ECLI:NL:RBOBR:2019:4386
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor bijzondere bijstand in kosten arbeidsmedische expertise
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 25 juli 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bijzondere bijstand had aangevraagd voor de kosten van een externe arbeidsmedisch expert. Het primaire besluit van 17 mei 2019, waarin de aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen, leidde tot bezwaar van verzoekster. Tijdens de zitting op 23 juli 2019 was verzoekster vertegenwoordigd door haar waarnemer, terwijl de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Son en Breugel, zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is en het bestreden besluit naar voorlopig oordeel geen stand zal kunnen houden. De rechter concludeerde dat verzoekster niet had aangetoond dat de kosten voor de arbeidsmedische expertise noodzakelijk waren in de zin van artikel 35 van de Participatiewet (Pw). De voorzieningenrechter verwees naar een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin werd gesteld dat het aan de rechter in de arbeidsongeschiktheidsprocedure is om eventuele onevenwichtigheden in de bewijspositie weg te nemen. Verzoekster had de mogelijkheid om haar argumenten te onderbouwen met medische gegevens in de bezwaarfase tegen het UWV.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat het primaire besluit in bezwaar gehandhaafd kon worden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.