In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 februari 2020 een tussenvonnis gewezen in het kader van een vervroegde onteigening door de Provincie Noord-Brabant. De provincie heeft de rechtbank verzocht om de onteigening van twee percelen grond, die benodigd zijn voor de aanleg van een randweg in de gemeente [gemeente]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de provincie de Staatscourant, waarin het Koninklijk Besluit tot onteigening is gepubliceerd, niet op de voorgeschreven wijze heeft gedeponeerd. Echter, omdat de Staatscourant als bijlage bij de dagvaarding is overgelegd en [gedaagde] hiervan op tijd kennis heeft kunnen nemen, heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde] niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank heeft vervolgens de gevorderde vervroegde onteigening uitgesproken, aangezien [gedaagde] zich niet verzet tegen de onteigening, maar enkel verweer voerde tegen de hoogte van de schadeloosstelling. De rechtbank heeft het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op € 346.841,10 en de zekerheidstelling op € 38.537,90. Tevens zijn er termijnen vastgesteld voor de indiening van het conceptrapport door deskundigen en de reacties daarop door partijen.