ECLI:NL:RBOBR:2020:1018

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
C-01-354363 - HA ZA 20-27
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening door de Provincie Noord-Brabant voor de aanleg van een randweg

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 februari 2020 een tussenvonnis gewezen in het kader van een vervroegde onteigening door de Provincie Noord-Brabant. De provincie heeft de rechtbank verzocht om de onteigening van twee percelen grond, die benodigd zijn voor de aanleg van een randweg in de gemeente [gemeente]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de provincie de Staatscourant, waarin het Koninklijk Besluit tot onteigening is gepubliceerd, niet op de voorgeschreven wijze heeft gedeponeerd. Echter, omdat de Staatscourant als bijlage bij de dagvaarding is overgelegd en [gedaagde] hiervan op tijd kennis heeft kunnen nemen, heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde] niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank heeft vervolgens de gevorderde vervroegde onteigening uitgesproken, aangezien [gedaagde] zich niet verzet tegen de onteigening, maar enkel verweer voerde tegen de hoogte van de schadeloosstelling. De rechtbank heeft het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op € 346.841,10 en de zekerheidstelling op € 38.537,90. Tevens zijn er termijnen vastgesteld voor de indiening van het conceptrapport door deskundigen en de reacties daarop door partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/354363 / HA ZA 20-27
Vonnis van 12 februari 2020
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE NOORD-BRABANT,
zetelend te ’s-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. H.P. Wiersema te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. N.M.C.H. Crooijmans te Deurne.
Partijen zullen hierna de provincie en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2019
  • de conclusie van antwoord
  • de brief van mr. Crooijmans van 31 januari 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In het Koninklijk Besluit van 30 augustus 2019, nummer 2019001666 (hierna: het KB), zijn op grond van artikel 72a Ow de volgende onroerende zaken ten algemenen nutte en ten name van de provincie ter onteigening aangewezen voor de aanleg van een randweg van de gemeente [gemeente] (project Randweg [gemeente] ):
  • een gedeelte groot 1.598 m2 van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [perceel 1]
  • een gedeelte groot 5.677 m2 van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [perceel 2] .
2.2.
Het KB is gepubliceerd in de Staatscourant van 7 oktober 2019, nummer 52102.
2.3.
In het KB staat vermeld dat [gedaagde] eigenaar is van de in r.o. 2.1. genoemde percelen. Op deze percelen is een recht van hypotheek gevestigd ten gunste van de Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht.
Van andere (beperkt) gerechtigden in de zin van artikel 3 Ow is niet gebleken.
2.4.
Bij e-mail van 4 november 2019, gericht aan de advocaat van [gedaagde] , heeft de provincie als schadeloosstelling voor de verwerving van de gronden € 231.500,00 aangeboden. Dit aanbod is in de dagvaarding herhaald en gestand gedaan.
Verder is € 147.379,00 begroot voor de waardevermindering van het overblijvende.
Ten slotte is de bijkomende schade begroot op € 6.500,00.
2.5.
Bij verzoekschrift als bedoeld in artikel 54a Ow heeft de provincie de rechtbank verzocht een rechter-commissaris en (een) deskundige(n) te benoemen en een datum te bepalen voor de opneming door deskundige(n) van de ligging en de gesteldheid van de hiervoor genoemde te onteigenen onroerende zaken. Op dat verzoek is door de rechtbank bij beschikking van 5 november 2019 beslist (zaaknummer C/01/351762 / EX RK 19-174).
De vervroegde plaatsopneming heeft plaatsgevonden op 22 november 2019.

3.Het geschil

3.1.
De provincie vordert bij vonnis -kort gezegd-:
a. ten behoeve en ten name van de provincie bij vervroeging de onteigening uit te spreken, van de onder 2.1. genoemde percelen, in het belang van de uitvoering van het bestemmingsplan “Randweg [gemeente] ”
b. het bedrag van de schadeloosstelling te bepalen.
3.2.
Uit de conclusie van antwoord en de brief van 31 januari 2020 blijkt dat [gedaagde] zich aan het oordeel van de rechtbank refereert voor wat betreft de vervroegde onteigening. Er was sprake van minnelijke overeenstemming tussen partijen en de gemeente [gemeente] over de aankoop van het gehele bedrijf van [gedaagde] . Door tussenkomst van een voorkeursrechts-gerechtigde is besloten daarvan af te zien. [gedaagde] voert alleen verweer ten aanzien van de schadeloosstelling omdat hij zich niet kan verenigen met het aangeboden bedrag.
[gedaagde] verzoekt de rechtbank:
het voorschot op de schadeloosstelling te bepalen
de provincie te veroordelen in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

ontbreken depot

4.1.
Artikel 23 Ow schrijft voor dat uiterlijk drie dagen voor de eerst dienende dag ter griffie van de rechtbank moet worden gedeponeerd:
- een exemplaar van de Staatscourant, waarin het KB tot onteigening is gepubliceerd, en
- een door de burgemeester van de gemeente, waar de betrokken onroerende zaken zijn gelegen, afgegeven bewijs dat de uitgewerkte plannen met de daarbij behorende kaarten en grondtekeningen binnen de betrokken gemeente ter inzage gelegen hebben.
4.2.
Een verklaring van de burgemeester over de ter inzage legging hoeft in dit geval niet te worden overgelegd, omdat er al een vervroegde plaatsopneming is geweest (artikel 54h Ow).
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de provincie de Staatscourant niet op de voorgeschreven wijze heeft gedeponeerd. Wel heeft de provincie de Staatscourant als bijlage (nummer 3) bij de dagvaarding overgelegd. Op grond van artikel 25 Ow wordt de eis van de onteigenende partij niet toegewezen als het in artikel 23 Ow bedoelde exemplaar van de Staatscourant niet is overgelegd.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. In het arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2006 (Van Lint/Den Haag, ECLI:NL:HR:2006:AV9441) is overwogen dat het met het deponeringsvereiste gediende doel is dat de rechtbank zich aan de hand van de gedeponeerde stukken ervan heeft kunnen overtuigen dat de juiste persoon is gedagvaard met betrekking tot de onteigening van het juiste perceel.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan dit doel voldaan, omdat de Staatscourant als bijlage bij de dagvaarding in het geding is gebracht.
Ook heeft [gedaagde] daarvan op tijd kennis kunnen nemen. De provincie heeft de Staatscourant niet alleen bij de dagvaarding overgelegd, maar ook als bijlage (nummer 14) bij het verzoekschrift op grond van artikel 54a Ow. Onder deze omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde] door het ontbreken van het depot niet in zijn materiële of procedurele belangen is geschaad.
overige overwegingen
4.5.
Omdat [gedaagde] zich niet verzet tegen de gevorderde vervroegde onteigening en de rechtbank vaststelt dat alle overige op straffe van nietigheid voorgeschreven wettelijke termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, zal de gevorderde vervroegde onteigening worden uitgesproken.
4.6.
De vooropname, bepaald in de beschikking van 5 november 2019 (zie hiervoor r.o. 2.5.), heeft plaatsgevonden op 22 november 2019. Het is de rechtbank gebleken dat deze vooropname betrekking heeft op dezelfde onroerende zaken als de in deze zaak te onteigenen onroerende zaken. De rechtbank zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 54j juncto artikel 27 Ow, aan de bij beschikking al benoemde deskundigen opdracht geven tot begroting van de aan [gedaagde] toekomende schadeloosstelling.
4.7.
Tijdens de vooropname zijn afspraken gemaakt over de termijnen. Daarom zal de rechtbank nu direct een datum bepalen waarop de deskundigen (uiterlijk) hun conceptrapport ten aanzien van de in deze zaak aan de orde zijnde (in r.o. 2.1. genoemde) onroerende zaken aan partijen zullen toezenden, en een datum bepalen waarop partijen (uiterlijk) hun reactie op het conceptrapport aan deskundigen dienen toe te zenden.
Ook zal de rechtbank een datum bepalen voor de deponering van het definitief rapport, waarin deskundigen de reacties van partijen zullen verwerken.
4.8.
De rechtbank zal voorts het voorschot op de schadeloosstelling (overeenkomstig het bepaalde in artikel 54i Ow) vaststellen op 90% van de bij dagvaarding aan [gedaagde] aangeboden schadeloosstelling. Dat is een bedrag van € 346.841,10.
4.9.
De rechtbank zal (ook overeenkomstig het bepaalde in artikel 54i Ow) de som van de zekerheidstelling bepalen op het verschil tussen aanbod en voorschot. Dat is een bedrag van € 38.537,90.
4.10.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt ten name en ten behoeve van de provincie vervroegd uit de onteigening van de volgende percelen:
 een gedeelte groot 1.598 m2 van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [perceel 1]
 een gedeelte groot 5.677 m2 van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [perceel 2]
5.2.
bepaalt dat door inschrijving van dit vonnis in de openbare registers de eigendom van de percelen bevrijd zal zijn van alle lasten en rechten,
5.3.
stelt het voorschot op de schadeloosstelling voor [gedaagde] vast op een bedrag van
€ 346.841,10,
5.4.
bepaalt de door de provincie -in de vorm van een bankgarantie- als zekerheid voor de voldoening van de aan [gedaagde] verschuldigde schadeloosstelling op een bedrag van
€ 38.537,90,
5.5.
draagt de reeds benoemde deskundigen op de aan [gedaagde] en aan eventuele verdere derde belanghebbenden verschuldigde schadeloosstelling te begroten,
5.6.
stelt vast als datum waarop het concept-deskundigenrapport ten aanzien van de in r.o. 2.1. genoemde percelen aan partijen zal worden toegezonden: 17 april 2020,
5.7.
stelt voorts vast dat partijen uiterlijk op 15 mei 2020 een reactie op het conceptrapport aan deskundigen zullen toezenden,
5.8.
stelt vast als datum waarop het (definitieve) deskundigenrapport moet zijn gedeponeerd: 15 juni 2020,
5.9.
wijst “Het Brabants Dagblad”, editie Uden, Veghel e.o., aan als nieuwsblad waarin door de griffier van deze rechtbank de beslissing bij uittreksel zal worden gepubliceerd,
5.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Bik en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2020.