In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 30 maart 2020, heeft de kantonrechter het verzoek tot het instellen van een mentorschap voor een betrokkene behandeld. De procedure is gestart op verzoek van de betrokkene, die als gevolg van haar geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is om haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek, de bereidverklaring van de voorgestelde mentor, de akkoordverklaring van de bewindvoerder en overige informatie.
Gezien de situatie die is ontstaan door de COVID-19-uitbraak, heeft de kantonrechter besloten om de maatregel uit te spreken zonder dat de betrokkene op het verzoek is gehoord. De betrokkene heeft echter de mogelijkheid om binnen twee weken schriftelijk aan de rechtbank te laten weten alsnog gehoord te willen worden. De kantonrechter heeft de voorgestelde mentor benoemd en bepaald dat deze jaarlijks verslag moet doen van de werkzaamheden. Tevens zijn de beloningen voor de aanvangswerkzaamheden en de jaarbeloning vastgesteld volgens de geldende regeling voor beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren.
De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Y.S. Klerk, kantonrechter, en bevat belangrijke overwegingen met betrekking tot de bescherming van de belangen van de betrokkene in het licht van de huidige gezondheidscrisis. De beslissing benadrukt de noodzaak van mentorschap in situaties waarin individuen niet in staat zijn om voor zichzelf op te komen, en de rol van de rechtbank in het waarborgen van deze bescherming.