Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[bewindvoerder]in zijn hoedanigheid als bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
gedaagde sub 2,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 februari 2020 met producties 1 tot en met 19;
- de brief van 10 februari 2020 van mr. Poort met een aanvullende productie;
- de mondelinge behandeling van 11 februari 2020 te 14.00 uur;
- de pleitnota van mr. Poort namens Woonpartners;
- de pleitnota van mr. Kolmans namens de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] .
2.De feiten
Eiseres, Woonpartners, vordert na eiswijzigingen ten laste van [X] , kort gezegd,
- de ontbinding van de huurovereenkomst van de woning en aanhorigheden aan de [adres] ,
- de veroordeling tot betaling van de huurachterstand, van een maandelijkse vergoeding in de tijd tussen ontbinding en ontruiming en van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten,
- dat ten laste van [gedaagde sub 2] , voor zover zij medehuurder wordt, een ontbinding van de huurovereenkomst wordt uitgesproken en dat zij veroordeeld wordt tot betaling van de huurachterstand en een gebruiksvergoeding over de tijd na ontbinding en tot de ontruiming (…).
dat een hennepkwekerij in de woning is ontdekt.
3.Het geschil
a) de kantonrechter ten onrechte niet als vaststaand feit heeft meegenomen dat [gedaagde sub 2] betrokken was bij, althans wist van de aanleg en aanwezigheid van de hennepkwekerij, althans als uitgangspunt heeft genomen dat [gedaagde sub 2] niet betrokken was bij de hennepkwekerij en dat daarvoor onvoldoende zou zijn gesteld. Dit betreft een feitelijke misslag aangezien [gedaagde sub 2] de enige gebruiker van de woning is en zelf heeft erkend dat er met haar medeweten en/of goedvinden een hennepkwekerij in de woonruimte is aangelegd;
c) sprake is van afsluiting van water en elektriciteit en er geen geld beschikbaar is om heraansluiting mogelijk te maken;
4.De beoordeling
980,00