2.4.8.De rechtbank zal nu beoordelen of er ten aanzien van specifieke schoenenleveranciers al dan niet verlengde betalingsafspraken zijn gemaakt.
2.4.8.1. Uit de hiervoor genoemde productie 90-6 van de curator blijkt niet van verlengde betalingsafspraken met de daarin genoemde leveranciers en [naam inkoopassistente] was daarvan ook niet op de hoogte.
2.4.8.2. Productie 37 (overgelegd door [gedaagden] ) is een brief van [gedaagde 1] namens Helioform aan HOS, gedateerd 18 maart 2013, en kennelijk bestemd voor [getuige 5] .
Deze brief luidt als volgt (cursivering rechtbank):
Onder verwijzing naar het gesprek wat ik hedenochtend heb gehad met [X] en [Y] inzake de (door) leveringen van Helioform c.s. aan House of Shoes NL B.V. hebben wij besloten in navolging van de afspraken ten aanzien van Verkuilen c.s. ook voor House of Shoes een krediettermijn van minimaal 120 dagen met een uitloop tot maximaal 180 dagen, dit afhankelijk van de omzetsnelheid in de winkels.
Zoals ik reeds meedeelde is ECCO ook akkoord gegaan met 120 dagen
2.4.8.3. De curator heeft aan [gedaagden] gevraagd hiervan het origineel in het geding te brengen, maar [gedaagden] stellen dat zij daarover niet beschikken en evenmin over originele kopieën. Deze brief is niet door de curator in de administratie van HOS aangetroffen. De curator stelt dat hij deze brief heeft voorgelegd aan de curator van Helioform en dat die grote twijfels heeft over de authenticiteit van deze brief, een en ander als in de brief van mr. Van den Dungen van 15 januari 2020, prod. 107 van de curator, weergegeven.
[gedaagden] hebben niet bestreden dat deze brief door de curator van Helioform niet in de administratie en documentatie van Helioform is aangetroffen en dat het document onder meer qua vorm afwijkt van de “andere” afspraken die in de betreffende jaren door Helioform met de aan haar gelieerde ondernemingen en andere grote afnemers zijn gemaakt en dat bij geen van de door Helioform gestuurde brieven gebruik is gemaakt van het papier dat bij het opstellen van deze op 18 maart 2013 gedateerde brief het geval is. [gedaagden] hebben ook niet duidelijk gemaakt wat de reden was van het niet overleggen van deze productie bij conclusie van antwoord, de conclusie ter comparitie dan wel bij akte na comparitie. Dit terwijl deze brief voor het verweer van [gedaagden] van groot belang was, omdat volgens hun stellingen Helioform in 2013 de belangrijkste leverancier was voor HOS. Volgens de akte overlegging producties van [gedaagden] betrof de inkoop van HOS NL bij Helioform in 2013 35,7% van de totale inkoop bij schoenenleveranciers in dat jaar. Ter comparitie heeft [gedaagde 1] ook niet naar voren gebracht dat deze afspraak destijds is gemaakt, hetgeen opvallend is omdat dit voor de liquiditeit een heel belangrijke afspraak was. Ook [getuige 2] heeft daar toen niets over verklaard. Het zou ook voor de hand hebben gelegen bij de liquiditeitsprognoses deze afspraak als zodanig in de cijfers te verwerken in plaats van met meer theoretische modellen te werken, zeker omdat [getuige 2] als getuige heeft verklaard dat als [getuige 5] een cash stroom overzicht zou hebben gemaakt hij daarin rekening zou houden met de specifieke afspraken die met de diverse leveranciers waren gemaakt. De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij niet meer kan zeggen of hij de brief van 18 maart 2013 destijds heeft gezien of niet. Maar gelet op het grote belang van deze brief voor het leverancierskrediet en gegeven dat [getuige 5] de cashstroomplanningen maakte, zou het voor de hand hebben gelegen dat [getuige 5] met deze brief bekend was en daarvan nog zou hebben geweten indien hij die brief zou hebben gezien of daarvan in kennis zou zijn gesteld. [getuige 2] zou de brief in cc hebben gekregen. Die heeft als getuige niets over (de ontvangst van) deze brief verklaard en evenmin verklaard dat deze afspraak in het kader van de beoordeling van de vraag of een doorstart verantwoord was, is meegenomen, hetgeen zeer voor de hand zou hebben gelegen vanwege het belang van deze afspraak voor het werkkapitaal/de cashstroom. Tot slot is van belang dat [gedaagden] niet hebben aangegeven hoe zij de beschikking hebben gekregen over deze kopie, die kennelijk niet een originele kopie is. Dat had naar aanleiding van de door de curator bestreden authenticiteit van deze brief wel voor de hand gelegen.
2.4.8.4. De curator heeft als productie 92-1 t/m 92-5 facturen van Helioform uit de beginperiode van HOS in het geding gebracht, waarop telkens een betalingstermijn van minder dan twee maanden staat. De curator heeft als productie 92 facturen overgelegd van Helioform en een overzicht van betalingen door HOS van in totaal € 385.000,00 in maart 2013 (prod. 92-6). Die betalingen zijn volgens dat overzicht deels toegerekend/afgeboekt op 3 facturen van Helioform aan HOS van maart 2013 (productie 92 sub 1-3), waaruit volgt dat toen in ieder geval feitelijk geen lange betalingstermijnen zijn gehanteerd.
2.4.8.5. De rechtbank is op basis van al het voorgaande van oordeel dat de authenticiteit van deze brief aan zeer grote twijfel onderhevig is en daarom niet kan worden uitgegaan van de daarin opgenomen betalingstermijnen. Hieraan doet productie 48 van [gedaagden] niet af, omdat het hierbij gaat om een brief van 12 februari 2014 en daaruit niet blijkt dat de daarin genoemde betalingstermijn van 180 dagen na factuurdatum voor leveringen van Helioform en Colly voor HOS gold vanaf de start van HOS in 2013.
2.4.8.6. Ten aanzien van een aantal andere leveranciers zijn door partijen specifieke stellingen ontwikkeld met betrekking tot (afgesproken) betalingstermijnen. De rechtbank zal die hieronder behandelen. Na de naam van de leverancier staat telkens zo veel mogelijk de termijn die volgens [gedaagden] met die leverancier is afgesproken. Verder worden telkens de producties genoemd die op de leveranciers betrekking hebben.
a.
Ecco EMEA Shoes BV(120 dagen), prod. 89-1 curator; prod. 39, 51 en 52 [gedaagden]
Uit prod. 89-1 van de curator lijkt te volgen dat niet van de aanvang af een termijn van 120 dagen gold, maar van 90 dagen. Prod. 51 is een e-mail van Ecco van 29 januari 2013 waarin aan HOS wordt aangeboden een gefaseerde betalingstermijn van 90/120 dagen netto. Prod. 52 behelst de goedkeuring van Ecco d.d. 12 maart 2013 van de verlenging van de krediettermijn tot 120 dagen. Prod. 39 betreft een brief van Ecco van 9 augustus 2013 waarin staat dat de verlengde betalingstermijn van 120 dagen op dat moment ruimschoots verstreken was.
De conclusie van al deze stukken, in onderling verband en samenhang bezien, is dat met betrekking tot Ecco kan worden uitgegaan van een gefaseerde betalingstermijn van maximaal 120 dagen.
b.
Van Gastel Schoenen BV(120 dagen), prod. 89-2, 95 en 105 curator ; prod. 40 [gedaagden]
Prod. 40 van [gedaagden] betreft een e-mail van 21 juni 2013 van Van Gastel aan [gedaagden] waarin over een 120 dagen grens voor een openstaande post wordt gesproken. Daaruit blijkt niet dat van de aanvang af deze afspraak is gemaakt. Uit productie 89-2 van de curator blijkt dat [naam medewerker 1] van Van Gastel intern heeft onderzocht of er een betalingsconditie van 120 dagen is overeengekomen en dat hij daarvan niets heeft aangetroffen, terwijl [naam medewerker 2] van Van Gastel -die destijds contact had met HOS- het dossier had gevuld met alle mailwisselingen en afspraken van destijds. De curator heeft mails van [naam medewerker 2] overgelegd (prod. 95-1) waaruit een betalingstermijn van 30 dagen voortvloeit. Uit het betalingsoverzicht (prod. 95-2) blijkt dat de betalingen feitelijk (ruim) twee maanden later plaatsvonden dan die termijn. [naam medewerker 2] bevestigt bij e-mail van 15 november 2017 (productie 105 curator) dat geen andere afspraken zijn gemaakt dan de standaard betaalcondities.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de stukken van de curator aannemelijk geworden dat er geen verlengde betalingstermijn met Van Gastel is afgesproken. De 120 dagen grens houdt mogelijk verband met de termijn die de kredietverzekeraar hanteerde, maar zegt niets over initieel gemaakte afspraken.
c.
Fros International BV (90-120 dagen), prod. 89-3 curator
Formeel gold een standaard betalingstermijn van 30 dagen. Materieel werd, zonder voorafgaande afspraak, 90-120 dagen toegestaan.
d.
VF(90-120 dagen), prod. 89-5 curator en prod. 41 [gedaagden]
Uit de productie van de curator laat zich afleiden dat VF een standaard betalingstermijn van 30 dagen hanteerde en dat voor 2014 betaling in termijnen gold binnen 60 dagen. Uit prod. 41 van [gedaagden] volgt echter dat de Credit Controller van deze leverancier 120 dagen aanhield als leidraad. Volgens de email van [gedaagde 1] was er sprake van twee maanden valuta, hetgeen zou betekenen dat de eerste twee maanden sowieso niets betaald hoefde te worden en pas daarna de betalingstermijn ging lopen.
De rechtbank oordeelt op basis van deze stukken dat het alleszins mogelijk is dat een verlengde termijn is afgesproken.
e.
Jascom(prod. 89-6 curator)
Daarmee was een voorkeurstermijn van 3/4 maanden, met een maximum van 5 maanden afgesproken.
f.
Esprit(prod. 89-7 curator)
Tot en met augustus 2013 werd gewerkt met voorafbetaling als voorwaarde na faillissement. Daarna werd geleverd op factuur met 30 dagen netto als maximale betaaltermijn.
g.
Arwy(prod. 89-8 curator)
In het voorjaar 2013 werd geleverd tegen voorafbetaling en vanaf herfst/winter 2013 seizoen gold 50% vooruitbetaling en 50% binnen 30 dagen, waarvan niet is afgeweken.
h.
Jochie(prod. 89-9 curator)
Officieel was een maximale betalingstermijn van 45 dagen overeengekomen. Na aanmaningen werden termijnbetalingen geaccepteerd.
i.
Sieben(Carmens en Pitt) (prod. 89-10 curator)
Er was regelmatig telefonisch contact over betalingen. Afhankelijk van de aangegeven financiële mogelijkheden werden telkens mondelinge betalingsafspraken gemaakt. De betalingstermijn liep wel eens verder uit dan 60 dagen.
j.
Skechers(120 dagen), (prod. 89-11 curator en prod. 42 [gedaagden] )
Uit de productie van de curator blijkt dat voor HOS nieuw een maximale betalingstermijn van 30 dagen gold. Productie 42 van [gedaagden] kan daaraan niet afdoen. Die dateert van 19 mei 2014 en vermeldt alleen dat de maximale krediettermijn 120 dagen is, maar niet dat in 2013 een verlengde betalingstermijn is overeengekomen of gold.
k.
Chaos(prod. 89-12 curator)
Er gold van de aanvang af een bijzondere afspraak dat betalingen mochten worden uitgesmeerd over 3-6 maanden, met de aantekening dat er wel een periodieke betaling moest plaatsvinden en het totaal uitstaand bedrag niet te hoog mocht oplopen. Maar volgens het overzicht van [gedaagden] bij akte overlegging producties van 20 augustus 2019 heeft Chaos in 2013 niets geleverd.
l.
The New Shoecompany BV/ Achten(120 dagen) (prod. 91-12 curator en prod. 43 [gedaagden] )
Volgens de door de curator overgelegde factuur gold een betalingstermijn van 90 dagen. De door [gedaagden] overgelegde productie betreft op 20 december 2013 gemaakte afspraken, hetgeen niets zegt over wat begin 2013 met deze leverancier(s) is afgesproken. Er blijkt niet van (verder) verlengde betalingsafspraken.
m.
Wortmann(120 dagen), (prod. 45 [gedaagden] , prod. 106 sub IV curator)
[gedaagden] hebben een e-mail van [naam medewerker 3] overgelegd waaruit blijkt dat als een levering door de kredietverzekering is gedekt een betalingstermijn van 120 dagen gold en dat anders vooraf betaald moest worden. Dit geldt voor Wortmann, Shoe.com en Jana Shoes. Volgens de door de curator overgelegde factuur gold een maximale betalingstermijn van 2 maanden en is dat zo ook ingeboekt in het interne inkoopsysteem van HOS
Volgens de getuige [getuige 3] was door [naam medewerker 3] met HOS afgesproken dat zij gefaseerd mocht betalen volgens een schema 30-60-90-120, hetgeen betekende dat een leverantie in delen mocht worden betaald maar uiterlijk na 120 dagen voldaan moest zijn. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Dit klopt met de mail van [naam medewerker 3] .
n.
Brainwave(120 dagen), (prod. 46 [gedaagden] )
Hieruit blijkt slechts dat in de loop van 2014 een betalingstermijn van 120 dagen gold, waartegenover Helioform een garantieverklaring verschafte. Dit zegt niets over afspraken voor 2013. Uit productie 91-16 van de curator blijkt dat op de facturen een betalingstermijn van 30 dagen is vermeld.
o.
Calzatura Lamica(120 dagen) (prod. 47 [gedaagden] en prod. 106-VI curator)
Volgens de productie van de curator gold een termijn van 60 dagen. De e-mail van Lamica die [gedaagden] hebben overgelegd dateert van 15 november 2014 en zegt niets over afspraken van begin 2013.
p.
Colly(180 dagen), (prod. 37 en 48 [gedaagden] )
De curator heeft de authenticiteit van prod. 37 betwist. De rechtbank is daarop hiervoor al ingegaan. Prod. 48 dateert van 12 februari 2014 en kan hooguit meebrengen dat vanaf die datum een betalingstermijn van 180 dagen gold. Voor de periode daarvoor zegt dat niets. Volgens de curator heeft Colly in 2013 niet aan HOS geleverd. Dat klopt met het overzicht van [gedaagden] in de akte overlegging producties van 20 augustus 2019.
q.
Ara(prod 90-15 curator)
Dit is een factuur van 10 juli 2014 met een valutadatum van 31 oktober 2014 en een betalingstermijn van 40 dagen netto. Volgens [gedaagden] begint die betalingstermijn pas te lopen vanaf de valutadatum. Dat heeft de curator niet bestreden. De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat een betalingstermijn is overeengekomen van 3 maanden, in die zin dat een valutadatum werd afgegeven van 3 maanden en dat vervolgens de normale betalingstermijn begon te lopen. Dat gold volgens hem in ieder geval voor 2014. In zijn herinnering heeft er in 2014 geen verandering plaatsgevonden ten opzichte van 2013, maar om het zeker te weten zou hij dat moeten opzoeken. Hoewel dit geen echte helderheid schept voor 2013 is het dus alleszins mogelijk dat ook voor 2013 verlengde betalingstermijnen zijn afgesproken.
r.
SL Services (USG Brands)
Volgens de getuigenverklaring van [gedaagde 1] gold met deze leverancier een betalingsafspraak van 120 dagen gefaseerd. Aan het proces-verbaal getuigenverhoor is een betalingsschema van SL Services van 6 maart 2013 gehecht. Daaruit blijkt dat leveringen in voornamelijk tweewekelijkse (niet gelijke) termijnen mochten worden voldaan. Leveringen tot in totaal € 244.000,00 in de weken 11, 13 en 15, moesten geheel voldaan zijn in week 24, met kennelijk gedeeltelijke vooruitbetalingen. Daaruit blijkt van gefaseerde betalingen over maximaal 11 weken.
s.
Serve & Volley Footwear(productie 89-4 curator)
Volgens de productie van de curator gold de afspraak dat een factuur binnen 3 maanden moest worden betaald, elke maand 1/3 e deel er van. Volgens [gedaagden] gold dat betalingen over 3 maanden en zes dagen mochten worden uitgesmeerd. In een ritme 36 dagen, 66 dagen, 96 dagen.
t.
Esprit. Arwy, Birkenstock en Clic
[gedaagden] erkennen dat deze, volgens hen kleinere, leveranciers vooruitbetaling eisten.
u.
andere leveranciers
[gedaagden] stellen dat de door de curator overgelegde lijst van leveranciers (prod. 86) niet compleet is. Zij hebben aangevoerd dat over 2013 leveranciers met een gezamenlijke inkoopwaarde van ongeveer € 750.000,00 niet op de lijst van de curator staan (ruim 12 % van de inkoopwaarde) en dat uit productie 36 blijkt dat ook met die leveranciers ruime betaalafspraken zijn gemaakt. Dat laatste blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter niet uit die productie.