In deze zaak vorderde een werknemer met een slapend dienstverband dat Sligro Food Group Nederland B.V. de arbeidsovereenkomst zou opzeggen voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, onder toekenning van een transitievergoeding van € 77.000,00 bruto. De werknemer stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen op 28 juni 2019. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet verplicht was om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, ook niet in het licht van de Wet compensatie transitievergoedingen (WCT). De kantonrechter concludeerde dat de werkgever geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kon worden verweten door de arbeidsovereenkomst niet op te zeggen, en dat de werknemer geen recht had op de gevorderde transitievergoeding. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.