In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 6 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in een handhavingskwestie tegen een varkenshouderij. De verzoekster, een veehouderij, had bezwaar gemaakt tegen een handhavingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, dat haar drie lasten onder dwangsom had opgelegd wegens overtredingen van de omgevingsvergunning uit 2014. De verzoekster had de vergunning niet conform de voorwaarden uitgevoerd, wat leidde tot klachten van omwonenden over geurhinder.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de omgevingsvergunning niet het recht op een bepaalde geurbelasting verleent, maar enkel het recht om de onderneming conform de vergunning uit te voeren. De rechter concludeerde dat het niet onevenredig was om een last onder dwangsom op te leggen voor de eerste overtreding, gezien de ernst van de situatie en de reeds bestaande geurbelasting. De rechter schorste echter de handhaving van de lasten 2 en 3 tot de uitspraak op het beroep, en last 1 tot vier weken na de uitspraak, om verzoekster de gelegenheid te geven om de situatie te legaliseren.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor veehouderijen om zich aan de vergunningsvoorwaarden te houden en de impact van hun activiteiten op de omgeving. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten en het griffierecht ten gunste van de verzoekster toegewezen, wat de financiële druk op de veehouderij verlichtte. Deze uitspraak is van belang voor de handhaving van milieuwetgeving en de rechten van omwonenden.