vertrouwen dat het opzegbeding was komen te vervallen.
4.25.
Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van een overeenkomst voor bepaalde tijd die tussentijds kan worden opgezegd. Dit betekent dat het 9e lid van artikel 7:671b van toepassing is, en niet het 10e. Dit heeft gevolgen voor de datum van de ontbinding.
Datum ontbinding
4.26.
Starskin verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden met onmiddellijke ingang. Gelet op het bepaalde in artikel 7:671b lid 9, onderdeel b, BW, is dit slechts mogelijk in het geval van
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Starskin verwijst ter onderbouwing van de ernstige verwijtbaarheid naar de feiten die ook ten grondslag liggen aan het ontslag op staande voet en de opzegging vanwege verwijtbaar handelen.
4.27.
Onder 4.18. van deze beschikking is al bepaald dat geen sprake was van tot ontbinding nopend verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerster] . Naar het oordeel van de kantonrechter is er ook geen sprake van
ernstigverwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerster] . Deze lat ligt immers nog hoger.
4.28.
De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 september 2020. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, een en ander met behoud van een termijn van ten minste één maand.
Billijke vergoeding
4.29.
Gesteld noch gebleken is dat [verweerster] recht heeft op een billijke vergoeding op grond van artikel 7:671b lid 9, onderdeel c.
Transitievergoeding
4.30.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat Starskin aan [verweerster] een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst op verzoek van Starskin is ontbonden. Aan deze voorwaarde is voldaan. De kantonrechter kent aan [verweerster] indachtig artikel 7:673 lid 2 BW daarom een transitievergoeding toe van € 300,00.
4.31.
Starskin vindt dat er geen transitievergoeding verschuldigd is, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] . Onder verwijzing naar 4.27. oordeelt de kantonrechter dat er in dit geval geen reden is om af te zien van de transitievergoeding.
Voorlopige voorzienig
4.32.
Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verweerster] in de hoofdzaak, is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
Proceskosten
4.33.
Nu partijen over en weer op punten in het (on)gelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het bij brief van 10 april 2020 gegeven ontslag op staande voet;
5.2.
veroordeelt Starskin om aan [verweerster] te betalen het loon vanaf 10 april 2020 tot
1 september 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de kalendermaand waarop het loon betrekking heeft tot aan de dag van betaling;
5.3.
veroordeelt Starskin om aan [verweerster] de wettelijke verhoging over het loon vanaf 10 april 2020 te betalen, te berekenen conform artikel 7:625 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag van betaling;
5.4.
veroordeelt Starskin om aan [verweerster] salarisspecificaties te verstrekken vanaf april 2020;
5.5.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2020;
5.6.
veroordeelt Starskin om aan [verweerster] een transitievergoeding te betalen van € 300,00;
5.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.8.
verklaart deze beschikking wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af wat meer of anders is verzocht of gevorderd.
Deze beschikking is gewezen door mr. I.S. Verstraelen, kantonrechter en op 16 juli 2020 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.