ECLI:NL:RBOBR:2020:2415

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
C/01/356205 / KG ZA 20-129
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgangsregeling in afwachting van onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 29 april 2020, is een kort geding aan de orde waarin de man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en samen een minderjarig kind hebben, in geschil zijn over de omgangsregeling. De man vordert dat de vrouw wordt veroordeeld om de contactregeling met hun kind, zoals vastgesteld in eerdere beschikkingen, na te leven. De vrouw heeft echter de omgangsregeling opgeschort vanwege zorgen over de veiligheid van het kind bij de man, die zij beschuldigt van mishandeling. De vrouw heeft aangifte gedaan van mishandeling van het kind door de man en heeft verzocht om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man afgewezen en de vorderingen van de vrouw toegewezen. De rechter oordeelt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de veiligheid van het kind bij de man niet gewaarborgd is. De voorzieningenrechter heeft besloten de contactregeling te schorsen tot 14 dagen na de definitieve rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, waarbij contact alleen onder begeleiding van een deskundige derde zal plaatsvinden. De rechter benadrukt dat het belang van het kind voorop staat en dat de vrouw niet zonder gegronde reden de omgang heeft stopgezet. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/356205 / KG ZA 20-129
Vonnis in kort geding van 29 april 2020
in de zaak van
[eiser conventie/verweerder reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze,
tegen
[verweerster conventie/eiseres reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Poort-van der Meeren te Eindhoven.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 maart 2020 met 5 producties
  • de conclusie van antwoord van mr. Poort-van der Meeren tevens houdende eis in reconventie en 7 producties
  • de brief van mr. Van Kerkhof van 17 april 2020 met aanvullende producties A tot en met H
  • de brief van mr. Poort-van der Meeren van 16 april 2020 met aanvullende productie 8
  • de mondelinge behandeling op 20 april 2020 via een skype verbinding.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, waaruit één, thans nog minderjarig kind is geboren: [kind] , geboren op [geboortedatum] .
2.2.
De man heeft [kind] erkend en partijen hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [kind] .
2.3.
Bij beschikking van 27 december 2016 heeft deze rechtbank bepaald dat de man gerechtigd is tot contact met [kind] eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur. Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft bij beschikking van 7 juni 2018 aanvullend bepaald dat [kind] en de man gerechtigd zijn tot contact met elkaar eenmaal per veertien dagen op woensdag tot 17.30 uur.
2.4.
De man heeft op 1 juli 2019 een verzoekschrift ingediend bij deze rechtbank tot uitbreiding van de bestaande verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
2.5.
De vrouw heeft op 11 februari 2020 aangifte gedaan van mishandeling van [kind] door de man. [kind] is op 5 maart 2020 in de kinderverhoorstudio door de politie gehoord.
2.6.
Bij e-mailbericht van 4 maart 2020 heeft de advocaat van de vrouw, aan de advocaat van de man laten weten dat de vrouw de contactregeling tussen de man en [kind] met onmiddellijke ingang opschort.
2.7.
Op 23 maart 2020 heeft Team Wijzer Oirschot een verzoek gedaan aan de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek in te stellen naar de veiligheid- en opvoedsituatie van [kind] .
2.8.
Op 24 maart 2020 heeft de vrouw bij deze rechtbank een verweerschrift ingediend tegen het verzoek van de man tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, tevens houdende zelfstandige verzoeken tot opschorting van de zorgregeling, begeleide omgang, alsmede vervangende toestemming voor (spel)therapie.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de vrouw te veroordelen binnen 5 dagen na betekening van het vonnis onverminderd uitvoering te geven aan de contactregeling zoals deze is vastgelegd in de beschikking van deze rechtbank van 27 december 2016 en aangevuld door het Hof ’s-Hertogenbosch bij beschikking van 7 juni 2018, op straffe van verbeurte van een dwangsom, dan wel een andere beslissing te nemen die de voorzieningenrechter juist acht, met machtiging van de man dit vonnis ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm der wet.
3.2.
De man legt hieraan ten grondslag dat er geen enkele aanleiding bestaat voor de vrouw om de contactregeling tussen de man en [kind] op te schorten. De vrouw heeft zich altijd hevig verzet tegen contact tussen vader en zoon. Nadat de man een verzoekschrift had ingediend tot uitbreiding van de zorg- en contactregeling bij deze rechtbank, is de onderlinge verstandhouding tussen partijen alleen maar verder verslechterd. De vrouw en voormalige partner van de man trekken nu samen ten strijde jegens de man door hem te beschuldigen in een poging hem daarmee als vader buiten spel te zetten.
3.3.
De vrouw voert verweer.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
de bij beschikking van het Hof ‘s-Hertogenbosch van 7 juni 2018 vastgestelde zorgregeling, alsmede de bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 27 december 2016 vastgelegde zorgregeling op te schorten in afwachting van de uitkomsten van de bodemprocedure, dan wel in afwachting van de resultaten van een door de Raad voor de Kinderbescherming uit te voeren onderzoek naar de veiligheid van [kind] bij vader en de opvoedingscapaciteiten bij vader en de aan de hand daarvan nader te treffen maatregelen, althans de zorgregeling voor een nader door de rechtbank vast te stellen (on) bepaalde tijd op te schorten, althans de man het recht op contact met [kind] te ontzeggen, althans enkel nog contact tussen de man en [kind] te laten plaatsvinden onder begeleiding van een deskundige derde, althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter juist acht,
voor zover mogelijk in kort geding een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten naar de veiligheid van [kind] bij vader en de opvoedingscapaciteiten van vader, althans nader door de voorzieningernechter te formuleren onderzoeksvragen en de resultaten van dit onderzoek in te brengen in de procedure onder zaaknummer C/01/348365 / FA RK 19-3269,
partijen te verwijzen naar BOR,
aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om zich met [kind] te wenden tot een kindercoach, kinderpsycholoog, althans een gespecialiseerde hulpverlener, althans een zodanig beslissing te nemen als de voorzieningenrechter juist acht.
4.2.
De vrouw legt hieraan het volgende ten grondslag. De vrouw is in de nacht van 5 op 6 februari 2020 via social media benaderd dooor de hoogzwangere toenmalige partner van de man. Zij heeft de vrouw verteld dat zij uit het huis van de man was gevlucht vanwege stelselmatige mishandeling, dat de man drugs gebruikt en dat ze getuige is geweest van mishandeling van [kind] door de man. De vrouw is zelf toen [kind] twee weken oud was gevlucht vanwege mishandelingen door de man. De vrouw is er al jaren van overtuigd dat [kind] door de man wordt mishandeld. Zo was er in maart 2016 sprake van een blauw oog van [kind] , waarvan [kind] aangaf dat het bij papa was gebeurd. In augustus 2019 is [kind] met de man en zijn toenmalige partner op vakantie in Londen geweest. Na terugkomst vertelde [kind] dat de man met een aansteker onder zijn voetjes had gebrand. De vrouw constateerde toen inderdaad een brandplekje onder de voetzool van [kind] . Op 8 januari 2020 had [kind] nadat de vrouw hem ophaalde een blauwe wang. [kind] zegt dat de man hem op zijn wangen slaat en in zijn wangen knijpt. De vrouw heeft op 11 februari 2020 naar aanleiding van het verhaal van de ex partner van de man aangife gedaan van mishandeling van [kind] door de man. Omdat de vrouw grote zorgen heeft over de veiligheid van [kind] bij de man, heeft zij, op advies van de hulpverlening, besloten de zorgregeling op te schorten. Zij verzoekt de voorzieningenrechter de zorgregeling op te schorten, de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken een onderzoek te doen naar de veiligheid van [kind] bij vader, alsmede naar de opvoedcapaciteiten van vader, partijen te verwijzen naar BOR en de vrouw vervangende toestemming te verlenen om zich met [kind] te wenden tot een speltherapeut, kindertherapeut of ander soort passende hulpverlener.
4.3.
De man voert verweer.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op hun onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en reconventie hierna gezamenlijk worden besproken.
5.2.
Uitgangspunt in dit kort geding is dat de bij beschikking van het Hof ‘s-Hertogenbosch van 7 juni 2018 vastgestelde zorgregeling, alsmede de bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 27 december 2016 vastgelegde zorgregeling moet worden nagekomen. Van die regel kan slechts worden afgeweken indien sprake is van dusdanig ernstige of bijzondere omstandigheden dat nakoming niet meer in het belang van het kind moet worden geacht. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zich met name voordoen wanneer sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat zich één van de gronden als bedoeld in artikel 1:377a lid 3 BW voordoet of wanneer om een andere reden nakoming niet langer in het belang van de minderjarige wordt geacht. Het eenzijdig beëindigen van de omgang door de vrouw is een vorm van eigenrichting en is in beginsel niet toegestaan. De vraag is of daarvoor in dit geval een gegronde reden bestaat. Bij beantwoording van die vraag dient het belang van [kind] voorop te staan.
5.3.
De vrouw stelt dat zij haar medewerking aan de omgang tussen de man en [kind] heeft stopgezet omdat de veiligheid van [kind] bij de man niet is gewaarborgd. Zij baseert zich daarbij op verklaringen van de ex partner van de man, die heeft verklaard getuige te zijn geweest van mishandelingen van [kind] door de man, op haar eigen ervaringen en op de adviezen van de hulpverlening. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaan in casu voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat het niet langer in het belang van [kind] is dat onverkort uitvoering wordt gegeven aan de tussen partijen geldende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Uit het door de vrouw als productie 7 overgelegde verzoek van Team Wijzer Oirschot tot het instellen van een Raadsonderzoek volgt dat zij de zorgen van de vrouw over de veiligheid van [kind] bij vader deelt. Zij stelt dat er door derden geen zicht is op de veiligheid voor [kind] , omdat de man naar onderzoek daaraan tot nu toe niet wenst mee te werken. Ook uit de veiligheidsbeoordeling door Veilig Thuis komt naar voren dat sprake is van structurele onveiligheid. Er zijn, zo blijkt uit het verzoek, eerdere meldingen bekend bij Veilig Thuis en dan met name over vader. Uit het verzoek komt verder naar voren dat de veiligheidsschaal bij moeder 8 is en bij vader 0, ook omdat er geen zicht is op de situatie als [kind] bij zijn vader is.
5.4.
Gezien het voorgaande acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat uitvoering van de contactregeling op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [kind] . De man heeft weliswaar betwist dat de veiligheid van [kind] bij de man niet is gewaarborgd, maar op basis van de overgelegde stukken bestaan voldoende objectieve aanknopingspunten om aan te nemen dat er serieuze zorgen bestaan bij de betrokken zorginstanties over de veiligheid van [kind] bij de man, zodat eerst een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming moet worden ingesteld naar de vraag of de veiligheid van [kind] bij vader voldoende is gewaarborgd. De voorzieningenrechter weegt daarbij mee dat de vrouw niet zonder meer is overgegaan tot het stopzetten van de omgangsregeling, maar dat zij eerst aangifte heeft gedaan bij de politie en zij volgens eigen zeggen pas nadat de politie na verhoor van [kind] haar heeft geadviseerd de omgangsregeling stop te zetten, daartoe heeft besloten.
5.5.
Het voorgaande betekent dat de vordering in conventie tot nakoming van de contactregeling zal worden afgewezen. Onderdeel 1 van de vordering in reconventie zal worden toegewezen als na te melden. De voorzieningenrechter zal de contactregeling schorsen tot 14 dagen nadat de Raad voor de Kinderbescherming haar definitieve rapportage heeft uitgebracht, waarbij enkel contact zal kunnen plaatsvinden tussen de man en [kind] onder begeleiding van een deskundige derde. In het verzoek tot het instellen van een Raadsonderzoek heeft Team Wijzer Oirschot immers aangegeven dat [kind] gevrijwaard dient te blijven van de agressie van en door vader, maar dat hij zijn vader wel moet kunnen zien en dat daarvoor een BOR nodig is. Partijen kunnen zich in dat kader wenden tot BOR Humanitas, die de omgang tussen de man en [kind] kan begeleiden en monitoren. De onder 3 in reconventie gevorderde verwijzing van partijen naar BOR zal worden afgewezen, nu het belang van een dergelijke verwijzing niet is onderbouwd en een dergelijke verwijzing ook geen afdwingbare verplichting oplevert om mee te werken aan begeleide omgang en een verwijzing in zoverre zinledig is.
5.6.
Nu op 23 maart 2020 reeds een verzoek is gedaan tot het instellen van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, zal het onder 2 in reconventie gevorderde, bij gebrek aan belang, worden afgewezen.
5.7.
De vordering in reconventie onder 4 zal, als te onbepaald, eveneens worden afgewezen. De voorzieningenrechter tekent hierbij aan dat de man uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij zijn onherroepelijke en ondubbelzinnige toestemming geeft voor elke vorm van hulp voor [kind] , hetgeen door de advocaat van de man ook schriftelijk is bevestigd aan de advocaat van de vrouw. Ook hierom bestaat onvoldoende belang bij toewijzing van het gevorderde.
5.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
schorst de tenuitvoerlegging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals vastgesteld in de beschikking van deze rechtbank van 27 december 2016 en aangevuld in de beschikking van het Hof ‘s-Hertogenbosch van 7 juni 2018 tot 14 dagen nadat de Raad voor de Kinderbescherming haar definitieve rapportage heeft uitgebracht, waarbij omgang slechts zal plaatsvinden onder begeleiding van een deskundige derde, die de regie heeft over de contacten tussen de man en [kind] ,
6.4.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2020.