ECLI:NL:RVS:2018:2917
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering handhavend optreden tegen kachelpijp in Ermelo
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het college van burgemeester en wethouders van Ermelo werd verweten niet handhavend op te treden tegen de plaatsing van een kachelpijp op een perceel in Ermelo. [appellant], die naast het perceel woont, ondervond rook- en geuroverlast van de houtkachel die op de kachelpijp was aangesloten. Het college had eerder besloten om geen handhavend optreden te initiëren, omdat er een omgevingsvergunning was verleend voor de kachelpijp en volgens hen geen sprake was van hinder zoals bedoeld in artikel 7.22 van het Bouwbesluit. Dit besluit was gebaseerd op verschillende onderzoeken, waaronder een windonderzoek en buurtonderzoek, waaruit bleek dat andere buurtbewoners geen overlast ervoeren.
[appellant] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college voldoende onderzoek had gedaan. Hij stelde dat de controles door het college niet adequaat waren uitgevoerd en dat de waarnemingen van de toezichthouder niet overeenkwamen met zijn eigen ervaringen van geur- en rookoverlast. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling concludeerde dat het college op basis van het uitgevoerde onderzoek terecht had gesteld dat er geen sprake was van hinder als bedoeld in het Bouwbesluit en dat het niet bevoegd was om handhavend op te treden. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.