ECLI:NL:RBOBR:2019:5301

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
19/1029
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van rectificatie van maatschappelijke classificatie in Justitieel Documentatiesysteem

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Justitie en Veiligheid. De eiser verzocht om rectificatie van zijn maatschappelijke classificatie in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS), die volgens hem onjuist was. De minister had eerder besloten om de registratie niet te wijzigen, wat de eiser aanvocht. De rechtbank oordeelde dat de vermelding 'onder invloed van alcohol' geen juiste specificatie was van het feit dat de eiser had geweigerd mee te werken aan een ademanalysetest. De rechtbank stelde vast dat de minister op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) de verplichting had om een onjuiste maatschappelijke classificatie te rectificeren. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de minister en droeg de minister op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht en de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/1029

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2019 in de zaak tussen

[eiser] , in [woonplaats] , eiser,

en

de minister van Justitie en Veiligheid, de minister

(gemachtigden: mr. drs. M.A. Zoet en M.T.R. de Kroon).

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2018 heeft de minister besloten eisers registratie in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) niet te wijzigen.
Bij besluit van 3 april 2019 (het bestreden besluit) heeft de minister eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 augustus 2019. Eiser is naar de zitting gekomen. Voor de minister zijn zijn gemachtigden naar de zitting gekomen.

Overwegingen

De feiten
1. In een uittreksel van eisers registratie in het JDS van 10 juli 2018 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
"(…)
Datum beslissing 21 januari 2016 Politierechter in de rechtbank Oost-Brabant
Feit 1 art 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994
Kwalificatie overtreding van artikel 163, tweede lid, van de
Wegenverkeerswet 1994
Maat.classif. Onder invloed van alcohol
Pleegdatum 12 november 2015 te Maarheeze
(…)
Feit 1 70 Dagen Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen"
2. Eiser heeft de minister op 30 juli 2018 gevraagd om zijn registratie in het JDS te rectificeren op het punt maatschappelijke classificatie. Daartoe heeft hij gesteld dat hij heeft geweigerd om mee te werken aan een ademanalysetest en dat er niet onder invloed van alcohol is gereden.
De andere feiten staan onder het kopje procesverloop.
Het standpunt van de minister
3. De minister vindt dat de gegevens die over eiser in het JDS staan niet kunnen worden gewijzigd, omdat eisers verzoek niet voldoet aan de voorwaarden voor wijziging daarvan. Als eiser vindt dat hij ten onrechte is veroordeeld voor het weigeren van een ademanalysetest, dan kan hij zich wenden tot het openbaar ministerie, aldus de minister.
Beoordeling van het bestreden besluit
4. Eiser voert aan dat het hem erom gaat dat de maatschappelijke classificatie die in het JDS is vermeld, moet worden gecorrigeerd. Hij heeft inderdaad geweigerd om mee te werken aan een blaastest, maar hij heeft niet onder invloed van alcohol gereden. De rechters gaan uit van deze onjuiste registratie en daarom ondervindt hij nadeel hiervan, aldus eiser.
5. De minister legt aan zijn besluit ten grondslag de e-mail van het openbaar ministerie van 7 augustus 2018, waarin het volgende staat:

De heer [naam] geeft aan dat ten aanzien van de zaak [nummer] de maatschappelijke classificatie fout zou zijn weergegeven op de uittreksel van zijn justitiële documentatie en verzoekt om verbetering hiervan. Hij beroept zich zodoende op artikel 22, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) wegens feitelijke onjuistheden.
Ik constateer dat de heer [naam] is veroordeeld voor het weigeren van een ademanalyse in de zin van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Uit het procesdossier komt naar voren dat de adem van de heer [naam] naar alcohol riekte en dat er op basis van de verdenking van rijden onder in vloed van alcohol een ademanalyse is gevorderd. Gelet op de casus en het Handboek van maatschappelijke classificaties geeft de keuze van ‘rijden onder invloed van alcohol’ geen blijk van een verkeerde toepassing van de maatschappelijke classificaties.
Er is geen sprake van feitelijke onjuistheden in de zin van artikel 22, eerste lid, van de Wjsg. Ik adviseer u dan ook om het verzoek ter verbetering van de justitiële gegevens af te wijzen.
Daarbij heeft de minister ter zitting met zoveel woorden de volgende toelichting gegeven. Het openbaar ministerie verstrekt aan de minister de gegevens voor de registratie in het JDS. Als de minister een verzoek om een rectificatie ontvangt, dan vraagt hij daarover een advies aan het openbaar ministerie. Als in het advies het openbaar ministerie vasthoudt aan wat in de registratie staat vermeld, dan heeft de minister niet de bevoegdheid om zelf de gegevens in het JDS aan te passen. De minister is in zoverre slechts een doorgeefluik. Als eiser het niet eens is met de desbetreffende maatschappelijke classificatie, dan kan hij zich met een herzieningsverzoek wenden tot het openbaar ministerie.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Op grond van artikel 22, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), voor zover hier van belang, heeft de betrokkene het recht op diens schriftelijk verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende justitiële gegevens te verkrijgen. Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg), ten tijde hier van belang, wordt als justitieel gegeven aangemerkt de maatschappelijke classificatie van het strafbare feit.
8. In de nota van toelichting bij het Besluit justitiële gegevens (Stb. 2014, 130) staat:
"(…) Met classificatie (eerste lid, onder e) wordt bedoeld een nadere aanduiding van het feit dat inzicht geeft in het soort overtreding. Gedacht kan daarbij worden aan de classificatie «tasjesroof» bij diefstal. Een dergelijke classificatie geeft enig inzicht in de zwaarte van het gepleegde feit.(…)"
De term “maatschappelijke classificatie” als bedoeld in het bepaalde in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder e, van het Bjsg is dus een specificatie van het strafbare feit (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 oktober 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BJ9487).
9. Vaststaat dat eiser in dit geval is veroordeeld voor “overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet”. In dat artikellid staat: “De bestuurder aan wie het in het eerste lid bedoelde bevel is gegeven, is verplicht ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en gevolg te geven aan alle door de opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.” Dit betekent dat eiser is veroordeeld voor het niet meewerken aan een ademanalysetest. Naar het oordeel van de rechtbank is de registratie “onder invloed van alcohol” geen specificatie van het niet meewerken aan een ademanalysetest. Het openbaar ministerie is kennelijk tot deze classificatie overgegaan op grond van het zogeheten ‘Handboek van maatschappelijke classificaties’, maar daarmee wordt voorbijgegaan aan de hiervoor geschetste betekenis van de wettelijke term “maatschappelijke classificatie”. Verder vindt het openbaar ministerie ‘de casus’ relevant, maar vaststaat dat eiser alleen is veroordeeld voor het niet meewerken aan een ademanalysetest. Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het onbegrijpelijk dat wordt vastgehouden aan de registratie ‘onder invloed van alcohol’.
10. De rechtbank volgt de minister niet in zijn stellingen dat hij slechts een doorgeefluik is en eiser zich kan wenden tot het openbaar ministerie met een herzieningsverzoek. De minister heeft immers op grond van artikel 22, eerste lid, van de Wsjg, in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder e, van het Bsjg de verplichting op verzoek van een rechthebbende een maatschappelijke classificatie, indien deze (feitelijk) onjuist is, te rectificeren. De minister heeft dus op grond van de wet in zoverre een eigen verantwoordelijkheid.
De conclusie
11. Omdat uit het voorgaande volgt dat de minister het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat dat niet voldoet aan de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en draagt de minister op een nieuw besluit op het bezwaar te nemen en daarbij rekening te houden met wat de rechtbank in deze uitspraak heeft bepaald.
De proceskosten
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat de minister het door eiser betaalde griffierecht aan hem moet terugbetalen.
13. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de door eiser gemaakte proceskosten. Die kosten zijn volgens de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in afwijking van de door eiser gevraagde reiskosten, € 17,40. De reiskosten worden namelijk gebaseerd op de kosten van openbaar vervoer 2e klas van de woonplaats van eiser naar de zittingsplaats van de rechtbank en terug. In dit geval dus 2 x € 8,70 (tarief enkele reis van Heeze naar ’s-Hertogenbosch of omgekeerd).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt de minister op een nieuw besluit op het bezwaar te nemen en daarbij rekening te houden met wat de rechtbank in deze uitspraak heeft bepaald;
 draagt de minister op het door eiser betaalde griffierecht van € 174,– aan hem terug te betalen;
 veroordeelt de minister in de proceskosten van € 17,40, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, rechter, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar geschied op 17 september 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.