Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 juli 2019 in de zaak tussen
[eisers] , te [woonplaats] , eisers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond, verweerder,
[belanghebbende], te [woonplaats] (gemachtigde: mr. M.R.A. Arntz).
Procesverloop
Overwegingen
1.70 meter hoog boven het platte dak uit.
- De Afdeling oordeelt hierover in een uitspraak van 12 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4032) dat artikel 7.22 van het Bouwbesluit een vangnetbepaling is. Deze bepaling kan worden toegepast als andere bepalingen niet helpen tegen overmatige hinder van een bouwwerk.
- De Afdeling heeft in andere uitspraken (waaronder de uitspraak van 5 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2917) overwogen dat er geen algemeen aanvaarde inzichten bestaan over de beantwoording van de vraag of, en zo ja, onder welke omstandigheden en bij welke frequentie, rook afkomstig van gebruik van een houtkachel schade aan de mens toebrengt. Met andere woorden, men is het er niet over eens wat nu hinder is en wanneer een houtkachel schade kan veroorzaken bij de mens. De Wet milieubeheer met (in bijlage 1 van die wet) grenswaarden voor fijnstof geeft ook geen duidelijkheid. Afdeling 3.8 van het Bouwbesluit geldt alleen voor de eigen woning.
- Hoe beoordeelt de Afdeling dan de afwikkeling van de klachten? Zij kijkt naar de manier waarop de ambtenaren van de gemeente de houtkachel(rook) hebben bekeken. Hoeveel keer zijn de ambtenaren langs geweest, hebben ze gekeken naar de omgeving, enzovoorts. Rook uit een kachelpijp zegt nog niets over de hoeveelheid overlast (dat staat in de uitspraak van 5 september 2018 van de Afdeling).
- In een recente uitspraak van 26 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2012) heeft de Afdeling geoordeeld dat een gemeente niet hoeft aan te knopen bij geurbeleid voor bedrijven.
- Kan de StAB één of meerdere voorstellen doen voor een objectiveerbare norm voor hinder van een particuliere houtkachel?
- Kan de StAB een voorstel doen voor controle van die norm?
- Brandstofkwaliteit (het vochtgehalte van het haardhout, dat met een eenvoudig apparaat kan worden gemeten).
- Verbrandingsproces (het type kachel, de luchttoevoer / gebruik smoorklep, de aanmaakmethode).
- De verspreiding (de hoogte van de afvoerpijp, aanwezigheid van een regenkap, en windsnelheid).
1,5 meter hoogte niet overschreden en ter hoogte van het slaapkamerraam van eisers enigszins overschreden (0,9 OUe per m3 98 percentiel).
14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:518).
Het argument van verweerder dat er geen landelijke regels gelden of landelijke richtlijnen voor het gebruik van houtkachels is ook niet voldoende. Ook bij het ontbreken van deze regels of richtlijnen geldt artikel 7.22 van het Bouwbesluit nog steeds en zal verweerder dus een antwoord moeten geven op de vraag of het gebruik van een houtkachel tot hinder leidt.
Zijn de 22 inspecties dan voldoende om vast te stellen dat er geen hinder is geweest en geen overtreding van artikel 7.22 van het Bouwbesluit? De rechtbank kan niets met deze inspecties. Dat komt in de eerste plaats omdat verweerder geen duidelijke conclusies heeft getrokken uit deze 22 inspecties. Voor de rechtbank is het moeilijk om dit zelf te beoordelen. Zij was niet bij de inspecties aanwezig. De resultaten van deze inspecties zijn wel heel erg kort vastgelegd in de bijlage bij het primaire besluit. Het is niet in alle gevallen duidelijk waar de gemeentelijke controleur stond, wat voor weer het was en wanneer de kachel was aangestoken. Overigens is in enkele gevallen wel rook en geur waargenomen.
Verweerder heeft aangegeven dat hij zijn beoordelingsruimte over hinder zelf wenst in te vullen en zelf kan bepalen of hij beleid maakt. Verweerder heeft inderdaad beoordelingsruimte bij het bepalen van de aanvaardbaarheid van de hinder. Hij mag beleid vaststellen maar hoeft dit niet te doen. Verweerder heeft deze beoordelingsruimte echter in dit geval niet gebruikt. Ook zonder beleid te maken en zonder landelijke richtlijnen had verweerder kunnen bepalen in welke gevallen er volgens hem (in ieder geval) sprake zou kunnen zijn van hinder. Dat heeft hij niet gedaan.
Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 3.322,95.
Rechtsmiddel
BIJLAGE 1
Artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012
"