ECLI:NL:RBOBR:2019:4036

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
18/2607
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken van gronden in het beroepschrift

Op 9 juli 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad. Eiseres had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van 17 oktober 2018, maar had in haar beroepschrift geen gronden vermeld. De rechtbank heeft eiseres op 31 oktober 2018 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Eiseres heeft op 28 november 2018 om uitstel gevraagd, maar dit werd niet verleend. Tijdens een telefoongesprek op 29 november 2018 werd eiseres medegedeeld dat zij tot 1 december 2018 de gelegenheid had om gronden in te dienen. Aangezien 1 december op een zaterdag viel, werd de termijn verlengd tot 3 december 2018. Eiseres heeft op deze laatste datum gronden ingediend, maar deze betroffen geen specifieke punten van onenigheid met het bestreden besluit. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiseres niet had voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/2607

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, verweerder,
(gemachtigde: mr. C. Königs).

Procesverloop

Eiseres heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 17 oktober 2018 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2019. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Iemand die beroep instelt moet, op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank – na een herstelmogelijkheid – het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
2. Vaststaat dat eiseres geen gronden heeft vermeld in het digitaal beroepschrift van
25 oktober 2018. De rechtbank heeft eiseres daarom bij brief van 31 oktober 2018 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Gelet op deze brief moesten de gronden op uiterlijk 28 november 2018 bij de rechtbank ontvangen zijn.
3. Eiseres heeft de rechtbank op 28 november 2018 verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden. De rechtbank heeft dezelfde dag gebeld met eiseres en haar medegedeeld dat geen uitstel wordt verleend, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn aangedragen. Tijdens het telefoongesprek is aangegeven dat alsnog binnen de gestelde termijn gereageerd moet worden. Het voorgaande heeft de rechtbank daarna ook schriftelijk bevestigd.
4. Vervolgens heeft eiseres op 29 november 2018 telefonisch contact opgenomen met de rechtbank. Eiseres heeft aangegeven dat tijdens dat telefoongesprek door een medewerkster van de rechtbank is medegedeeld dat eiseres tot 1 december 2018 de gelegenheid heeft om beroepsgronden in te dienen. De rechtbank heeft navraag gedaan bij de desbetreffende medewerkster en deze heeft bevestigd dat zij voorgaande mededeling gedaan kan hebben. De rechtbank zal daarom uitgaan van 1 december 2018 als laatste dag waarop de gronden bij de rechtbank ontvangen moesten zijn. Omdat 1 december 2018 op een zaterdag valt, wordt de termijn – op grond van de Algemene termijnenwet – verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag, waardoor de uiteindelijke datum uitkomt op 3 december 2018.
5. Eiseres heeft op 3 december 2018, dus binnen de gestelde termijn, beroepsgronden ingediend. Echter zien deze gronden niet op het bestreden besluit. Kort gezegd heeft eiseres niet met specifieke punten aangegeven waarom zij het niet eens is met het besluit van 17 oktober 2018. Hetgeen door eiseres is aangevoerd betreft slechts een uiting van ongenoegen over (eerdere) beslissingen van verweerder en dit valt, wat hier verder ook van zij, buiten de omvang van deze procedure.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, rechter, in aanwezigheid van
M.J.J.M.C. van Schaijk, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op
9 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.