Overwegingen
1. In een uittreksel van eisers registratie in het JDS van 10 juli 2018 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
"(…)
Datum beslissing 21 januari 2016 Politierechter in de rechtbank Oost-Brabant
Feit 1 art 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994
Kwalificatie overtreding van artikel 163, tweede lid, van de
Wegenverkeerswet 1994
Maat.classif. Onder invloed van alcohol
Pleegdatum 12 november 2015 te Maarheeze
(…)
Feit 1 70 Dagen Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen"
2. Eiser heeft de minister op 30 juli 2018 gevraagd om zijn registratie in het JDS te rectificeren op het punt maatschappelijke classificatie. Daartoe heeft hij gesteld dat hij heeft geweigerd om mee te werken aan een ademanalysetest en dat er niet onder invloed van alcohol is gereden.
De andere feiten staan onder het kopje procesverloop.
Het standpunt van de minister
3. De minister vindt dat de gegevens die over eiser in het JDS staan niet kunnen worden gewijzigd, omdat eisers verzoek niet voldoet aan de voorwaarden voor wijziging daarvan. Als eiser vindt dat hij ten onrechte is veroordeeld voor het weigeren van een ademanalysetest, dan kan hij zich wenden tot het openbaar ministerie, aldus de minister.
Beoordeling van het bestreden besluit
4. Eiser voert aan dat het hem erom gaat dat de maatschappelijke classificatie die in het JDS is vermeld, moet worden gecorrigeerd. Hij heeft inderdaad geweigerd om mee te werken aan een blaastest, maar hij heeft niet onder invloed van alcohol gereden. De rechters gaan uit van deze onjuiste registratie en daarom ondervindt hij nadeel hiervan, aldus eiser.
5. De minister legt aan zijn besluit ten grondslag de e-mail van het openbaar ministerie van 7 augustus 2018, waarin het volgende staat:
“
De heer [naam] geeft aan dat ten aanzien van de zaak [nummer] de maatschappelijke classificatie fout zou zijn weergegeven op de uittreksel van zijn justitiële documentatie en verzoekt om verbetering hiervan. Hij beroept zich zodoende op artikel 22, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) wegens feitelijke onjuistheden.
Ik constateer dat de heer [naam] is veroordeeld voor het weigeren van een ademanalyse in de zin van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Uit het procesdossier komt naar voren dat de adem van de heer [naam] naar alcohol riekte en dat er op basis van de verdenking van rijden onder in vloed van alcohol een ademanalyse is gevorderd. Gelet op de casus en het Handboek van maatschappelijke classificaties geeft de keuze van ‘rijden onder invloed van alcohol’ geen blijk van een verkeerde toepassing van de maatschappelijke classificaties.
Er is geen sprake van feitelijke onjuistheden in de zin van artikel 22, eerste lid, van de Wjsg. Ik adviseer u dan ook om het verzoek ter verbetering van de justitiële gegevens af te wijzen.”
Daarbij heeft de minister ter zitting met zoveel woorden de volgende toelichting gegeven. Het openbaar ministerie verstrekt aan de minister de gegevens voor de registratie in het JDS. Als de minister een verzoek om een rectificatie ontvangt, dan vraagt hij daarover een advies aan het openbaar ministerie. Als in het advies het openbaar ministerie vasthoudt aan wat in de registratie staat vermeld, dan heeft de minister niet de bevoegdheid om zelf de gegevens in het JDS aan te passen. De minister is in zoverre slechts een doorgeefluik. Als eiser het niet eens is met de desbetreffende maatschappelijke classificatie, dan kan hij zich met een herzieningsverzoek wenden tot het openbaar ministerie.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Op grond van artikel 22, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), voor zover hier van belang, heeft de betrokkene het recht op diens schriftelijk verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende justitiële gegevens te verkrijgen. Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg), ten tijde hier van belang, wordt als justitieel gegeven aangemerkt de maatschappelijke classificatie van het strafbare feit.
8. In de nota van toelichting bij het Besluit justitiële gegevens (Stb. 2014, 130) staat:
"(…) Met classificatie (eerste lid, onder e) wordt bedoeld een nadere aanduiding van het feit dat inzicht geeft in het soort overtreding. Gedacht kan daarbij worden aan de classificatie «tasjesroof» bij diefstal. Een dergelijke classificatie geeft enig inzicht in de zwaarte van het gepleegde feit.(…)"
De term “maatschappelijke classificatie” als bedoeld in het bepaalde in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder e, van het Bjsg is dus een specificatie van het strafbare feit (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 oktober 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BJ9487). 9. Vaststaat dat eiser in dit geval is veroordeeld voor “overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet”. In dat artikellid staat: “De bestuurder aan wie het in het eerste lid bedoelde bevel is gegeven, is verplicht ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en gevolg te geven aan alle door de opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.” Dit betekent dat eiser is veroordeeld voor het niet meewerken aan een ademanalysetest. Naar het oordeel van de rechtbank is de registratie “onder invloed van alcohol” geen specificatie van het niet meewerken aan een ademanalysetest. Het openbaar ministerie is kennelijk tot deze classificatie overgegaan op grond van het zogeheten ‘Handboek van maatschappelijke classificaties’, maar daarmee wordt voorbijgegaan aan de hiervoor geschetste betekenis van de wettelijke term “maatschappelijke classificatie”. Verder vindt het openbaar ministerie ‘de casus’ relevant, maar vaststaat dat eiser alleen is veroordeeld voor het niet meewerken aan een ademanalysetest. Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het onbegrijpelijk dat wordt vastgehouden aan de registratie ‘onder invloed van alcohol’.
10. De rechtbank volgt de minister niet in zijn stellingen dat hij slechts een doorgeefluik is en eiser zich kan wenden tot het openbaar ministerie met een herzieningsverzoek. De minister heeft immers op grond van artikel 22, eerste lid, van de Wsjg, in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder e, van het Bsjg de verplichting op verzoek van een rechthebbende een maatschappelijke classificatie, indien deze (feitelijk) onjuist is, te rectificeren. De minister heeft dus op grond van de wet in zoverre een eigen verantwoordelijkheid.
11. Omdat uit het voorgaande volgt dat de minister het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat dat niet voldoet aan de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en draagt de minister op een nieuw besluit op het bezwaar te nemen en daarbij rekening te houden met wat de rechtbank in deze uitspraak heeft bepaald.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat de minister het door eiser betaalde griffierecht aan hem moet terugbetalen.
13. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de door eiser gemaakte proceskosten. Die kosten zijn volgens de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in afwijking van de door eiser gevraagde reiskosten, € 17,40. De reiskosten worden namelijk gebaseerd op de kosten van openbaar vervoer 2e klas van de woonplaats van eiser naar de zittingsplaats van de rechtbank en terug. In dit geval dus 2 x € 8,70 (tarief enkele reis van Heeze naar ’s-Hertogenbosch of omgekeerd).