ECLI:NL:RBOBR:2019:7817

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2019
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
WR 19/025
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in bestuursrechtelijke procedure wegens vermeende partijdigheid

Op 26 september 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. E.J.C. Adang (voorzitter), mr. M.E. Bartels en mr. J.J. Janssen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster. Dit verzoek was ingediend op 13 augustus 2019 en betrof de wraking van mr. D.J. de Lange, die als rechter betrokken was bij de bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer SHE 18/2489. Verzoekster stelde dat de rechter ten onrechte had besloten de heer Baselmans als derde partij aan te merken, wat volgens haar de omvang van het geding onterecht had uitgebreid en duidde op (de schijn van) partijdigheid.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2019 was verzoekster aanwezig en heeft zij haar standpunt toegelicht. De rechter was echter niet verschenen. In zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek had de rechter aangegeven niet in de wraking te berusten en betoogd dat de beslissing om een processuele partij toe te laten geen grond voor wraking kan opleveren.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestaat. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster niet voldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die de objectieve vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. Bovendien werd opgemerkt dat verzoekster reeds eerder dezelfde rechter op dezelfde gronden had gewraakt, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster het wrakingsinstrument misbruikte en besloot dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in deze procedure niet meer in behandeling zal worden genomen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 19/025
Beslissing van 26 september 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit
mr. E.J.C. Adang, voorzitter, en mr. M.E. Bartels en mr. J.J. Janssen, leden,
hierna te noemen: de wrakingskamer
op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. D.J. de Lange
in zijn hoedanigheid van rechter in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaak met zaaknummer SHE 18/2489,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van 13 augustus 2019;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 14 augustus 2019;
  • de brief van verzoekster van 19 augustus 2019;
  • de brief van de rechter van 23 augustus 2019;
  • het dossier in de wrakingszaak met zaaknummer SHE 18/2489.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 12 september 2019. Verzoekster is in persoon verschenen. Verzoekster heeft spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De rechter is wegens verhindering niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer SHE 18/2489.
2.2
In de kern genomen heeft verzoekster blijkens het schriftelijke verzoek tot wraking van de rechter en de nadere toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter ten onrechte en op eigen initiatief heeft beslist de heer Baselmans als derde partij aan te merken. De rechter heeft aldus ten onrechte de omvang van het aanhangig gemaakte geding uitgebreid. Het handelen van de rechter duidt op (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid.
2.3
De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie laten weten dat hij niet in de wraking berust en heeft verder aangevoerd dat een beslissing om een processuele partij in het geding toe te laten, geen grond voor wraking kan opleveren.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoekster die concrete omstandigheden moet aanvoeren.
Verzoekster acht de rechter vooringenomen omdat deze een - in haar ogen - onjuiste beslissing heeft genomen. De juistheid van de rechterlijke beslissing kan echter alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De wrakingskamer is van oordeel dat de door verzoekster aangevoerde grond deze hoge drempel niet haalt. Uit het vorenstaande volgt dat er geen sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat de rechter moet worden geacht met betrekking tot verzoeker vooringenomen te zijn, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen.
Verzoekster heeft in deze procedure thans tweemaal dezelfde rechter op dezelfde gronden gewraakt. Deze wrakingsverzoeken zijn niet gehonoreerd en leiden tot een onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoekster het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in de procedure met zaaknummer SHE 18/2489 niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
-
wijsthet verzoek tot wraking van de rechter
af;
-
bepaaltdat een volgend wrakingsverzoek van de rechter in de procedure met zaaknummer SHE 18/2489 niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. E.J.C. Adang, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. J.J. Janssen, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2019.
de griffier: de voorzitter:
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.