Op 26 september 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. E.J.C. Adang (voorzitter), mr. M.E. Bartels en mr. J.J. Janssen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster. Dit verzoek was ingediend op 22 augustus 2019 en strekte tot wraking van de rechters mr. J.D. Streefkerk en mr. W. Heijninck in hun hoedanigheid als rechter en rechter in opleiding. Verzoekster betoogde dat de rechters ten onrechte de heer Baselmans als derde partij hadden toegelaten in de bestuursrechtelijke zaak, wat volgens haar leidde tot een uitbreiding van het geding en een schijn van partijdigheid.
De rechters hebben in hun schriftelijke reactie aangegeven dat zij niet in de wraking berusten en dat het verzoek te laat is ingediend. Tevens stelden zij dat de beslissing om een derde partij toe te laten geen grond voor wraking kan opleveren. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2019 zijn verzoekster en de rechters in persoon verschenen.
De wrakingskamer heeft geoordeeld dat een rechter alleen gewraakt kan worden bij objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De door verzoekster aangevoerde gronden werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om aan te nemen dat de rechters vooringenomen waren. Bovendien heeft de wrakingskamer vastgesteld dat verzoekster in andere procedures vergelijkbare wrakingsverzoeken heeft ingediend, die telkens zijn afgewezen. Dit wijst op misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat toekomstige wrakingsverzoeken in deze procedures niet meer in behandeling zullen worden genomen.