4.15.ASR heeft zich beroepen op de uit de polisvoorwaarden voortvloeiende eis dat er bij de diagnostiek en de behandeling sprake dient te zijn van betrokkenheid van een psychiater, klinisch psycholoog of psychotherapeut. Daarnaast was de (hoofd)behandelaar een GZ psycholoog. Een GZ psycholoog kwalificeert volgens ASR echter niet als een hoofdbehandelaar/specialist als bedoeld haar polisvoorwaarden. Daarom bestond er geen recht op vergoeding van de door YWCC verleende zorg en moeten de al betaalde declaraties worden terugbetaald, aldus ASR.
4.15.1.Volgens YWCC is wel voldaan aan de in de polisvoorwaarden gestelde eis van betrokkenheid van een specialist. Ten onrechte werpt ASR op dat, op grond van de polisvoorwaarden, de hoofdbehandelaar geen GZ-psycholoog zou mogen zijn. De door de hoofdbehandelaar bestede tijd werd deels direct en deels indirect (via de betrokken behandelaar) geregistreerd. De toentertijd betrokken klinisch psycholoog was gemiddeld eens per 2 weken in de kliniek aanwezig voor diagnostiek, direct contact met patiënten, multidisciplinair overleg, etc. Verder kan aan de hand van berekeningen worden aangetoond hoeveel minuten door de hoofdbehandelaar aan patiënten (in)direct is besteed, aldus YWCC.
4.15.2.Partijen verschillen van mening over de interpretatie van de definitie van “specialistische GGZ” zoals opgenomen in de verzekeringsvoorwaarden van ASR. Bij de beoordeling daarvan zal eerst stil worden gestaan bij de vraag of het geoorloofd is dat ASR in haar definitie van “specialistische GGZ” slechts de psychiater, klinisch psycholoog en de psychotherapeut - en niet de GZ-psycholoog - als door haar aanvaarde specialisten aanwijst. Uit de stellingen van YWCC blijkt dat zij het niet redelijk acht dat ASR de kring van specialisten beperkt tot deze drie beroepen. In deze stellingen ligt besloten dat YWCC meent dat ASR daarmee de aard, inhoud en omvang van de verzekerde zorg inperkt op een wijze die in het kader van de Zvw niet de bedoeling is.
4.15.3.Overwogen wordt in dit verband dat artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering afbakent welke soorten gezondheidszorg gedekt worden onder de wettelijk verplichte zorgverzekering. Die soorten gezondheidszorg worden in het eerste lid van artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering beschreven aan de hand van de geneeskundige beroepen die de bedoelde soorten zorg “plegen te bieden”. Dit wordt in de parlementaire geschiedenis wel aangeduid als de “functiegerichte omschrijving” van de zorg die onder het verzekeringspakket valt. De wetgever heeft bij de keuze voor functiegerichte omschrijving van de gedekte zorgsoorten uitdrukkelijk overwogen dat dit niet betekent dat die zorg dan ook daadwerkelijk door mensen met de in artikel 2.4 lid 1 van het Besluit zorgverzekering genoemde beroepen moet worden geleverd. De wetgever wilde een herschikking van taken in de gezondheidszorg juist mogelijk maken en daarom niet in de wet vastleggen welk beroep welke zorg moet verlenen. Blijkens de nota van toelichting bij het Besluit zorgverzekering betekent dit echter niet, dat ook zorgverzekeraars in hun verzekeringspolissen niet mogen bedingen dat bepaalde taken (toch) door specifiek benoemde beroepen moeten worden uitgevoerd om aanspraak te kunnen maken op verzekeringsdekking. De minister overweegt hieromtrent in de nota van toelichting bij het Besluit zorgverzekering:
“De functiegerichte omschrijving houdt in dat alleen nog maar bij wettelijk voorschrift geregeld is wat er onder de aanspraken valt (de inhoud en omvang van de zorg) en wanneer (de indicatiegebieden) er aanspraak bestaat. Wie de zorg verleent en waar die wordt verleend, is in het gekozen functiegerichte systeem een verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar om daarover afspraken te maken met de verzekerde in de zorgovereenkomst. Dit geldt ook voor de procedurele voorwaarden, zoals toestemmingsvereisten, verwijzingen en voorschrijfvereisten. (...)
Uitgangspunt is dat in de zorgpolis staat vermeld welke zorg door wie wordt verleend, waar deze wordt verleend en welke voorwaarden gelden, wil op deze zorg aanspraak bestaan, dan wel willen de kosten worden vergoed. Het is verder van belang dat in de zorgpolis wordt beschreven aan welke hoedanigheid, bekwaamheid of geschiktheid een zorgverlenende persoon of instelling moet voldoen, wil diens zorg voor rekening van de zorgverzekering komen.(...)
Daarnaast geldt dat de nieuwe structuur van de avond-, nacht- en weekenddiensten, de taakherschikking binnen de gezondheidszorg en andere ontwikkelingen met zich brengen dat de zorg zoals de huisartsen die plegen te bieden lang niet meer uitsluitend door de huisartsen wordt verleend. Praktijkverpleegkundigen, doktersassistenten, bedrijfsartsen, GGD-artsen zijn taken gaan overnemen. Daarnaast zijn er de nieuwe beroepsgroepen, de nurse practitioner en de physician assistant, die taken op dit gebied gaan verrichten. Door voorwaarden als wie mag verwijzen en wie mag voorschrijven niet meer bij wettelijk voorschrift te regelen, kan het veld flexibel op de nieuwe ontwikkelingen inspelen en kunnen de voorwaarden flexibel in de zorgpolis worden aangepast.”
(zie: Staatsblad 2005, 389, p. 18-20)
4.15.4.Nu in de toelichting bij het Besluit zorgverzekering is overwogen dat in de zorgverzekeringspolis kan worden geconcretiseerd wie (welk type beroepsbeoefenaar) de te verzekeren zorg verleent en dat een dergelijke concretisering in zorgverzekeringspolissen voldoende flexibel is om aan de trend van taakherschikking in de gezondheidszorg tegemoet te komen, concludeert de rechtbank dat het ASR vrij stond om aan het verlenen van dekking voor specialistische GGZ de voorwaarde te stellen dat een psychiater, klinisch psycholoog of psychotherapeut bij de behandeling betrokken zou zijn.
4.15.5.Dat deze opsomming niet limitatief zou zijn bedoeld en daarmee naar zijn aard onduidelijk is, zoals YWCC betoogt, blijkt niet uit de tekst van de polisvoorwaarden. ASR heeft er immers niet voor gekozen om het woord “enzovoort” of “ bijvoorbeeld” in de polisvoorwaarde te vermelden, maar maakt juist gebruik van het woord “of” om specifiek te duiden welke specialisten zij voor ogen heeft. De rechtbank volgt YWCC daarom niet in haar stelling dat de tekst van de polisvoorwaarden in artikel 1.57 naar zijn aard (wat betreft de term “specialist” ) onduidelijk is waardoor - ingeval van twijfel over de betekenis ervan - de meest gunstige uitleg dient te prevaleren en ook een GZ psycholoog onder de volgens YWCC niet limitatieve opsomming zou moeten worden geschaard (ex artikel 6:231 aanhef en onder a BW in verbinding met artikel 6:238 lid 2 BW).
4.15.6.YWCC heeft daarnaast onvoldoende onderbouwd waarom de door haar bedoelde sectorafspraken (productie 27 bij conclusie van dupliek, tevens repliek in reconventie) ertoe zouden leiden dat onder een specialist als bedoeld in de betreffende polisvoorwaarden, ook een GZ psycholoog dient te worden verstaan. De bedoelde sectorafspraken zien immers op gemaakte afspraken over wie de functie van hoofdbehandelaar kon vervullen en niet op de vraag of ASR betrokkenheid van een specialist zoals bedoeld in de onderhavige polisvoorwaarde mag verlangen. Betrokkenheid van een specialist sluit hoofdbehandelaarschap door een GZ psycholoog immers in beginsel niet uit. Ook de stelling dat het zorgverzekeraars vrij staat om ook nog voor 2013 te accepteren dat een GZ psycholoog als hoofdbehandelaar optrad, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit bij brief van 28 oktober 2014 zou hebben bevestigd (productie 10 bij conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie), kan daarom niet tot het oordeel leiden dat onder een “specialist” ook een GZ psycholoog dient te worden verstaan. Dat ASR gehouden zou zijn om op grond van de redelijkheid en billijkheid de voornoemde sectorafspraken te volgen, heeft YWCC eveneens gekoppeld aan de daarin gemaakte afspraken over het hoofdbehandelaarschap en niet aan de vraag of een specialist zoals bedoeld in de poliswaarden betrokken is geweest bij de behandeling. Ook deze stelling kan daarom niet tot een ander oordeel leiden.
4.15.7.Volgens YWCC blijkt verder uit het rapport van het Zorginstituut Nederland van 4 december 2014 dat de door haar geleverde zorg in zijn algemeenheid valt aan te merken als verzekerde zorg (productie 28 bij conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie). In dit rapport van 2014 wordt echter nadrukkelijk gesproken over de “thans” geleverde zorg, dat wil zeggen de zorg die YWCC anno 2014 heeft geboden. Een inhoudelijk oordeel over de thans in geschil zijnde individuele zorgdossiers, uit de jaren waar het hier om gaat (2011, 2012), blijkt hieruit niet. Dit rapport betreft aldus geen oordeel over de verleende zorg die in dit geval ter beoordeling voor ligt. Het beroep van YWCC op dit rapport slaagt daarom evenmin.
4.15.8.Dit brengt de rechtbank bij de vraag hoe de door ASR bedongen betrokkenheid van de genoemde specialisten moet worden geïnterpreteerd. Bij de uitleg van verzekeringsvoorwaarden geldt als maatstaf: de zin die de partijen bij de verzekeringsovereenkomst daar in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij - meer dan bij overeenkomsten waarbij de partijen persoonlijk over de inhoud onderhandeld hebben - de nadruk ligt op objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de relevante bepalingen zijn gesteld, gelezen in het licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen bij toepassing van deze maatstaf de woorden “betrokkenheid van een specialist (psychiater, klinisch psycholoog of psychotherapeut)” redelijkerwijs niet anders worden begrepen, dan dat een van de opgesomde specialisten een actieve taak dient te vervullen in het uitdenken en coördineren en/of uitvoeren van de te verlenen zorg. Om te kunnen spreken van “betrokkenheid” zal een specialist ook metterdaad - bijvoorbeeld door contact met de patiënt en/of door multidisciplinair overleg - toezicht moeten houden en sturing moeten geven aan de verleende zorg.
4.15.9.Tegelijkertijd volgt uit de betreffende verzekeringsvoorwaarde echter niet dat de specialist de uitvoering van de te verstrekken behandelingen niet gedeeltelijk of geheel zou mogen delegeren. Als er slechts sprake zou kunnen zijn van specialistische GGZ indien de behandeling (geheel of gedeeltelijk) zou worden uitgevoerd door een van de door ASR benoemde specialisten, had dat eenvoudig met zo veel woorden in de verzekeringsvoorwaarden kunnen worden vermeld; de formulering met de meer algemene term “betrokkenheid” impliceert daarentegen - reeds vanwege de ruimere betekenis van dit woord in het normale spraakgebruik - dat daar ook andersoortige bemoeienis van de specialist onder kan worden begrepen.
4.15.10.De rechtbank volgt hiermee dus in zoverre het standpunt van YWCC, dat niet kan worden aangenomen dat de behandeling geheel of voor een minimaal percentage door de specialist zelf diende te worden uitgevoerd. Ook op basis van indirecte patiëntgebonden tijd van de specialist kan geconcludeerd worden dat een behandeling te gelden heeft als specialistische GGZ in de zin van de verzekeringsvoorwaarden van ASR.
4.15.11.Met het oordeel dat de specialist daadwerkelijk - directe dan wel indirecte - tijd aan de patiënt dient te besteden, is echter nog geen antwoord gegeven op de vraag hoeveel tijd de specialist dan concreet aan de patiënt besteed moet hebben om van specialistische GGZ in de zin van de verzekeringsvoorwaarden van ASR te kunnen spreken. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.15.12.Volgens ASR bestaat er, behoudens in een aantal gevallen (voor wat betreft de intake), geen enkel aanknopingspunt in de zorgdossiers waaruit aannemelijk wordt dat er enige mate van betrokkenheid van een specialist is geweest bij de behandeling van de betreffende verzekerden, zodat niet kan worden gesproken van voldoende mate van betrokkenheid van een specialist in de zin van haar polisvoorwaarden. Volgens YWCC gelden er helemaal geen vereisten wat betreft een minimaal betrokkenheidspercentage van een specialist als zodanig.
4.15.13.YWCC kan niet worden gevolgd in haar verweer. Het woord “betrokkenheid” impliceert, en dat volgt ook al uit hetgeen hiervoor is overwogen, dat er een bepaalde mate van bemoeienis van een specialist dient te zijn. Deze mate van bemoeienis dient naar het oordeel van de rechtbank objectief verifieerbaar te zijn, omdat de polisvoorwaarde wat betreft de mate van betrokkenheid anders zonder betekenis zou blijven. Wanneer enkel aannemelijk zou behoeven te worden gemaakt dat een specialist betrokken is (geweest), zoals YWCC betoogt, zou dit in feite neer kunnen komen op een enkel formele verantwoordelijkheid. Een dergelijke formele verantwoordelijkheid acht de rechtbank onvoldoende gelet op de tekst van de polisvoorwaarde. De rechtbank volgt YWCC daarom ook niet in haar verweer dat de tekst van de polisvoorwaarde in artikel 1.57 naar zijn aard (wat betreft de term “betrokkenheid” ) onduidelijk is waardoor - ingeval van twijfel over de betekenis ervan - de meest gunstige uitleg dient te prevaleren en er geen betrokkenheidspercentages gelden (ex artikel 6:231 aanhef en onder a BW in verbinding met artikel 6:238 lid 2 BW).
4.15.14.YWCC heeft verder aangevoerd dat er uit de door ASR genoemde Spelregels DBC-registratie 2012 geen juridische verplichting voor de psychiater, klinisch psycholoog of psychotherapeut blijkt om tijd te schrijven. Op basis waarvan zij tot deze conclusie komt en in hoeverre dit relevant is voor haar verweer op dit punt, heeft YWCC niet nader toegelicht anders dan met de (bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie) opgeworpen algemene stelling dat onduidelijkheid zou bestaan over de DBC-spelregels (in de jaren voor 2013) en de declaratieregels veel vrijheidsgraden kennen. YWCC heeft daarom op een andere manier dan door middel van het DBC-tijdsregistratiesysteem de betrokkenheid van de psychiater aannemelijk willen maken. YWCC heeft daartoe diverse producties in de procedure gebracht (productie 16, productie 22, pagina 3 (productie 12 bij dagvaarding) en - voor de onderleggers per dossier - productie 23 bij conclusie van dupliek, tevens repliek in reconventie).
4.15.15.ASR heeft op basis van de declaraties in deze dossiers nu juist vastgesteld dat een specialist niet in voldoende mate betrokken is geweest. ASR heeft bij schrijven van 9 april 2013 aan YWCC om een overzicht verzocht van de bij de behandeling van de betreffende verzekerden betrokken hoofd- en medebehandelaars. Uit dit overzicht blijkt slechts dat naast mevrouw [naam 1] ook mevrouw [naam 2] betrokken is geweest bij een aantal verzekerden maar ook zij is geen specialist in de zin van de polisvoorwaarden. ASR stelt dat noch uit de medisch dossiers noch uit de DBC-registraties af te leiden is dat een specialist bij de behandeling betrokken is geweest. ASR stelt voorts dat verslagen van behandelingen ontbreken zodat niet kan worden vastgesteld welke behandelingen zijn uitgevoerd. Ook is geen of nauwelijks tijd geregistreerd door specialisten, behoudens in een enkel geval de intake. ASR stelt dat er geen koppeling mogelijk is tussen de tijd van de specialist en het EPD zodat ook in zoverre niet kon worden vastgesteld wat de behandeling/betrokkenheid van de specialist is geweest. Ook het EPD bevat geen informatie waaruit de betrokkenheid van een specialist blijkt, er was geen verslag van een tussenevaluatie-of eindgesprek van de specialist met de patiënt in het dossier aanwezig.
De rechtbank is van oordeel dat YWCC hiertegenover onvoldoende onderbouwd verweer heeft gevoerd. Er zijn geen dossiers of andere stukken overgelegd waaruit wel blijkt van de betrokkenheid van een specialist bij de betrokken verzekerden.
De berekening van YWCC in productie 12 bij de dagvaarding en 22 bij conclusie van dupliek in conventie, waarnaar YWCC ook ter zitting heeft verwezen, ziet op de gemiddelde betrokkenheid van een hoofdbehandelaar. Ook in productie 16 geeft YWCC slechts een algemene toelichting op de (mate van) betrokkenheid van een hoofdbehandelaar. Daarmee staat echter (enerzijds) nog niet vast dat de hoofdbehandelaar per individueel dossier ook een specialist was zoals bedoeld in de polisvoorwaarden van ASR en (anderzijds) blijkt hieruit niet van betrokkenheid van een specialist bij de in conventie in geschil zijnde zorgdossiers (dossiernummers 2 t/m 6). Als, zoals YWCC schrijft de aanwezigheid van de hoofdbehandelaar (die volgens haar ook specialist is in de zin van de polisvoorwaarden) zelden in de verslaglegging is opgenomen, dan had het op haar weg gelegen om in die gevallen op andere wijze de betrokkenheid te onderbouwen. Dat heeft YWCC niet gedaan. Een algemene verwijzing naar een brochure of algemeen beleid is daartoe onvoldoende, nu het gaat om de betrokkenheid van een specialist op individueel patiëntenniveau.
4.15.16.Ook nadat ASR bij conclusie van repliek in conventie nogmaals heeft toegelicht - met verwijzing naar concrete feiten, die zij mede heeft ontleend naar aanleiding van de dossiercontrole bij YWCC op 25 juni 2018, - dat in ieder van de zorgdossiers niet kan worden vastgesteld dat een specialist in voldoende mate betrokken is geweest, heeft YWCC haar verweer niet nader toegelicht of geconcretiseerd. Zo heeft YWCC bijvoorbeeld niet gemotiveerd weersproken dat er geen behandelverslagen zijn waaruit blijkt dat de psychiater (direct of indirect) betrokken is geweest en dat de psychiater niet of nauwelijks tijd heeft geregistreerd, behoudens in een aantal gevallen tijdens de intake. Als al zou blijken van betrokkenheid van een specialist (zoals bedoeld in de polisvoorwaarden) bij de intake op individueel niveau zoals aangevoerd door YWCC dan is door haar nog niet duidelijk gemaakt in welke mate deze specialist betrokken is geweest bij de behandeling van de verzekerden. De enkele betrokkenheid van de specialist bij de intake van een patiënt is op zich nog onvoldoende om van betrokkenheid bij de behandeling te kunnen spreken zoals ook overwogen in r.o. 4.15.8.
4.15.17.Het had, kort gezegd, op de weg van YWCC gelegen om per verzekerde (en aldus per dossier) inzichtelijk te maken hoeveel behandeltijd aan de volgens haar betrokken psychiater kan worden toegerekend. YWCC had daartoe bijvoorbeeld kunnen verwijzen naar specifieke in ieder individueel dossier opgenomen behandelverslagen en gericht kunnen duiden op welke pagina van een dergelijk verslag de door haar beweerde betrokkenheid van de psychiater (of andere specialist in de zin van de polisvoorwaarden) blijkt. Op haar rust immers de wettelijke plicht om het medisch dossier op een deugdelijke manier bij te houden, zodat van haar - gelet op de gemotiveerde stellingen van ASR dat niet is gebleken dat een in de polisvoorwaarden bedoelde specialist in voldoende mate betrokken is geweest bij de behandeling - mocht worden verwacht dat zij zou aanwijzen op welke plek in een dossier de relevante informatie is terug te vinden. Het moge zo zijn dat de verslaglegging in 2011, 2012 en 2013 door YWCC niet met het oog op externe verantwoording aan zorgverzekeraars is opgesteld, maar dit neemt niet weg dat het op haar weg lag om, gelet op de gemotiveerde stellingen van ASR, de mate van betrokkenheid van een specialist per individuele verzekerde inzichtelijk te maken. YWCC wijst bijvoorbeeld op productie 27, pagina 20, bij conclusie van dupliek, tevens repliek in reconventie, maar laat vervolgens na toe te lichten waar in elk van de individuele dossiers in (bijvoorbeeld) de MDO-/behandelverslagen kan worden teruggevonden dat een specialist daadwerkelijk (indirect) betrokken was. Voor zover YWCC zich zou hebben willen beroepen op een vergelijking met de voorbeelddossiers zoals door haar zijn overgelegd in productie 24 bij conclusie van dupliek, tevens repliek in reconventie, heeft YWCC nagelaten toe te lichten waarom deze voorbeelden met betrekking tot de onderhavige zorgdeclaraties (dossiernummers 2 t/m 6) relevant zouden zijn. Hetzelfde geldt voor haar verwijzing naar productie 23 bij conclusie van dupliek, tevens repliek in reconventie. Voor de rechtbank dient immers duidelijk te zijn wat haar ter beoordeling wordt voorgelegd en voor de wederpartij, in dit geval ASR, waartegen zij zich dient te verweren (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2017:404). 4.15.18.In het licht van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat YWCC de stelling van ASR dat van een voldoende betrokkenheid van een specialist bij de behandeling geen sprake is geweest, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Door er (om haar moverende redenen) voor te kiezen om geen (DBC) tijdsregistraties in het geding te brengen die zien op de individuele zorgdossiers (dossiernummers 2 t/m 6), omdat YWCC meent dat dit niet is vereist met betrekking tot de in geschil zijnde zorgdeclaraties, ziet de rechtbank thans geen aanleiding om YWCC daar alsnog toe in de gelegenheid te stellen. Evenmin ziet de rechtbank gelet op het voorgaande aanleiding om YWCC in de gelegenheid te stellen om haar stellingen met betrekking tot de door haar overgelegde producties in dat kader nader toe te lichten of om een deskundigenbericht te gelasten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft YWCC voldoende gelegenheid gehad om een nadere onderbouwing van haar verweer op dit punt reeds in een eerder stadium van de procedure naar voren te brengen. Nu een deugdelijke onderbouwing op het punt van betrokkenheid van een (relevante) specialist ontbreekt, is het voor de rechtbank evenmin mogelijk om te beoordelen waar in elk van de individuele dossiers de grens moet worden getrokken waaronder redelijkerwijs niet meer aangenomen kan worden dat sprake is van betekenisvolle “betrokkenheid” van de psychiater, klinisch psycholoog of psychotherapeut.
4.15.19.De conclusie luidt dat tegen het met stukken onderbouwde standpunt van ASR dat ter zake de in conventie in geschil zijnde dossiers geen psychiater, klinisch psycholoog of psychotherapeut (in voldoende mate) bij de behandeling betrokken is geweest door YWCC onvoldoende onderbouwd verweer is gevoerd dat de specialist wel (in voldoende mate) betrokken is geweest. Dit betekent dat de door YWCC aan de betrokken verzekerden verleende zorg niet voor vergoeding in aanmerking komt op grond van de Zvw. Het reeds betaalde bedrag dient te worden terugbetaald.
Redelijkheid en billijkheid