De commissie heeft geadviseerd handhavend op te treden tegen de slechte werking van de luchtwassers, vanwege overtreding van artikel 2.123, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De commissie heeft daarbij belang gehecht aan de omstandigheid dat vergunninghouder willens en wetens andere luchtwassers heeft aangebracht dan waarvoor hij een omgevingsvergunning heeft gekregen.
Verweerder heeft, anders dan de commissie heeft geadviseerd, van handhavend optreden tegen deze luchtwassers afgezien, omdat eigenaar van het bedrijf dat de luchtwassers heeft geleverd is overleden en het bedrijf niet meer bestaat. Vergunninghouder kan de leverancier dan ook niet meer aansprakelijk stellen voor de slechte werking van de luchtwassers. Handhavend optreden kan volgens verweerder onder die omstandigheden leiden tot het faillissement van vergunninghouder, terwijl er sprake is van een overmachtssituatie.
De kosten van aanschaf van een nieuwe luchtwasser zijn zeer hoog. Vergunninghouder heeft met goede intenties een luchtwasser aangeschaft die theoretisch beter en milieuvriendelijker is dan de vergunde. Als vergunninghouder voor die luchtwasser een vergunning zou hebben aangevraagd, zou deze destijds, op basis van de toen voorhanden gegevens, waarschijnlijk ook zijn verleend.
Inmiddels is gebleken dat diverse combiluchtwassers, waaronder de geplaatste, niet het gewenste rendement behalen. Dit is een landelijk probleem. Naar de oplossing daarvan wordt op dit moment onderzoek gedaan. Het belang van (het afwachten van) de uitkomst daarvan is groter dan het belang om nu op te treden tegen de geplaatste combiluchtwasser. Handhaving zou daarom onevenredig zijn, aldus verweerder.
Uit onderzoek, naar aanleiding van het bezwaar over de situering van stal 3, is gebleken dat de geurbelasting 17,9 Ou/m3 zou hebben bedragen als de stal op de juiste plaats zou zijn gebouwd en 17,4 Ou/m3 is bij de huidige situering van de stal. Ook zou het gebruik van een chemische combiluchtwasser meer geurbelasting hebben opgeleverd dan die van een goed werkende biologische combiluchtwasser. Op termijn, als de luchtwasser goed werkt, gaan eisers er daarom niet op achteruit ten opzichte van de vergunde wasser.
De afwijkende plaats van stal 3 heeft geen negatief effect op de milieubelasting, zodat het verzoek op dit punt volgens verweerder terecht is afgewezen. Volgens verweerder bestaat hierover met eisers geen discussie meer.