ECLI:NL:RBOBR:2019:7818

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2019
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
WR 19/026
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedures en misbruik van wrakingsinstrument

Op 26 september 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. E.J.C. Adang (voorzitter), mr. M.E. Bartels en mr. J.J. Janssen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster. Dit verzoek was ingediend op 22 augustus 2019 en strekte tot wraking van de rechters mr. J.D. Streefkerk en mr. W. Heijninck in hun hoedanigheid als rechter en rechter in opleiding. Verzoekster betoogde dat de rechters ten onrechte de heer Baselmans als derde partij hadden toegelaten in de bestuursrechtelijke zaak, wat volgens haar leidde tot een uitbreiding van het geding en een schijn van partijdigheid.

De rechters hebben in hun schriftelijke reactie aangegeven dat zij niet in de wraking berusten en dat het verzoek te laat is ingediend. Tevens stelden zij dat de beslissing om een derde partij toe te laten geen grond voor wraking kan opleveren. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2019 zijn verzoekster en de rechters in persoon verschenen.

De wrakingskamer heeft geoordeeld dat een rechter alleen gewraakt kan worden bij objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De door verzoekster aangevoerde gronden werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om aan te nemen dat de rechters vooringenomen waren. Bovendien heeft de wrakingskamer vastgesteld dat verzoekster in andere procedures vergelijkbare wrakingsverzoeken heeft ingediend, die telkens zijn afgewezen. Dit wijst op misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat toekomstige wrakingsverzoeken in deze procedures niet meer in behandeling zullen worden genomen.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 19/026
Beslissing van 26 september 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit
mr. E.J.C. Adang, voorzitter, en mr. M.E. Bartels en mr. J.J. Janssen, leden,
hierna te noemen: de wrakingskamer
op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. J.D. Streefkerk en mr. W. Heijninck
in hun hoedanigheid van respectievelijk rechter en rechter in opleiding in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaak met zaaknummers SHE 18/2971, SHE 18/3711, SHE 19/40 en SHE 19/467,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van 22 augustus 2019;
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 23 augustus 2019;
  • de schriftelijke reactie van verzoekster van 2 september 2019 op het door de rechters en griffier opgemaakte en vastgestelde proces-verbaal van de zitting van 22 augustus 2019;
  • de dossiers in de wrakingszaak met zaaknummers SHE 18/2971, SHE 18/3711, SHE 19/40 en SHE 19/467.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 12 september 2019. Verzoekster en de rechters zijn in persoon verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer SHE 18/2971, SHE 18/3711, SHE 19/40 en SHE 19/467.
2.2
In de kern genomen heeft verzoekster blijkens het schriftelijke verzoek tot wraking van de rechters en de nadere toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de rechters ten onrechte en op eigen initiatief hebben beslist de heer Baselmans als derde partij aan te merken. De rechters hebben aldus ten onrechte de omvang van het aanhangig gemaakte geding uitgebreid. Verder is ter zitting geweigerd om deze niet-belanghebbende naar de publieke tribune te verwijzen. Het handelen van de rechters duidt op (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid.
2.3
De rechters hebben in hun schriftelijke reactie laten weten dat zij niet in de wraking berusten, dat het verzoek te laat is gedaan en dat een beslissing om een partij in het geding toe te laten en deze op verzoek van verzoekster niet naar de publieke tribune te verwijzen, geen grond voor wraking kan opleveren.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoekster die concrete omstandigheden moet aanvoeren.
Verzoekster acht de rechter(s) vooringenomen omdat deze een - in haar ogen - onjuiste beslissing heeft (hebben) genomen. De juistheid van de rechterlijke beslissing kan echter alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De wrakingskamer is van oordeel dat de door verzoekster aangevoerde grond deze hoge drempel niet haalt. Uit het vorenstaande volgt dat er geen sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat de rechter(s) moet(en) worden geacht met betrekking tot verzoeker vooringenomen te zijn, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster meerdere zaken aanhangig heeft gemaakt bij de bestuursrechter van deze rechtbank, waaronder ook de procedure met zaaknummer SHE 18/2489. Verzoekster heeft in die procedure thans meerdere malen de behandelend rechter gewraakt en daarbij dezelfde wrakingsgronden aangevoerd, zoals die ook aan het onderhavige verzoek ten grondslag zijn gelegd. Deze wrakingsverzoeken zijn door de wrakingskamer telkens afgewezen. Gelet hierop is de wrakingskamer van oordeel dat verzoekster het middel van wraking voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedures te frustreren. Daarmee is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter(s) in de procedures met zaaknummers SHE 18/2971, SHE 18/3711, SHE 19/40 en SHE 19/467 niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
-
wijsthet verzoek tot wraking van de rechters
af;
-
bepaaltdat een volgend wrakingsverzoek van de rechter(s) in de procedures met zaaknummers SHE 18/2971, SHE 18/3711, SHE 19/40 en SHE 19/467 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. E.J.C. Adang, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. J.J. Janssen, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2019.
de griffier: de voorzitter:
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.