Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 januari 2020 in de zaken tussen
Achterste Hoef Beheer BV en Achterste Hoef BV, te Bladel, eisers 2,
Windpark De Pals BV, te Eindhoven, vergunninghoudster.
Procesverloop
Overwegingen
- Vergunninghoudster heeft op 15 november 2018 voor het windpark een aanvraag voor een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) ingediend bij het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (GS). Zij heeft op
- De ontwerp-omgevingsvergunning heeft van 7 december 2018 tot en met
- Op 26 februari 2019 heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend.
- Op dezelfde datum hebben GS de Verordening ruimte Noord-Brabant (VrNB) gewijzigd in verband met de omgevingsvergunning voor Windpark De Pals (wijzigingsverordening). Hierbij is de begrenzing van de structuur ‘Natuur Netwerk Brabant’ (NNB) gewijzigd.
- Bij beschikking van 27 augustus 2019 heeft de rechtbank zich bevoegd verklaard kennis te nemen van de beroepen tegen het bestreden besluit.
- Op 21 oktober 2019 hebben GS de gevraagde Wnb-vergunning verleend.
- Eisers 2 hebben een recreatiepark in eigendom. Dit park ligt op ongeveer 1.000 meter afstand van de windmolens, binnen de afstand van tien maal de tiphoogte van de windmolens (220 meter).
De rechtbank behandelt eerst de beroepsgronden over het afwijken van het bestemmingsplan en de daarmee samenhangende wijziging van de VrNB. Daarna bespreekt de rechtbank de overige beroepsgronden tegen de toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan en de beroepsgronden tegen de overige activiteiten.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder, gelet op de afstand van meer dan 5 kilometer, geen aanleiding heeft hoeven te zien voor een onderzoek naar de cumulatieve effecten met windpark Laarakkerdijk. Eisers 1 wijzen op de beïnvloeding van het stiltegebied Witrijt door een vergroting van de 42 Lden contour, maar laten na om te duiden welke negatieve effecten deze invloed tot gevolg kan hebben op de aanwezige ecologische waarden binnen dat stiltegebied.
Alle afspraken die vastgelegd zijn in de anterieure overeenkomst (d.d. 24 augustus 2018) en de daarbij behorende addenda I (d.d. 6 februari 2019) en II (d.d. 6 november 2019) dienen te worden nagekomen.” Ten overvloede wijst de rechtbank partijen erop dat, als de partijen bij deze overeenkomst en de addenda verdere aanvullingen of wijzigingen op de overeenkomst overeenkomen, deze aanvullingen en wijzigingen niet automatisch worden opgenomen in voorschrift 5 in bijlage 2 bij het bestreden besluit. Dat betekent dat vergunninghoudster, ongeacht een dergelijke aanvulling of wijziging, is gehouden aan de verplichtingen uit hoofde van de anterieure overeenkomst (d.d. 24 augustus 2018) en de daarbij behorende addenda I (d.d. 6 februari 2019) en II (d.d. 6 november 2019) op basis van voorschrift 5 in bijlage 2 bij het bestreden besluit. Als vergunninghoudster of verweerder dit willen aanpassen, zal verweerder een besluit moeten nemen over de wijziging van de omgevingsvergunning. Daartegen staat beroep open bij de bestuursrechter.
Beslissing
- verklaart het beroep van eisers 2 ongegrond;
- verklaart het beroep van eisers 1 gegrond;
- vernietigt de tweede volzin van voorschrift 5 bij de activiteit afwijken van het bestemmingsplan in bijlage 2 bij het bestreden besluit;
- wijzigt de tweede volzin van voorschrift 5 bij de activiteit afwijken van het bestemmingsplan in bijlage 2 bij het bestreden besluit als volgt: “
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan eisers 1 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers 1 tot een bedrag van € 1.575,-.
Rechtsmiddel
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.