Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 augustus 2018;
- het proces-verbaal van comparitie van 10 januari 2019.
- de akte uitlating van [eiseres] van 27 februari 2019;
- de akte uitlating van [gedaagde] van 27 februari 2019.
2.De feiten
- [gedaagde] adviseerde om op basis van deze “zekerheden” voor hoge bedragen te blijven leveren;
- [gedaagde] had daaraan ten grondslag gelegd een door [gedaagde] uitgevoerde due dilligence bij [D] , zowel t.a.v. de financiele situatie van de [Z] , als wel wat de eigendom van de zekerheden betreft en met welke B.V. [eiseres] daadwerkelijk van doen had e.d.;
- [gedaagde] verzorgde de hele afwikkeling rondom de registratie van de pandaktes en effectuering daarvan.
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘ [gedaagde] handelt tevens onder de naam [gedaagde] ’, zodat zij zich als zodanig presenteert (zie de brief van [gedaagde] van 23 januari 2017, overgelegd als productie 10 bij de dagvaarding), zoals zij ook op haar website doet. Uit de inhoud van deze brief blijkt voorts dat [gedaagde] de correspondentie heeft gevoerd met [eiseres] over de aansprakelijkstelling van [gedaagde] door [eiseres] .
31 mei 2011 aan [I] (die [eiseres] juridisch bij stond) de pandrechten heeft vernietigd. [gedaagde] stelt dat [eiseres] pas op 31 december 2013 schriftelijk heeft gereclameerd en dat dit niet onverwijld ná 31 mei 2011 is geweest. [eiseres] betwist dat zij te laat heeft geklaagd.
(bedoeld zal zijn: 2011, rb)werd [eiseres] […] geconfronteerd met het faillissement van [A] , [B] . Aangezien wij in 2010 een akte van verpanding van activa alsmede van vorderingen als zekerheid hadden bedongen gingen wij er van uit dat de schade beperkt zou blijven. Wat schetste echter onze verbazing toen de curator ons mededeelde dat hij de verpanding niet accepteerde.