Op 4 juli 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 13 februari 2019. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van Waterschap De Dommel, die op 3 juli 2018 was genomen. De rechtbank had het beroep in de eerdere uitspraak niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de opposant verzuimd had om binnen de gestelde termijn beroepsgronden aan te leveren. De opposant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 23 mei 2019 heeft de rechtbank de argumenten van de opposant beoordeeld. De opposant stelde dat de niet-ontvankelijkverklaring onterecht was, omdat de bevestigingsbrief van de rechtbank, waarin een herstel-verzuim-termijn was geboden, slechts per gewone post was verzonden. De rechtbank oordeelde echter dat de opposant de brief van 15 augustus 2018 had ontvangen, aangezien hij in een fax van 14 september 2018 het zaaknummer noemde en aangaf dat hij het beroep motiveerde. De rechtbank concludeerde dat de opposant geen argumenten had aangedragen die de eerdere niet-ontvankelijkverklaring konden weerleggen.
De rechtbank oordeelde dat de procedure correct was gevolgd en dat de opposant niet in zijn verzet was geslaagd. De uitspraak van 13 februari 2019 bleef daarom in stand. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan door rechter F.M. Rijnbeek, met griffier M.J.J.M.C. van Schaijk LLB, en is op 4 juli 2019 verzonden aan de partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.