Overwegingen
1. [naam] V.O.F. drijft sinds 1 juni 2017 een horecagelegenheid op de benedenverdieping van de voormalige watertoren aan het [adres]
. [naam] ( [naam] ) en [naam] ( [naam] ) zijn vennoten van [naam] V.O.F. Aan de opening van de horecagelegenheid is, voor zover voor deze zaak van belang, het volgende vooraf gegaan.
2. Op 15 november 2016 hebben [naam] en [naam] gesproken met een juridisch medewerker coördinatie team vergunningen en handhaving van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid (hierna: afdeling OOV) van de gemeente over de mogelijkheid een terras te plaatsen op het plein voor de watertoren.
3. Deze medewerker heeft per e-mail van 16 november 2016 aan [naam] laten weten dat een terras volgens het bestemmingsplan mogelijk is. In een op 17 november 2016 door deze medewerker aan [naam] gestuurde e-mail met als onderwerp “precario terras watertoren” staat onder meer: “
Dit adres valt buiten de Stadswallen, precario bedraagt dan € 11,90 (leges 2016) per jaar.”.
4. Op 1 juni 2017 is aan eiseres een terrasvergunning verleend voor het plaatsen en exploiteren van een horecaterras op de openbare weg voor het café. In de bij dit besluit behorende brief van 1 juni 2017 heeft het hoofd van de afdeling OOV namens de burgemeester aan eiseres onder meer meegedeeld: “
Voor het gebruik van openbare gemeentegrond bent u precariobelasting verschuldigd. (. .) Het tarief voor terrassen in het gebied buiten de stadswallen, zoals in dit geval, bedraagt op jaarbasis € 12,00 per m². De oppervlakte van het terras is 44 m². Van de afdeling Belastingen ontvangt u een aanslagbiljet.”.
5. Bij brief van 12 oktober 2017 heeft het hoofd van de afdeling OOV namens de burgemeester aan eiseres onder meer meegedeeld: “
In de begeleidende brief heb ik u geattendeerd op de precariobelasting die u moet betalen voor het gebruik van openbare gemeentegrond. Ik schreef dat het gebied buiten de stadswallen ligt en noemde het daarbij behorende tarief. Dat is op jaarbasis € 12,00 per m². Die informatie is niet juist gebleken. De afdeling Belastingen wees mij er op dat het terras niet buiten maar binnen de stadswallen ligt. Dat is een terechte constatering. Het betekent dat in dit geval het tarief Binnenstad van toepassing is. Dat tarief is € 63,50 per m² (prijspeil 2017).”.
6. Blijkens de aanslag van 31 december 2017 heeft verweerder aan eiseres een aanslag precariobelasting opgelegd naar het tarief geldend voor “
Terras binnen stadswal buiten Horecacl”, zijnde een tarief van € 63,50 per m² per jaar. Naar aanleiding van het door eiseres ingediende bezwaar heeft verweerder, naar eigen zeggen uit coulance, de aanslag precariobelasting verminderd tot een bedrag van € 801,40. Daarbij is verweerder voor de periode van 1 juni 2017 tot 12 oktober 2017 uitgegaan van het tarief dat geldt voor het gebied de buitenstad (het gebied buiten de stadswallen) en voor de periode 12 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 van het tarief dat geldt voor het gebied de binnenstad (het gebied binnen de stadswallen, met uitzondering van het gebied horecaclusters).
7. Eiseres is het niet eens met de bestreden uitspraak. Zij stelt dat de aanslag precariobelasting 2017 ook voor de periode 12 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 moet worden opgelegd naar het tarief geldend voor het gebied de buitenstad (buiten de stadswallen). Datzelfde geldt voor de hierop volgende belastingjaren. Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, de bestreden uitspraak te vernietigen en te bepalen dat de gemeente een nieuw besluit neemt, inhoudende een precariobelasting voor 2017 op basis van € 12 per m² per jaar, waarbij ook voor de volgende jaren volgens het dan geldende lagere tarief, of een ander passend tarief voor een locatie gelegen buiten de binnenstad en gevestigd bij een monumentaal pand, wordt aangeslagen. Daartoe voert eiseres het volgende aan.
8. Eiseres vindt dat verweerder handelt in strijd met het vertrouwensbeginsel. Zij heeft op twee momenten van de gemeente (te weten op 17 november 2016 en op 1 juni 2017) de ondubbelzinnige en zonder voorbehoud gegeven mededeling gekregen dat haar horecagelegenheid valt in het gebied de buitenstad (buiten de stadswallen). Eiseres stelt dat zij gerechtvaardigd heeft vertrouwd en ook mocht vertrouwen op deze mededelingen. Doordat de daadwerkelijke aanslag precariobelasting hoger is dan aan eiseres is meegedeeld, lijdt zij jaarlijks een schade van ten minste € 2.266 ten opzichte van haar begroting.
9. Verder stelt eiseres dat sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing, gelet op de door de gemeente gehanteerde gebiedsindeling en de daarbij behorende tariefdifferentiatie. De heffingsmaatstaf (meer specifiek: de gekozen gebiedsindeling) voor de precariobelasting sluit aan bij de stadswallen. Het gebruik van het criterium ‘de stadswallen’ is achterhaald en leidt tot willekeur. De gemeente beoogt met de gebiedsindeling kennelijk aansluiting te zoeken bij de commerciële potentie van bepaalde locaties. Terrassen buiten het centrum zijn ‘goedkoper’ dan terrassen binnen het centrum, waarbinnen dan weer de zogeheten horecaclusters nog een fractie ‘duurder’ zijn. Dit heeft rechtstreeks te maken met de bezoekersaantallen op de diverse locaties. Wanneer de stadswallen als criterium voor de gebiedsindeling worden gebruikt, wordt echter niet bereikt wat de gemeente kennelijk beoogt. Het terras van eiseres is namelijk gelegen buiten het centrum c.q. de binnenstad, tegen een woonwijk aan. Bezoekers van het centrum komen niet in de buurt van het terras van eiseres en bij evenementen in het centrum daalt de omzet van eiseres. De door eiseres gedreven horecagelegenheid ligt 25 minuten lopen vanaf het Centraal Station en er is geen bushalte in de buurt. Ook de relatief lage parkeertarieven voor de weinige parkeerplaatsen in het Hinthamereinde, in vergelijking met de hogere parkeertarieven in de Hinthamerstraat, wijzen erop dat de gemeente de locatie van eiseres commercieel minder aantrekkelijk vindt. Verder wijst eiseres nog op de relatief lage huurprijzen van winkelpanden in de omgeving van de horecagelegenheid.
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Medewerkers van de afdeling OOV zijn niet bevoegd om uitlatingen te doen over de precariobelasting, omdat op het gebied van precariobelasting de heffingsambtenaar het bevoegde bestuursorgaan is. Er is ook geen toerekenbare schijn van bevoegdheid gewekt. Eiseres had bovendien kunnen weten dat de door de afdeling OOV gegeven informatie niet juist was, wanneer zij kennis had genomen van de Verordening precariobelasting en de daarbij behorende tarieventabel. Er is dan ook sprake van een kenbare omissie. Verweerder merkt in dit verband op dat de stadswallen ter plaatse van de horecagelegenheid zichtbaar zijn alsook dat eiseres op haar website heeft aangegeven dat de watertoren vlakbij de stadsmuur ligt. Er mag dan ook volgens verweerder van worden uitgegaan dat eiseres bekend is met de ligging van de stadswallen. Indien al sprake zou zijn geweest van gerechtvaardigd vertrouwen, dan is dit vertrouwen opgeheven bij brief van 12 oktober 2017. Omdat eiseres door de afdeling OOV onjuist is geïnformeerd, heeft verweerder uit coulance de aanslag precariobelasting verminderd tot een bedrag van € 801,40, zodat feitelijk voor de periode 1 juni 2017 tot 12 oktober 2017 het tarief geldend voor het gebied buiten de stadswallen moet worden betaald.
10. Verweerder bestrijdt dat sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Voor de gebiedsindeling en de daaraan gerelateerde tariefdifferentiatie bestaat volgens verweerder een objectieve en redelijke rechtvaardiging. Een horecaterras binnen de stadswallen onderscheidt zich van horecaterrassen in normale woonwijken, doordat er meerdere functies worden gecombineerd, te weten wonen/werken/cultureel/commercieel. Deze gecombineerde functies vragen om forsere investeringen (zoals het opknappen van openbare gebieden en handhavingscontroles) dan de investeringen die moeten worden gedaan in normale woonwijken. Verweerder verwijst in dit verband naar diverse door hem overgelegde stukken, waaronder de ‘Nota Horecaterrassen 2002’ en de ‘Nota Horecaterrassen 2009 gemeente ’s-Hertogenbosch’. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de stadswallen een objectieve grens vormen waarbinnen of waarbuiten een bepaald tarief geldt.
12. Op grond van artikel 228 van de Gemeentewet kan ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een precariobelasting worden geheven.
13. Op grond van artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van een precariobelasting in de gemeente ’s-Hertogenbosch 2017 (hierna: de Verordening) wordt onder de naam precariobelasting een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
14. In artikel 5 van de Verordening is bepaald dat de precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij de Verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in de Verordening bepaalde.
15. Op grond van onderdeel I, hoofdstuk 6 (Terrassen) van de tarieventabel 2017 bedraagt het tarief voor het voor de uitoefening van een horecabedrijf hebben van een horecaterras per m² per jaar:
a. in het gebied de buitenstad: het gebied buiten de stadswallen: € 12,00
b. in het gebied de binnenstad: het gebied binnen de stadswallen m.u.v. het gebied horecaclusters: € 63,50
c. in het gebied horecaclusters: het gebied van de Parade, Korte Putstraat, Markt, Pensmarkt en Uilenburg (d.w.z. Korenbrugstraat, Molenstraat en Lepelstraat/Vismarkt): € 80,55.
16. De rechtbank stelt voorop dat het beroep zich richt tegen de aan eiseres opgelegde aanslag precariobelasting over het belastingjaar 2017. Over andere belastingjaren gaat de rechtbank in deze uitspraak niet.
16. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres precariobelasting aan verweerder verschuldigd is. In geschil is de hoogte van de aanslag precariobelasting die aan eiseres is opgelegd. De rechtbank zal hierna eerst ingaan op het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel.
Vertrouwensbeginsel
16. Uit de bestreden uitspraak blijkt dat verweerder de aanslag precariobelasting heeft verminderd in die zin dat eiseres over de periode 1 juni 2017 tot 12 oktober 2017 het tarief moet betalen dat geldt voor het gebied de buitenstad (buiten de stadswallen). Gelet daarop zal de rechtbank in zoverre het beroep niet beoordelen. Tijdens de zitting heeft ook de gemachtigde van eiseres verklaard dat zij van mening is dat eiseres over deze periode geen belang meer heeft.
19. Dat ligt anders voor de periode van 12 oktober 2017 tot en met 31 december 2017. De rechtbank zal daarom het beroep op het vertrouwensbeginsel hierna beoordelen.
20. Om een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel te kunnen doen, moet sprake zijn van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging of mededeling door het daartoe bevoegde orgaan die het gevolg heeft gehad dat een belanghebbende daarop zijn of haar handelen heeft afgestemd. De rechtbank stelt vast dat de uitlatingen waar eiseres zich op beroept niet zijn gedaan door daartoe bevoegde personen. Onder omstandigheden kunnen echter ook uitlatingen van personen die niet bevoegd zijn en die moeten worden aangemerkt als een toezegging of mededeling zoals hiervoor omschreven, tot rechtens te honoreren vertrouwen leiden. Dat is het geval wanneer een belanghebbende onder de gegeven omstandigheden mocht aannemen dat de schijn is gewekt dat gedane toezeggingen kunnen worden toegerekend aan de heffingsambtenaar. Een en ander komt anders te liggen wanneer de belanghebbende redelijkerwijs heeft begrepen of moet hebben begrepen dat de gedane uitlating niet juist kon zijn.
21. De rechtbank is van oordeel dat dit laatste aan de orde is. Verweerder heeft voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een voor eiseres kenbare omissie. Verweerder heeft in de stukken gesteld, en eiseres heeft dat niet weersproken, dat de stadswallen ter plaatse van de horecagelegenheid van eiseres zichtbaar zijn en dat eiseres zelf op haar website melding maakt van ligging nabij de stadswallen. Op de zitting is namens eiseres verklaard dat zij wist van de verdeling in gebieden voor de precariobelasting en dat de watertoren op een grensgebied ligt alsook dat zij daarom heeft gevraagd tot welk gebied de locatie behoort. Verder is verklaard dat eiseres wel naar het kaartje heeft gekeken, maar dacht dat het niet kon kloppen, nu het volgens eiseres onlogisch is dat de locatie wordt gerekend tot de binnenstad. Gegeven de omschrijving van de gebiedsverdeling in de tarieventabel in het licht van de gestelde en niet bestreden omschrijving van de feitelijke situatie ter plaatse alsook de verklaring van eiseres op de zitting, is de rechtbank van oordeel dat eiseres redelijkerwijs moet hebben begrepen dan wel behoorde te begrijpen dat de gedane uitlatingen niet juist konden zijn.
21. Aan bespreking van de overige stellingen van partijen ter zake het vertrouwensbeginsel komt de rechtbank niet toe. Ook al zou de rechtbank daarin de visie van eiseres volgen, dan leidt dat niet tot een andere uitkomst gezien wat de rechtbank in 21 heeft overwogen.
23. Dat brengt de rechtbank op het betoog van eiseres dat sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing.
24. De rechtbank deelt het standpunt van eiseres niet en overweegt daartoe als volgt.
25. Vooropgesteld wordt dat de wetgever aan gemeenten de bevoegdheid heeft gegeven om, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en met inachtneming van de in de wet opgenomen beperkingen, zelf de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven te kiezen voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat gemeenten in beginsel vrij die heffingsmaatstaven te kiezen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de plaatselijke praktijk van de belastingheffing. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1174). 26. Naar het oordeel van de rechtbank staat het een gemeente vrij om als heffingsmaatstaf een gebiedsindeling te hanteren, waarbij afhankelijk van de ligging van een horecagelegenheid een ander tarief wordt gehanteerd, indien en voor zover voor het gemaakte onderscheid een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Zie in vergelijkbare zin gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 1 november 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:4541). 27. Eiseres heeft op de zitting nog verklaard dat weliswaar sprake is van een objectieve rechtvaardiging, maar niet van een redelijke rechtvaardiging. Verweerder meent dat wel sprake is van een redelijke rechtvaardiging. Verweerder heeft in aanvulling op zijn verweerschrift op de zitting desgevraagd verklaard dat zijn standpunt dat de terrassen die vallen in het gebied binnenstad (binnen de stadswallen) zich onderscheiden van de terrassen daarbuiten, vanwege het combineren van meerdere functies en daarmee gepaard gaande forsere investeringen, geldt voor het gehele gebied binnen de stadswallen. Volgens verweerder zitten ook in de omgeving van de horecagelegenheid van eiseres winkels, zij het in mindere mate. Ook wil verweerder best aannemen dat er minder dagjesmensen komen op de locatie van eiseres, maar verweerder wijst erop dat de stadswallen en de watertoren wel bezocht worden en tot het culturele erfgoed behoren. Er wordt ook geïnvesteerd in het gebied. Zo zijn het plein voor de watertoren en de Bartenbrug opgeknapt. Pas als de brug wordt overgestoken, begint echt de woonwijk waar eiseres op doelt. Tot slot heeft verweerder erop gewezen dat altijd ergens een grens moet worden getrokken en dus sprake is van een grensgebied. De commerciële redenen, waar eiseres vanuit gaat, gelden alleen voor de horecaclusters en niet voor de andere gebieden, aldus verweerder.
27. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ruime vrijheid van de gemeente in de keuze van een heffingsmaatstaf voor de toepasselijke belastingheffing, verweerders uitleg in zijn verweerschrift, de daarbij overgelegde stukken en zijn uitleg op de zitting, niet gesproken kan worden van een willekeurige of onredelijke belastingheffing. De rechtbank ziet niet in dat verweerder niet in redelijkheid tot de in 2017 gehanteerde gebiedsverdeling heeft kunnen komen. De omstandigheid dat het in het gebied dat binnen de stadswallen ligt in de ene straat qua bezoekers drukker zal zijn dan in de andere straat, maakt dit niet anders. Bovendien heeft verweerder daar in die zin wel oog voor gehad, dat de horecaclusters in dit gebied, waarvan duidelijk is dat die locaties afwijken van bijvoorbeeld de locatie waar de horecagelegenheid van eiseres zich bevindt, voor een hoger tarief worden aangeslagen dan de overige locaties in het gebied binnen de stadswallen. Dat het Hinthamereinde minder bezoekers van het stadscentrum aantrekt dan de Hinthamerstaat, zoals door eiseres is gesteld, vindt de rechtbank aannemelijk en ook de gemachtigde van verweerder heeft dit op de zitting erkend. Ook de stelling van eiseres dat aan het Hinhamereind winkels gevestigd zijn die minder winkelend publiek uit het stadscentrum aantrekken en meer lokale bewoners, dan sommige andere straten in het stadscentrum, acht de rechtbank aannemelijk. Deze omstandigheden maken echter nog niet dat voor de gehanteerde gebiedsindeling en de tariefdifferentiatie geen redelijke rechtvaardiging meer bestaat. De rechtbank deelt in die zin verweerders standpunt dat ergens een grens moet worden getrokken en op basis van verweerders toelichting ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat verweerder die grens niet in redelijkheid heeft kunnen trekken zoals hij dat heeft gedaan.
29. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.