ECLI:NL:RBOBR:2020:3357

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
01/993260-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen als gewoonte over meerdere jaren met substantiële geldbedragen

De rechtbank Oost-Brabant heeft op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verdachte, geboren in 1964 en woonachtig in Nederland, werd beschuldigd van het plegen van witwassen van aanzienlijke geldbedragen, in totaal 545.665 Euro, en het voorhanden hebben van diverse goederen waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, wat blijkt uit de frequentie en de omvang van de contante stortingen op zijn bankrekeningen tussen 2008 en 2016. De rechtbank hield rekening met een lichte overschrijding van de redelijke termijn bij het opleggen van de straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank verklaarde dat de verdachte wist dat de geldbedragen en goederen afkomstig waren uit misdrijf en dat hij deze illegaal verkregen middelen verhuld en gebruikt heeft. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van bepaalde inbeslaggenomen voorwerpen gelast, omdat deze voorwerpen in verband stonden met de gepleegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993260-16
Datum uitspraak: 06 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1964] ,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] [land]
verblijfsadres in Nederland, [woonplaats 2] , [adres 2] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 mei 2020.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 juni 2020 tweemaal is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 4 april 2016, tezamen en in vereniging, althans alleen, te Rotterdam, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
(van) (een) (groot) geldbedrag(en), te weten in totaal 620.244,90 Euro, - in 2008 een geldbedrag van 35.185,00 Euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of
- in 2009 een geldbedrag van 75.535,00 Euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of
- in 2010 een geldbedrag van 125.920,00 Euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of
- in 2011 een geldbedrag van 58.990,00 Euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of
- in 2012 een geldbedrag van 72.280,00 Euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of - in 2013 een geldbedrag van 96.785 Euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of
- in 2014 een geldbedrag van 69.223,74 Euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of - in 2015 een geldbedrag van 65.276,16 Euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of
- in 2016 een geldbedrag van 21.050,00 Euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
in elk geval (van) een of meer (grote) geldbedrag(en)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing verborgen en/of verhuld,
en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovengenoemd(e) geldbedrag(en) was of het voorhanden had
en/of
bovenomschreven geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik gemaakt
en/of
(van) (een) goed(eren), waaronder onder andere
- een bromfiets Piaggio Vespa, [kenteken 1] en/of
- een personenauto merk Volkswagen Polo, [kenteken 2] ,
- een personenauto merk Mercedes Benz, [kenteken 3] en/of
- een jetski, merk Yamaha, type Waverunner, [kenteken 4] en/of
- een trailer voor het vervoer van een jetski en/of - een bromfiets, merk Piaggio C38, [kenteken 5] en/of
- diverse horloges, in elk geval een of meerdere horloge(s) en/of - een Renault Master en/of - een (aantal) [vliegmaatschappij] vliegticket(s)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing verborgen en/of verhuld,
en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovengenoemd(e) voorwerpen was of het voorhanden had en/of
bovenomschreven voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie kan het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen, in die zin dat verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Het standpunt van de verdediging.
Primair stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat het witwasvermoeden door het OM onvoldoende is onderbouwd. Er kan op grond van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld waaruit blijkt dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen contant geld uit misdrijf afkomstig is.
Subsidiair voert de raadsman aan dat verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst. Het OM heeft de verklaringen van verdachte terzijde geschoven zonder de alternatief genoemde herkomst te onderzoeken. Voor die gedeeltes van de tenlastelegging dient vrijspraak te volgen.
Meer subsidiair, indien de rechtbank het aannemelijk acht dat de geldbedragen en voorwerpen afkomstig zijn uit eigen misdrijf van verdachte, voert de raadsman aan dat in ieder geval voor wat betreft het storten van geldbedragen op eigen rekening niet kunnen worden gekwalificeerd als witwassen, omdat er geen sprake is van een verhullingshandeling. Dit dient te leiden tot ontslag van rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
De gebezigde bewijsmiddelen.
(NIET OPGENOMEN IN DE GEPUBLICEERDE VERSIE VAN HET VONNIS)

Overwegingen omtrent het bewijs.

Beoordelingskader witwassen.
De rechtbank stelt voorop dat niet is komen vast te staan dat de tenlastegelegde geldbedragen en goederen uit eigen misdrijf afkomstig zijn. Witwassen kan volgens vaste rechtspraak [1] onder die omstandigheden toch bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling daarvan moeten zes stappen worden doorlopen.
Allereerst moet worden vastgesteld of er feiten en omstandigheden zijn waaruit een vermoeden van witwassen kan worden afgeleid. Voor het vaststellen van een dergelijk vermoeden kunnen witwasindicatoren worden gebruikt. Wanneer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van een verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Indien en voor zover de verklaring van verdachte daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, herkomst van het geld. Uit de resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Feiten en omstandigheden.
Op 4 april 2016 heeft de politie een doorzoeking gedaan in de woning aan de [adres 2] te [woonplaats 2] waar verdachte toen verbleef. Daarbij zijn o.a. de tenlastegelegde Mercedes Benz, bromfiets Piaggio C38, diverse (op het eerste gezicht dure merk-)horloges, Renault Master en een aantal [vliegmaatschappij] vliegtickets aangetroffen. Naar aanleiding daarvan is een witwasonderzoek gestart. De bankrekeningen van verdachte en het betalingsverkeer zijn geanalyseerd door de politie over de periode van 1 januari 2008 tot 4 april 2016. In het dossier is onder meer een overzicht opgenomen van alle contante stortingen en opnames van de bankrekeningen van verdachte. Hieruit blijkt dat er in die periode contante stortingen zijn gedaan met een totaalbedrag van € 718.270,--. Ook op de bankrekeningen van de ex-vriendin en zoon van verdachte zijn in die periode contante stortingen gedaan.
Vermoeden van witwassen.
Op grond van het feit dat gedurende langere periode zeer vaak en voor aanzienlijke bedragen contant geld is gestort op de rekeningen van verdachte, in combinatie met de aangetroffen goederen en indachtig de witwastypologieën die zijn opgenomen in het dossier, is naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat de contant gestorte geldbedragen op de eigen bankrekeningen van verdachte en de aangetroffen goederen uit enig misdrijf afkomstig is. Dat betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van die contante stortingen en de aangetroffen goederen.
Met betrekking tot de bedragen die op de bankrekeningen van de zoon en ex-vriendin van verdachte zijn gestort, is de rechtbank van oordeel dat deze stortingen geen gerechtvaardigd vermoeden van witwassen opleveren, gezien de lage bedragen en de lage frequentie van deze stortingen, in combinatie met het gebrek aan witwasindicatoren en gelet op de ontkennende verklaring van verdachte dat hij die stortingen heeft verricht. De rechtbank heeft die bedragen daarom niet meegenomen in de berekening van de contante stortingen.
Geldbedragen.
Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het totaalbedrag van de op de bankrekeningen van verdachte contant gestorte bedragen in de tenlastegelegde periode
€ 718.270,-- is.
De verdediging heeft naar aanleiding van het door het OM ingestelde onderzoek op 18 september 2017 een ordner ingediend met administratieve bescheiden als verweer. Verdachte stelt daarin dat een contant bedrag van € 487.098,88 (hoofdzakelijk) afkomstig is uit inkomsten van zijn [zaken] en een legale herkomst heeft.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten aanzien van het verschil tussen deze bedragen, te weten een bedrag van € 231.171 (afgerond) geen verweer heeft ingediend of een verklaring daarover heeft afgelegd bij de politie. Verdachte heeft desgevraagd pas ter terechtzitting verklaard dat dit bedrag afkomstig is van zijn handel in [goederen en vastgoed] .
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die verdachte over dit bedrag ter terechtzitting heeft gegeven, slechts een blote stelling is die niet nader is onderbouwd. Deze verklaring kan daarom niet worden aangemerkt als een verklaring die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen ten aanzien van dit bedrag, noopt dan ook niet tot nader onderzoek door het openbaar ministerie. Dit leidt ertoe dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het bedrag van
€ 231.171 (afgerond) onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de overgelegde ordner met administratieve bescheiden overweegt de rechtbank het volgende.
Met het overleggen van deze stukken heeft verdachte een onderbouwing willen geven voor de herkomst van het bedrag van € 487.098,88. Ter terechtzitting heeft verdachte een toelichting gegeven op de aangeleverde stukken.
De politie heeft alle overgelegde bescheiden onderzocht en beoordeeld. Dit nadere onderzoek heeft geleid tot de conclusie dat het aannemelijk is dat van het bedrag van
€ 487.098,88 een bedrag van € 124.355,-- een legale herkomst heeft. Daar waar bedragen niet volledig terug te herleiden waren naar de bankrekeningen van verdachte, heeft de politie deze bedragen in het voordeel van verdachte toch in aftrek genomen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van de politie dat verdachte voor het bedrag van € 124.355,-- aannemelijk heeft gemaakt dat dit bedrag een legale herkomst heeft.
Met de verdediging is de rechtbank voorts van oordeel dat verdachte eveneens de legale herkomst van een bedrag van € 14.750,-- aannemelijk heeft gemaakt. Dit bedrag ziet op de verkoop van de [goed] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met de in het geding gebrachte stukken genoegzaam aangetoond dat deze verkoop heeft plaatsgevonden en dat de betaling contant is geschiedt.
In het voordeel van verdachte aanvaardt de rechtbank ook diens verklaring dat een contant bedrag van € 33.500,-- ter herleiden is tot een lening van zijn ex-schoonvader [getuige] . [getuige] heeft bij de rechter-commissaris onder ede bevestigd dat hij dit bedrag aan verdachte heeft geleend.
Dit betekent dat de rechtbank een bedrag van (€ 124.355,-- + € 14.750,-- + € 33.500,-- = )
€ 172.605,-- zal aftrekken van het totaalbedrag aan contante stortingen.
Ten aanzien van het resterende bedrag van (€ 487.098,88 minus € 172.605,-- =)
€ 314.493,88 overweegt de rechtbank het volgende.
Stortingen wegens contante betalingen klanten.
Verdachte heeft ter terechtzitting nogmaals verklaard dat de (overige) contante stortingen voornamelijk zijn terug te voeren op de inkomsten uit zijn [zaken] . De klanten van de [zaken] hadden verschillende opties om te betalen, waaronder de optie om contant te betalen op het moment van aflevering van de gekochte goederen. Verdachte voegde de contante betalingen bij elkaar en stortte deze vervolgens eens in de zoveel tijd op zijn eigen bankrekening. Verdachte stortte de geldbedragen op zijn privérekening in plaats van op de zakelijke bankrekeningen van zijn winkels, om stortingskosten te vermijden.
De rechtbank stelt vast dat de contante bedragen die op de bankrekeningen van verdachte zijn gestort, niet te herleiden zijn tot gedane contante betalingen van klanten. De stortingen werden niet gelabeld en de stortingen werden ook niet geadministreerd. De inkomsten die op deze manier zijn binnengekomen zijn ook niet ter herkennen in de belastingaangiften. De bedragen werden zonder toelichting gestort op de bankrekening van verdachte. Er zitten ook geen kwitanties van contante betalingen in de door verdachte overgelegde stukken. Daarmee is de verklaring van verdachte dat contante stortingen voortkomen uit ontvangen contante betalingen van klanten van verdachte, niet verifieerbaar. De herkomst van dit deel van de contante stortingen blijft ongewis. Dit leidt tot de conclusie dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat dit deel van de contante stortingen een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Kleine kasstortingen.
Verdachte heeft met de overgelegde stukken willen aantonen dat een deel van de contant gestorte bedragen afkomstig is uit kleine kasontvangsten van zijn bedrijven.
De rechtbank stelt op basis van de overgelegde stukken vast dat er weliswaar sprake is geweest van kleine kasontvangsten, maar dat dit op zichzelf geen verklaring geeft voor de gedane contante stortingen op de privérekeningen van verdachte. Uit de stukken van verdachte volgt niet dat bedragen uit de kas zijn gehaald en vervolgens zijn gestort op de privérekening van verdachte. De verklaring van verdachte over de kleine kasontvangsten biedt zodoende geen verklaring voor de geconstateerde constante stortingen op de rekeningen van verdachte. De herkomst van dit deel van de contante stortingen blijft daarmee ongewis. Dit leidt tot de conclusie dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat dit deel van de contante stortingen een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Stortingen in verband met lening aan [persoon] .
Verdachte heeft volgens zijn verklaring € 25.000,- contant geleend van [persoon] en dit geld doorgeleend aan zijn broer. Zijn broer loste vervolgens contant af aan verdachte, waarna verdachte die contante betalingen stortte op zijn rekening. Volgens verdachte is de herkomst van een deel van de contante stortingen daaruit te verklaren.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank acht het een hoogst ongebruikelijke gang van zaken dat verdachte een groot geldbedrag contant leent van een derde, dat hij dit bedrag vervolgens contant doorleent aan zijn broer, dat zijn broer de lening contant terugbetaalt, waarna verdachte die contante betalingen op
zijnrekening stort. Daar komt bij dat de contante stortingen waar verdachte in dit verband naar verwijst qua bedragen (totaal € 32.500,-- in plaats van € 25.000,--) en qua tijdstippen (de lening diende uiterlijk 6 juni 2008 terugbetaald zijn) niet overeenkomen met de afspraken die voortvloeien uit de schuldbekentenis en dat ook niet is gebleken dat verdachte de gestorte gelden heeft overgemaakt aan [persoon] . De herkomst van dit deel van de contante stortingen blijft daarmee ongewis. Dit leidt tot de conclusie dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat dit deel van de contante stortingen een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Tussenconclusie.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat het geld van de contante stortingen een criminele herkomst heeft tot een totaalbedrag van € 545.665 en dat verdachte dit wist. Het bedrag bestaat uit de volgende geldbedragen per jaar:
2008: € 96.855, -/- € 62.170 = € 34.685
2009: € 126.070 -/- € 9.335 -/- € 42.500 -/- € 14.750 -/- 33.500 = € 25.985
2010: € 135.400 -/- € 10.000 = € 125.400
2011: € 57.140
2012: € 72.280
2013: € 95.860
2014: € 61.255
2015: € 59.560
2016: € 13.500

Totaal: € 545.665

Aangetroffen voorwerpen.
Jetski, merk Waverunner, type Waverunner, [kenteken 6] en trailer.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de jetski en trailer die op zijn naam stonden van zijn broer heeft gekregen en dat hij daar geen factuur of iets dergelijks van heeft. De rechtbank acht deze verklaring op basis van het dossier niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk en verifieerbaar. Gezien het late stadium waarin verdachte deze verklaring heeft gedaan heeft verificatie echter niet meer kunnen plaatsvinden. In het voordeel van verdachte, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bromfiets Piaggio Vespa, [kenteken 1] en Volkswagen Polo, [kenteken 2] .
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier blijkt dat deze goederen van de ex-schoonouders van verdachte waren. Concrete aanwijzingen dat verdachte deze goederen heeft bekostigd met illegaal verkregen geld, ontbreken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Mercedes Benz, [kenteken 3] , bromfiets, Piaggio C38, [kenteken 5] , horloges, Renault Master en [vliegmaatschappij] vliegtickets.
Zoals hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat een groot deel van de contante stortingen op de bankrekeningen van verdachte een illegale herkomst had en dat verdachte dat wist. Uit het dossier blijkt dat de ontvangen geldbedragen (nagenoeg) geheel weer zijn uitgegeven; de banksaldi aan het begin en het eind van het jaar lagen niet ver uiteen. Een deel van ontvangen geldbedragen werd contant opgenomen. Van deze contante geldbedragen heeft verdachte volgens zijn eigen verklaring verschillende aankopen gedaan, waaronder het kopen van vliegtickets, een Renault Master, een Mercedes Benz met [kenteken 3] en een bromfiets Piaggio C38, [kenteken 5] . Deze goederen zijn aldus betaald met geld dat een illegale herkomst heeft en zijn zodoende middellijk afkomstig uit enig misdrijf.
Verhullen/voorhanden hebben.
Verdachte heeft contante geldbedragen op zijn rekening gestort waarvan verdachte wist dat die middellijk of onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf. Verdachte heeft deze illegaal verkregen geldbedragen aldus voorhanden gehad. Dit geld werd vervolgens door verdachte nagenoeg geheel weer uitgegeven door het doen van overboekingen naar zijn bedrijven en door privébetalingen te doen, zoals het betalen van woninghuur, verzekeringen en rekeningen. Ook nam verdachte een deel van dat geld weer contant op om daarmee aankopen te doen. Met het geheel van deze gedragingen heeft verdachte de illegale herkomst van de contant gestorte geldbedragen verhuld en heeft hij die geldbedragen gebruikt en omgezet. Ten aanzien van de contant gedane aankopen geldt dat verdachte daarmee goederen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren.
Eindconclusie.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen en uit hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting van 22 juni 2020 is gebleken, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het over meerdere jaren witwassen van substantiële geldbedragen. Deze witwashandelingen heeft verdachte gedurende een langere periode verricht en in een zodanige frequentie, dat deze gedragingen als gewoonte moeten worden aangemerkt. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte dan ook als gewoontewitwassen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 4 april 2016, te Rotterdam, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte
van een groot geldbedrag, te weten in totaal 545.665 Euro, te weten
- in 2008 een geldbedrag van 34.685 Euro en
- in 2009 een geldbedrag van 25.985 Euro en
- in 2010 een geldbedrag van 125.400 Euro en
- in 2011 een geldbedrag van 57.140 Euro en
- in 2012 een geldbedrag van 72.280 Euro en
- in 2013 een geldbedrag van 95.860 Euro en
- in 2014 een geldbedrag van 61.255 Euro en
- in 2015 een geldbedrag van 59.560 Euro en
- in 2016 een geldbedrag van 13.500 Euro,
de herkomst verhuld en bovenomschreven geldbedragen voorhanden gehad en omgezet
en van bovenomschreven geldbedrag gebruik gemaakt
en
voorwerpen, te weten
- een personenauto merk Mercedes Benz, [kenteken 3] en
- een bromfiets, merk Piaggio C38, [kenteken 5] en
- diverse horloges en - een Renault Master en
- een [vliegmaatschappij] vliegtickets
verworven en voorhanden gehad,
terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen en voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in het uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van twee jaren met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 15.000,--. Volgens de officier van justitie kunnen de onder nummer 72 en 73 genoemde voorwerpen op de beslaglijst worden teruggegeven aan verdachte. De onder nummer 1, 2, 3, 70, 41, 1a, 2a en 71 genoemde voorwerpen dienen verbeurd verklaard te worden en de onder nummer 11, 12, 13, 16, 18 t/m 39 en 69 dienen onttrokken te worden aan het verkeer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat, indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, er sprake is van een (forse) overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 3 EVRM en pleit daarom voor het opleggen van een taakstraf, mogelijk in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Volgens de raadsman wordt geen redelijk strafdoel gediend met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf na 4 jaar. Verdachte is na zijn aanhouding in 2016 niet met politie en justitie in aanraking is gekomen en heeft verder een nagenoeg blanco strafblad.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan witwassen. Van dat witwassen heeft hij een gewoonte gemaakt. De door verdachte ontvangen geldbedragen gingen (nagenoeg) geheel op aan de luxueuze levensstijl van verdachte en zijn toenmalige gezin. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de (criminele) herkomst van gelden wordt verhuld en daarmee aan het zicht van de opsporingsautoriteiten wordt onttrokken. Dit verhullen vindt plaats op zodanige wijze dat daar een maatschappij-ontwrichtende werking vanuit gaat. De integriteit van het financieel en economisch bestel wordt daardoor ernstige schade toegebracht. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken en heeft kennelijk enkel gehandeld uit eigen financieel gewin. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten ter zake fraude. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
Oplegging van een taakstraf, al dan niet in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging verzocht, zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde en acht de rechtbank geen passende afdoening voor een witwas-zaak van deze omvang. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een geldboete naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal een lichtere gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf ook rekening gehouden met een lichte overschrijding van de redelijke termijn. Zij heeft hierbij rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden in deze zaak, te weten de omvang van het opsporingsonderzoek en het onderzoek dat heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het verweer van de verdediging.
Alles overwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.

Beslag.De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze inbeslaggenomen voorwerpen.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 420bis, 420ter.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
- van het plegen van witwassen een gewoonte maken
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregel.
Gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden,met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Teruggavevan de inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, te weten de onder nummer 70 t/m 73 genoemde voorwerpen op de aangehechte beslaglijst.
Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen, te weten de onder nummer 1 t/m 3, 5, 17, 41, 1a en 2a genoemde voorwerpen op de aangehechte beslaglijst.
Onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen, te weten de onder nummer 11, 12, 13, 16, 18 t/m 39 en 69 genoemde voorwerpen op de aangehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
mr. H. Slaar en mr. A.M. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 6 juli 2020.
mr. A.M. de Koning is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.zie ECLI:NL:HR:2010:BM2471, HR 13 juli 2010, NJ 2010/460.