ECLI:NL:RBOBR:2019:4374
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW-pensioen en beoordeling onevenredige last
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 29 juli 2019, is het beroep van eiser tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van zijn AOW-pensioen, dat met ingang van 11 augustus 2018 was vastgesteld. Eiser stelde dat de verhoging van de AOW-leeftijd hem onevenredig zwaar had getroffen, maar de rechtbank oordeelde dat de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd niet in strijd was met het eigendomsrecht zoals vastgelegd in het Eerste Protocol bij het EVRM. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij door de verhoging van de AOW-leeftijd in een onevenredig zware last verkeerde. Eiser had weliswaar financiële nadelen ondervonden, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet zodanig waren dat ze als onevenredig konden worden aangemerkt. De rechtbank wees erop dat eiser op de hoogte had kunnen zijn van de verhoging van de AOW-leeftijd en dat hij pas in 2017 een extra hypotheek had afgesloten, terwijl hij al eerder op de hoogte had kunnen zijn van de gevolgen voor zijn AOW-rechten. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiser niet zo schrijnend was dat er sprake was van een onevenredig zware last. Het beroep werd derhalve ongegrond verklaard.