In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 29 april 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw die met elkaar gehuwd zijn en gezamenlijk het gezag over hun twee minderjarige kinderen uitoefenen. De vrouw heeft zonder toestemming van de man met de kinderen verhuisd naar een andere woonplaats, wat door de man als eigenrichting wordt beschouwd. De man vordert in conventie dat de vrouw wordt veroordeeld om binnen veertien dagen terug te verhuizen naar de voormalige echtelijke woning. De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend en stelt dat zij niet langer in de echtelijke woning kan blijven wonen vanwege de spanningen tussen partijen en incidenten van huiselijk geweld. De rechtbank oordeelt dat de vrouw in beginsel het recht heeft om haar persoonlijke omstandigheden te wijzigen, maar dat zij toestemming van de man nodig heeft voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen. De vrouw heeft deze toestemming niet verkregen en de rechtbank oordeelt dat de vrouw moet terugverhuizen. De vordering van de man om de vrouw te verbieden de kinderen zonder toestemming in te schrijven bij een andere school of sportclub wordt eveneens toegewezen. De vordering van de vrouw in reconventie om toestemming te verlenen om in de nieuwe woonplaats te blijven wonen wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.