Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 maart 2020 met 7 producties
- het e-mailbericht van [gedaagde 1] van 20 maart 2020 met een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling
- de telefonische mededeling van de griffier op 20 maart 2020 dat de mondelinge behandeling doorgang zal vinden en [gedaagden] in de gelegenheid zullen worden gesteld schriftelijk verweer te voeren
- de schriftelijke reactie van [gedaagden] bij e-mailberichten van 20 maart 2020 en 23 maart 2020
- de mondelinge behandeling op 23 maart 2020, waar [gedaagden] niet zijn verschenen. Ter zitting is vastgesteld dat de dagvaarding op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend aan het adres van [gedaagden] , zodat aan de vereisten voor verstekverlening is voldaan.