ECLI:NL:RBOBR:2020:2597

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
20/565
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen WMO-besluiten en de gevolgen van een te korte hersteltermijn in de kerstperiode

Op 13 mei 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. Eiseres had op 16 december 2019 bezwaar gemaakt tegen twee WMO-besluiten van 12 november 2019, maar had geen machtiging meegestuurd. Verweerder stelde eiseres in de gelegenheid om tot uiterlijk 3 januari 2020 een machtiging te sturen, maar verklaarde op 13 januari 2020 het bezwaarschrift niet-ontvankelijk omdat de machtiging ontbrak. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing.

De rechtbank oordeelde dat de termijn van twee weken om een verzuim te herstellen in het algemeen voldoende is, maar niet in dit specifieke geval, omdat deze termijn viel in de kerstperiode. De rechtbank constateerde dat de herstelverzuimbrief op 20 december 2019 was verzonden en dat de herstelperiode eindigde op 3 januari 2020, wat te kort was gezien de feestdagen. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder niet dat per zaak vast moest staan dat eiseres toestemming gaf aan de gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat verweerder onterecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep gegrond.

De rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,00 en droeg verweerder op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,00 te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, rechter, in aanwezigheid van E. Keles, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
Zaaknummer: SHE 20/565

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: K. Wevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder
.

Procesverloop

Eiseres heeft op 16 december 2019 bezwaar gemaakt tegen twee WMO-besluiten van 12 november 2019.
Eiseres had geen machtiging mee gestuurd naar verweerder.
Verweerder heeft op 20 december 2019 eiseres in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk 3 januari 2020 een machtiging te sturen.
Eiseres heeft op 7 januari 2020 een machtiging gestuurd.
Verweerder heeft op 13 januari 2020 het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat een machtiging ontbrak.
Eiseres heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 13 januari 2020 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die in bezwaar gaat, kan zich laten machtigen op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Awb. Een bestuursorgaan kan op grond van artikel 2:1, tweede lid, van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Wanneer een gemachtigde geen machtiging afgeeft, dan kan het bestuursorgaan het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaren op grond van de artikel 6:5 en 6:6 van de Awb.
3. Eiseres heeft de volgende beroepsgronden naar voren gebracht. Allereerst vindt eiseres het standpunt van verweerder vreemd, aangezien verweerder sinds 2018 wist dat het kantoor van gemachtigde de belangen van eiseres behartigt omtrent de WMO 2015. Daarnaast geeft de gemachtigde van eiseres aan dat op 25 november 2019 een beslissing op bezwaar in een andere zaak naar het kantoor is gestuurd. Daarnaast vindt eiseres dat verweerder een te korte termijn heeft geboden om het verzuim te herstellen. Dit komt mede door de feestdagen. Het college wist of kon weten dat het kantoor van gemachtigde in die periode gesloten waren. Volgens de gemachtigde van eiseres is de termijn van veertien dagen in de periode van 20 december 2019 tot 3 januari te kort.
4.1.
Verweerder geeft in het verweerschrift aan dat per zaak vast dient te staan dat eiseres toestemming geeft aan degene die voor haar als gemachtigde staat. De rechtbank volgt dat standpunt niet. De gemachtigde van eiseres had met het sturen van een algemene machtiging kunnen volstaan. Ook dat is overigens niet gebeurd.
4.2.
Daarnaast geeft verweerder aan de gemachtigde van eiseres een termijn van twee weken om een verzuim te herstellen (altijd) te kort zou vinden en dat hij die stelling niet kan volgen. De rechtbank overweegt dat in het algemeen een termijn van twee weken inderdaad voldoende is. Alleen, zoals uit het beroepschrift en ook uit het eerste deel van het verweerschrift blijkt, is dat niet wat de gemachtigde van eiseres heeft betoogd. Waar het in deze zaak om gaat, is de vraag of een termijn van veertien dagen om een gebrek te herstellen in de kerstperiode voldoende is. De rechtbank constateert dat de herstelverzuimbrief is verzonden op vrijdag 20 december 2019 en dat de periode van herstel verliep op vrijdag 3 januari 2020. De rechtbank is van oordeel dat het geven van twee weken in juist die periode te kort is.
5. Verweerder heeft dus onterecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. Gelet op het voorgaande veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden begroot, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, op € 525,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank gaat hierbij uit van 1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 1.
4. De rechtbank bepaalt ook dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,00;
- draagt verweerder op het griffierecht van €48,00 aan eiseres te vergoeden
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, rechter, in aanwezigheid van E. Keles, griffier. De uitspraak is gedaan op 13 mei 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd om deze
Uitspraak mede te ondertekenen
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.